ECLI:NL:RBLIM:2019:1436

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
C/03/252937 / FA RK 18-2752
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling na het verbreken van een relatie tussen partijen uit verschillende culturen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 februari 2019 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, die uit verschillende culturen komen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.C.H. Poelman, verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.P.H. Stoelhorst, een zorgregeling voorstelde die een gelijkwaardige verdeling van de zorg inhield. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken als adviseur in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige bij de vader woont en dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader niet goed voor het kind zorgt. De rechtbank heeft besloten dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader blijft, om zo de stabiliteit en continuïteit in het leven van het kind te waarborgen. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarige in de oneven weken van donderdag na school tot dinsdag voor school bij de moeder verblijft en in de even weken van donderdag na school tot vrijdag 18.00 uur bij de vader. Dit resulteert in een nagenoeg gelijke verdeling van de zorg tussen beide ouders.

De rechtbank heeft ook extra voorwaarden aan de zorgregeling verbonden, zoals dat vakanties naar het land van de moeder maximaal eenmaal per jaar mogen plaatsvinden en dat er voldoende rust en structuur voor de minderjarige moet zijn. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 15 februari 2019
Zaaknummer: C/03/252937 / FA RK 18-2752
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoeker] ,
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.C.H. Poelman, kantoorhoudend te Brunssum,
en:
[verweerster] ,
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats] ,
advocaat mr. D.J.P.H. Stoelhorst, kantoorhoudend te Roermond.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost [land] ,verder te noemen:
de raad, gevestigd te Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen op 24 juli 2018;
- het verweerschrift van de moeder tevens inhoudende zelfstandige verzoeken, ingekomen op 14 januari 2019;
- het aanvullend verzoekschrift van de vader, ingekomen op 18 januari 2019;
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 22 januari 2019 en waar zijn verschenen:
- de vader en mr. Poelman;
- de moeder en mr. Stoelhorst;
- een vertegenwoordigster van de raad.

2.De feiten

[minderjarige] (roepnaam: [minderjarige] ) is geboren te [geboorteplaats] op [2013] uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader.
De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft bij de vader.

3. Het verzoek en het verweer

De vader heeft, na aanvulling van zijn aanvankelijk verzoek, verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
- het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij hem zal zijn;
- de moeder een zorgregeling met [minderjarige] zal hebben conform het navolgende:
- gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag tot maandag voor school
evenals de donderdag volgend op het weekend vanuit school tot 19.30 uur, waarbij zij bij de moeder eet, en in de andere week de woensdag vanuit school tot 19.30 uur, waarbij zij bij de moeder eet;
- gedurende de vakanties en feestdagen zoals vermeld in het petitum van het aanvullend verzoekschrift,
onder de extra voorwaarden zoals vermeld in het petitum van het verzoekschrift;
subsidiair, een dusdanige regeling als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De moeder heeft in haar verweerschrift verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen. Kosten rechtens. De moeder heeft voorts bij zelfstandig verzoek verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij haar zal zijn;
- primair, een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] bij de vader zal
verblijven gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot
zondagavond 18.00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties en
feestdagen in onderling overleg te bepalen;
subsidiair, een vorm van co-ouderschap vast te stellen waarbij partijen gedurende de helft van de tijd voor [minderjarige] zorgen, inhoudende dat [minderjarige] dan maandag uit school naar de vader gaat tot woensdagmiddag uit school, waarna zij naar de moeder gaat en daar verblijft tot vrijdagmiddag 17.00 uur en waarbij [minderjarige] dan voorts afwisselend de weekenden bij de vader en de moeder doorbrengt van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede de vakanties en de feestdagen bij helfte worden verdeeld;
- kosten rechtens
.
Op de door partijen over en weer betrokken stellingen zal de rechtbank, voor zover nodig, hierna ingaan.

4.De beoordeling

De rechtsmacht en het toepasselijk recht
De moeder heeft de [nationaliteit] en de vader en [minderjarige] hebben de [nationaliteit] .
