Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3. Het verzoek en het verweer
.
4.De beoordeling
.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 februari 2019 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, die uit verschillende culturen komen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.C.H. Poelman, verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.P.H. Stoelhorst, een zorgregeling voorstelde die een gelijkwaardige verdeling van de zorg inhield. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken als adviseur in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige bij de vader woont en dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader niet goed voor het kind zorgt. De rechtbank heeft besloten dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader blijft, om zo de stabiliteit en continuïteit in het leven van het kind te waarborgen. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarige in de oneven weken van donderdag na school tot dinsdag voor school bij de moeder verblijft en in de even weken van donderdag na school tot vrijdag 18.00 uur bij de vader. Dit resulteert in een nagenoeg gelijke verdeling van de zorg tussen beide ouders.
De rechtbank heeft ook extra voorwaarden aan de zorgregeling verbonden, zoals dat vakanties naar het land van de moeder maximaal eenmaal per jaar mogen plaatsvinden en dat er voldoende rust en structuur voor de minderjarige moet zijn. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.