ECLI:NL:RBLIM:2019:1471

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
7481396 CV 19-528
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimten wegens huurachterstand

In deze zaak, die op 15 februari 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderden eiser sub 1 en de besloten vennootschap Vicus Maastricht B.V. de ontruiming van drie bedrijfspanden en betaling van huurachterstanden door gedaagde. De procedure volgde op een huurachterstand van in totaal € 54.862,71, die door gedaagde niet werd betwist. Eiser sub 1 verhuurde sinds 9 maart 2016 en 1 juli 2017 aan gedaagde, terwijl Vicus sinds 1 juli 2016 een pand verhuurde. Ondanks herhaalde verzoeken om betaling en toezeggingen van gedaagde, bleef deze in gebreke. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2019 werd door gedaagde aangevoerd dat er een financiering aan zou komen, maar de eisers waren niet overtuigd van de betrouwbaarheid van deze toezeggingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de eisers, gezien de oplopende huurachterstand, rechtvaardigde dat er voorlopige voorzieningen werden getroffen. De rechter besloot gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de panden en betaling van de huurachterstanden, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden eveneens aan gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7481396 CV EXPL 19-528
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 15 februari 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VICUS MAASTRICHT B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.J.V.M. Batta,
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n [handelsnaam 1] alsmede h.o.d.n. [handelsnaam 2],
wonend aan de [adres 1] , [woonplaats 2]
gedaagde partij,
gemachtigde mr. E. Sweebe.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , Vicus en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 11 februari 2019
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
De volgende, in de dagvaarding gestelde, feiten zijn door [gedaagde] ter zitting onweersproken gelaten en worden daarom hier als vaststaand aangenomen:
2.1.
[eiser sub 1] verhuurt met ingang van 9 maart 2016 aan [gedaagde] de bedrijfsruimte op de begane grond en opslag/berging in het souterrain aan de [adres 2] te [plaats] en met ingang van 1 juli 2017 de bedrijfsruimte op de begane grond omvattende winkelruimte, toilet en pantry, kantoor en bedrijfsruimten op verdieping 1 en de opslagruimte in de kelder aan de [adres 3] te [plaats] .
2.2.
Vicus verhuurt met ingang van 1 juli 2016 aan [gedaagde] de bedrijfsruimte op de begane grond en opslag/berging in het souterrain aan de [adres 4] te [plaats] .
2.3.
[gedaagde] heeft, berekend tot en met februari 2019, voor de panden van [eiser sub 1] een huurachterstand laten ontstaan van in totaal € 34.860,25 en voor het pand van Vicus van
€ 20.004,46.
2.4.
Ondanks diverse buitengerechtelijke pogingen door [eiser sub 1] (voor zichzelf en in zijn hoedanigheid als bestuurder/eigenaar van Vicus) blijft [gedaagde] nalatig met betaling van voormelde huurachterstanden. De door [gedaagde] per e-mail gedane toezeggingen tot betaling komt [gedaagde] niet na en zij reageert niet altijd op verzoeken om informatie van [eiser sub 1] of diens gemachtigde.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] en Vicus vorderen, samengevat, de veroordeling van [gedaagde] :
- om het gehuurde te Heerlen aan de [adres 4] en [adres 2] en aan de [adres 3] te ontruimen en te verlaten,
- om de huurachterstand, de huur althans gebruiksvergoeding vanaf 1 maart 2019, de verbeurde en nog te vervallen wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten te betalen.
3.2.
[eiser sub 1] en Vicus leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] haar verplichtingen als huurder - specifiek het betalen van de huurpenningen - niet nakomt.
3.3.
[gedaagde] heeft ter zitting bij monde van zijn gemachtigde geantwoord.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de zaak (een oplopende huurachterstand).
4.2.
[gedaagde] stelt ter zitting dat zij in financiële problemen zit en dat haar gemachtigde vanochtend (11 februari 2019) telefonisch contact met [naam] heeft gehad die (haar gemachtigde) bevestigde dat er een behoorlijke financiering, mede bestemd tot betaling van de huurachterstand, aan zit te komen. [gedaagde] verzoekt daarom het vonnis twee à drie weken aan te houden omdat er dan uitsluitsel over die financiering zal volgen. [eiser sub 1] en Vicus willen vonnis omdat [gedaagde] eerdere toezeggingen nooit nakwam en zij niet meer geloven in thans gedane - vage - toezegging van [gedaagde] . Gelet op de niet betwiste omvang en duur van de huurachterstand en de eerdere niet nagekomen toezeggingen tot betaling door [gedaagde] is aan alle voorwaarden voor ontbinding van de huurovereenkomsten in een bodemprocedure en veroordeling van [gedaagde] tot betaling voldaan. Het spoedeisend belang van eisers rechtvaardigt om op die beslissingen vooruit te lopen door het geven van voorlopige voorzieningen. Dit betekent dat de veroordelingen tot ontruiming, tot betaling van de huurachterstand voor ieder pand vermeld in 2.1 en 2.2 en tot betaling van de huurprijs tot en met de maand van ontruiming zullen worden gegeven. Dit laatste wordt niet anders doordat (volgens de verklaring van de gemachtigde van [gedaagde] ) thans twee van de drie panden leeg staan. De huurovereenkomsten duren immers voort en de ontruiming en oplevering hebben nog niet plaatsgevonden.
4.3.
De gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen. Gebleken is dat [eiser sub 1] en Vicus genoodzaakt waren om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken, de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden zijn niet door [gedaagde] betwist en het kostenbedrag is berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.4.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] en Vicus tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.187,06, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 101,06 aan explootkosten en € 486,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een week na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimten aan de [adres 2] te [plaats] en de [adres 3] te [plaats] met al het hare en de haren te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser sub 1] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 1] te betalen:
- € 30.020,45 aan huurachterstand tot en met januari 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag van voldoening,
- € 2.420,00 voor het gehuurde aan de [adres 2] te [plaats] en € 2.420,00 voor het gehuurde aan de [adres 3] te [plaats] voor elke ingegane maand vanaf 1 februari 2019 tot aan de dag van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag telkens vanaf de eerste van elke maand tot aan de dag van de algehele voldoening,
- € 76,77 m.b.t. [adres 2] en € 87,73 m.b.t. [adres 3] aan tot 21 januari 2019 verbeurde wettelijke rente,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een week na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan de [adres 4] te [plaats] met al het hare en de haren te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Vicus te stellen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Vicus te betalen:
- € 17.281,96 aan huurachterstand tot en met januari 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag van voldoening,
- € 2.722,50 voor elke ingegane maand vanaf 1 februari 2019 tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde aan de [adres 4] te [plaats] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag telkens vanaf de eerste van elke maand tot aan de dag van de algehele voldoening,
- € 103,29 m.b.t. [adres 4] aan tot 21 januari 2019 verbeurde wettelijke rente,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser sub 1] of Vicus van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.248,02 en de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] en Vicus tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.187,06,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.