Op grond van artikel 8 Brussel IIbis is de Nederlandse rechter bevoegd nu [minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland had ten tijde van het aanhangig maken van de zaak.
Aangezien de rechtsmacht van de Nederlandse rechter gebaseerd is op artikel 8 Brussel IIbis, dienen voor de vaststelling van het recht aan de hand waarvan de onderhavige verzoeken dienen te worden beoordeeld de bepalingen van het HKBV ’96 te worden toegepast. Uit het bepaalde in artikel 15 lid 1 HKBV ’96 volgt dat Nederlands recht van toepassing is.
De wettelijke grondslag
Ingevolge artikel 1: 253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
In artikel 1:253a lid 2 BW is bepaald dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijf heeft en voorts een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Het hoofdverblijf
Partijen hebben beiden verzocht het hoofdverblijf van [minderjarige] bij een ieder van hen te bepalen.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat een van beide partijen niet op een goede wijze voor [minderjarige] zorgt. Er dient echter duidelijkheid en rust te komen ter zake het hoofdverblijf van [minderjarige] . [minderjarige] is bij kort geding vonnis van 14 november 2018 aan de vader toevertrouwd en staat bij de vader ingeschreven. Niet gesteld noch gebleken is dat er sindsdien iets is veranderd in de situatie rondom [minderjarige] waardoor een wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] op zijn plaats zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank wordt middels de bepaling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader ook bewerkstelligd dat de invulling van het dagelijkse ritme van [minderjarige] niet nodeloos en ingrijpend wordt veranderd.
Gelet op al het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de vader toewijzen en dat van de moeder afwijzen.
De zorgregeling
De vader heeft ter zitting verzocht een definitieve zorgregeling vast te stellen en de zorgregeling niet, zoals de moeder heeft voorgesteld, over te laten aan Yvoor. De vader heeft voorgesteld de huidige zorgregeling waarbij [minderjarige] in de oneven weken van donderdag na school tot maandag voor school en in de even weken van donderdag na school tot vrijdag voor school bij de moeder verblijft, uit te breiden met omgang op vrijdag en maandag. De moeder heeft niet ingestemd met dat voorstel en zij heeft aangegeven dat zij een gelijkwaardige verdeling van de zorgregeling wenst.
De raad heeft ter zitting aangegeven dat het jammer is dat partijen strijden over een voorlopige dan wel definitieve zorgregeling en het belang van [minderjarige] daarin niet voorop stellen. De raad acht dat het van belang dat er een gelijkwaardige verdeling van de zorgregeling komt en geeft aan dat een dergelijke regeling nooit tot de achttiende verjaardag
van [minderjarige] hetzelfde blijft
.
De rechtbank zal ter zake de reguliere zorgregeling bepalen dat [minderjarige] in de oneven week van donderdag na school tot dinsdag voor school bij de moeder zal verblijven en in de even week van donderdag na school tot vrijdag 18.00 uur. Dat betekent dat [minderjarige] ongeveer zes dagen per veertien dagen bij de moeder verblijft, hetgeen neerkomt op een nagenoeg gelijke verdeling van het ouderschap (co-ouderschap). De rechtbank neemt daarbij in overweging dat niet de kwantiteit maar de kwaliteit van het ouderschap van belang is; het gaat erom dat [minderjarige] haar gewone leven bij beide ouders leeft. Verder overweegt de rechtbank dat geen enkele regeling definitief is. Dit blijkt alleen al uit het feit dat [minderjarige] na de zomervakantie naar school zal gaan, hetgeen voor partijen aanleiding zou kunnen zijn om de zorgregeling te wijzigen. Partijen moeten naar de gemeente te gaan om, in het belang van [minderjarige] , een ouderschapsreorganisatietraject te starten. Ouderschapsreorganisatie is er op gericht dat de ouders als ouders met elkaar leren communiceren waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. Dat is anders dan de relatietherapie die partijen reeds hebben gevolgd en de rechtbank gaat er dan ook van uit dat beide partijen hieraan hun medewerking verlenen.
De vader heeft in zijn verzoekschrift extra voorwaarden gesteld aan de zorgregeling en voorwaarden gesteld aan de vakanties.
De moeder heeft daar ter zitting, met uitzondering van de voorwaarden vermeld achter gedachtestreepjes 1, 4 en 6 en de verdeling van enkele vakanties, mee ingestemd.
Deze extra voorwaarden, als ook de verdeling van de vakanties, vinden hun oorzaak in het feit dat partijen in een relatie zitten waar twee culturen samen komen. Vader komt uit [land] en moeder komt uit [land] . Partijen hebben elkaar in [land] leren kennen en zijn naar [land] verhuisd om hier samen een leven op te bouwen en zij hebben een kind gekregen. Tijdens deze relatie zijn partijen ook vaker met [minderjarige] in [land] geweest om de familie van de moeder te bezoeken. Door het verbreken van de relatie van partijen, is de situatie in die zin anders geworden dat de noodzaak voor de vader om naar [land] te gaan niet meer bestaat. Dat geldt niet voor de moeder aangezien haar familie daar nog steeds woont. De moeder heeft aangegeven dat haar dagelijkse leven zich in [land] afspeelt en dat zij, anders dan door de vader gesteld, geen voornemen heeft om zich met [minderjarige] in Columbia te vestigen. Dat neemt niet weg dat zij samen met [minderjarige] wel naar [land] wil kunnen gaan om de familie te bezoeken.
Met dit in het achterhoofd zal de rechtbank overeenkomstig de overeenstemming van partijen beslissen en de drie extra voorwaarden en de vakanties die ter discussie staan, hierna beoordelen.
De vader heeft als extra voorwaarde bij de zorgregeling opgenomen dat een aaneengesloten vakantie nooit langer dan twee weken mag duren.
De moeder heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat een reis naar [land] lang kan duren en dat tijd nodig is om te acclimatiseren. Gelet daarop is een reis van maximaal twee weken niet altijd aangewezen. De rechtbank zal die voorwaarde dan ook afwijzen.
De vader heeft verder als extra voorwaarde bij de zorgregeling opgenomen dat vakanties naar [land] met [minderjarige] maximaal eenmaal per jaar zullen plaatsvinden.
De moeder heeft daartegen verweer gevoerd en aangegeven dat zij maximaal twee keer per jaar met [minderjarige] naar [land] wil kunnen gaan.
De rechtbank overweegt dat, zoals hiervoor aangegeven, de moeder haar roots in [land] heeft en hier veel familie heeft wonen. Voorstelbaar is dan dat zij vaker dan één keer per jaar naar [land] wil afreizen. Een beperking daarvoor is dan al het feit dat de reis naar [land] lang kan duren en kostbaar kan zijn. Nu deze reis tevens enkel gemaakt kan worden wanneer [minderjarige] minimaal twee weken bij de moeder verblijft en bovendien de moeder onbetwist heeft gesteld dat de zomerperiode een dure periode is, gaat de rechtbank er van uit dat niet jaarlijks tweemaal een reis naar [land] wordt gemaakt. Het zou wel voor kunnen komen dat de moeder aan het begin en einde van het jaar een reis naar [land] maakt en dat zou dan niet mogelijk zijn. Gelet op dit alles zal de rechtbank deze voorwaarde afwijzen.
De vader heeft tevens als extra voorwaarde bij de zorgregeling opgenomen dat gedurende het verblijf bij de moeder dagelijks contact tussen de vader en [minderjarige] plaatsvindt.
De moeder heeft daartegen verweer gemotiveerd gevoerd.
De raad heeft ter zitting geadviseerd dat dagelijks contact bij een kind dat - zoals [minderjarige] - al belast is met een loyaliteitsconflict niet wenselijk is.
De rechtbank zal de raad, nu zij zulks in het belang van [minderjarige] acht, hierin volgen en die voorwaarde afwijzen. Dat betekent niet dat [minderjarige] geen contact mag hebben met de andere ouder maar partijen zullen in onderling overleg contactmomenten moeten afspreken waarbij de rechtbank uitgaat van minimaal wekelijks contact.
De vader heeft voorts verzocht de vakanties en de feestdagen te verdelen zoals door hem in zijn verzoekschrift en zijn aanvullende verzoekschrift verzocht.
De moeder heeft daar ter zitting, met uitzondering van de zomervakantie, de kerstvakantie en de meivakantie, mee ingestemd.
De rechtbank zal overeenkomstig de overeenstemming van partijen beslissen en de drie vakanties die ter discussie staan hierna beoordelen.
De rechtbank zal ter zake de zomervakantie bepalen dat [minderjarige] deze zomervakantie, omdat nog veel zaken in het kader van de verbreking van de relatie van partijen geregeld moeten worden en partijen nog niet afdoende met elkaar kunnen overleggen, volgens de door de vader verzochte regeling bij de moeder zal verblijven. Zij zal derhalve de eerste twee weken bij de moeder verblijven, de tweede twee weken bij de vader, vervolgens één week bij de moeder en daarna één week bij de vader. In de zomervakanties daarna zal [minderjarige] drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader verblijven.
Ten aanzien van de kerstvakantie heeft de vader verzocht die bij helfte te verdelen. Hij wil er op deze manier ook zeker van zijn dat [minderjarige] met Kerstmis telkens een dag bij hem en zijn familie kan zijn.
De moeder heeft daar verweer tegen gevoerd en ter zitting aangegeven dat zij wil dat [minderjarige] één keer per drie jaar de volledige kerstvakantie bij haar verblijft, zodat zij dan met [minderjarige] naar [land] kan gaan en op die manier de kerstdagen bij haar en haar familie kan doorbrengen.
Juist dit nu is een punt waarbij het zich wreekt dat partijen, die qua geografische afstand zo ver uit elkaar woonden, elkaar hebben gevonden. Als beide partijen uit [land] komen, hun relatie verbreken en de familie ook hier woont, is een regeling als door de vader voorgesteld, altijd mogelijk. In casu kan dat niet. De rechtbank is van oordeel dat het niet zo kan zijn dat de vader ieder jaar de mogelijkheid heeft om met [minderjarige] zijn familie te bezoeken tijdens de kerstdagen en dat dit voor de moeder nooit mogelijk is. De door de moeder voorgestelde oplossing, te weten een bezoek aan haar familie in de kerstvakantie eens per drie jaar, acht de rechtbank dan ook redelijk. Zij zal dan ook aldus beslissen.
Ten aanzien van de meivakantie heeft de vader verzocht die bij helfte te verdelen.
De moeder heeft daar verweer tegen gevoerd en ter zitting aangegeven dat zij wil dat [minderjarige] het ene jaar twee weken bij haar zal verblijven en het andere jaar niet.
De rechtbank zal, nu zij zulks in het belang van [minderjarige] acht, de meivakantie bij helfte verdelen zoals door de vader verzocht.
De wisselmomenten in de zomervakantie, de kerstvakantie en de meivakantie zullen, nu partijen daar overeenstemming over hebben, steeds op zaterdag om 12.00 uur zijn.
De proceskosten
De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De rechtbank:
bepaalt het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2013] , bij de vader;
bepaalt dat genoemde minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
- in de oneven week van donderdag na school tot dinsdag voor school bij de moeder zal verblijven en in de even week van donderdag na school tot vrijdag 18.00 uur;
- op haar verjaardag met beide ouders tijd kan doorbrengen in onderling overleg te
bepalen, zijnde in ieder geval één uur bij de ouder waar ze die dag conform de reguliere
regeling niet verblijft;
- op de verjaardag van vader bij de vader verblijft en op de verjaardag van moeder bij
moeder verblijft. Als [minderjarige] op dat moment bij de andere ouder verblijft conform de reguliere schooldag betreft, vanaf 9:30 tot 19:30 uur, als [minderjarige] op dat moment bij de andere ouder verblijft conform de reguliere zorgregeling;
- op de dag van het vieren van de verjaardagen van opa en van oma aan vaders
zijde bij de vader verblijft. Als [minderjarige] op dat moment bij de andere ouder verblijft conform de reguliere zorgregeling en als dit op een schooldag is, dan vanuit school tot 19:30 uur. Als het geen schooldag betreft, vanaf 9:30 tot 19:30 uur, als [minderjarige] op dat moment bij de andere ouder verblijft conform de reguliere zorgregeling;
- op Vaderdag bij de vader verblijft en op Moederdag bij de moeder verblijft. Als [minderjarige] op dat moment bij de andere ouder verblijft vanaf 9:30 tot 19:30 uur;
- in de oneven jaren tijdens de carnavalsvakantie bij de vader verblijft en tijdens de
herfstvakantie bij de moeder, waarbij deze vakanties starten vanuit school op de vrijdag en eindigen de maandag na de vakantie vóór schoolaanvang. In de even jaren tijdens de carnavalsvakantie bij de moeder verblijft en tijdens de herfstvakantie bij de vader, waarbij deze vakanties starten vanuit school op de vrijdag en eindigen de maandag na de vakantie voor schoolaanvang;
- in de meivakantie in de even jaren de eerste week bij de vader verblijft en de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, waarbij deze vakantie start vanuit school op de vrijdag. Het wisselmoment is op zaterdag een week later om 12:00 uur en de vakantie eindigt de maandag na de vakantie voor schoolaanvang;
- in de zomervakantie van 2019 de eerste twee weken bij de moeder verblijft, de tweede twee weken bij de vader, vervolgens één week bij de moeder en daarna één week bij de vader. In de jaren daarna zal [minderjarige] gedurende de zomervakantie drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader verblijven. Wisselmomenten zijn steeds op zaterdag om 12:00 uur;
- tijdens de kerstvakantie het ene jaar de eerste week bij de vader verblijft en de tweede week bij de moeder. In het volgende jaar is dit andersom. De vakantie start op vrijdag uit school en duurt tot maandag voor schoolaanvang. Het wisselmoment is op zaterdag om 12.00 uur. Daarnaast zal [minderjarige] één keer per drie jaar gedurende de kerstvakantie twee weken bij de moeder verblijven;
- in het ene jaar op kerstavond en Eerste Kerstdag bij de vader verblijft en Tweede Kerstdag vanaf 9:00 uur bij de moeder tot 20:00 uur en dat zij in dat jaar Oud op Nieuw bij de moeder verblijft en op Nieuwjaarsdag bij de vader van 12:00 uur tot 15:00 en in het volgende jaar precies andersom. Dit geldt niet voor de jaren waarin [minderjarige] twee weken bij de moeder verblijft;
- als er op dat moment geen reguliere vakantie is, in de even jaren Eerste Paasdag bij de vader verblijft en Tweede Paasdag bij de moeder en in de oneven jaren precies andersom. Als er wel vakantie is, wordt gewoon de vakantieregeling gevolgd conform de meivakantieregeling;
- de overige feestdagen conform de gewone zorgregeling verblijft waar ze op dat moment is;
- op vrije studiedagen van school conform de gewone zorgregeling verblijft waar ze op dat moment is;
de voorwaarden bij deze zorgregeling zijn als volgt:
- het verblijf in [land] moet plaatsvinden in de reguliere schoolvakanties;
- de reis naar een land in [land] dient zich te beperken tot de veilige
gebieden, zoals vermeld in de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken;
- over vakanties wordt onderling overleg gevoerd en er moet schriftelijke
toestemming plaatsvinden door beide ouders;
- er dient voldoende rust, structuur en regelmaat te worden ingebouwd voor [minderjarige] ;
- [minderjarige] mag niet in contact worden gebracht met recreatieve drugs en alcohol;
- [minderjarige] mag niet in contact worden gebracht met Taita (Sjamaan) en het Yahe-ritueel
(Ayahuasca) of worden uitgenodigd/ gebracht tot deelneming eraan;
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. van den Acker, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.M.L.C. Vos-Limpens, griffier op 15 februari 2019.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.