ECLI:NL:RBLIM:2019:1312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
03/112620-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige stiefdochter

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 13 februari 2019, werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter in 2015. De zaak kwam aan het licht toen het meisje, nu 15 jaar oud, in juli 2017 aangifte deed tegen de voormalige partner van haar moeder. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien de aangifte van het meisje de enige bron van bewijs was. De officier van justitie had de verklaring van het meisje en die van getuigen als voldoende bewijs gepresenteerd, maar de verdediging betoogde dat er geen ander bewijs was dat de verklaring van het meisje ondersteunde. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering een veroordeling niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de ouders en het nichtje van het slachtoffer niet voldoende waren om de aangifte te onderbouwen, en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/112620-18
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W. Vahl, advocaat kantoorhoudende te Barneveld.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte met [slachtoffer] waar hij voor zorgde en die toen jonger was dan 16 jaar, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert dit op de verklaring van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en de ondersteunende verklaring van [getuige] , het nichtje van aangeefster, en van de moeder en de vader van [slachtoffer] . De officier van justitie wijst er op dat [getuige] en de vader en moeder van [slachtoffer] emoties bij [slachtoffer] hebben waargenomen toen zij voor het eerst vertelde over de door verdachte bij haar gepleegde ontucht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent dat hij ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] . De
unus testis nullus testis-regel [1] is van toepassing. In de onderhavige zaak vloeit al het beschikbare bewijs voort uit de verklaringen van [slachtoffer] . De moeder en de vader van [slachtoffer] hebben zelf nooit iets waargenomen van het gestelde misbruik. Voorafgaand aan de aangifte hebben zij geen verandering in het gedrag van, of opvallende emoties bij hun dochter bespeurd. Datzelfde geldt voor de getuige [getuige] . De verklaring van [getuige] wijkt inhoudelijk af van de verklaring van aangeefster.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij in het jaar 2015 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die toen jonger was dan 16 jaar.
Op 8 juni 2017 heeft bij de politie een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met [slachtoffer] . Zij heeft in dit gesprek verklaard dat verdachte bij haar ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Deze handelingen bestonden uit het strelen over haar vagina, borsten en billen en het zoenen met verdachte. Op 16 juli 2017 heeft ze hiervan aangifte gedaan.
De verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie ontkend dat hij de ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die getuige worden genoemd, op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 26 januari 2010, LJN BK2094). Op grond van de wet kan een verdachte derhalve niet worden veroordeeld als al het bewijs afkomstig is van één getuige. Om tot een veroordeling te kunnen komen moet er naast de verklaring van de getuige nog ander bewijs zijn dat de verklaring van de getuige ondersteunt en dat los staat van de verklaring van de getuige.
Dit uitgangspunt brengt de rechtbank tot de navolgende overwegingen.
In deze zaak bestaat onvoldoende bewijs voor een veroordeling van de verdachte. De verschillende verklaringen in het dossier zijn allemaal terug te voeren naar één bron. Uit de verklaringen van de ouders van [slachtoffer] en van haar nichtje [getuige] blijkt dat [slachtoffer] op verschillende momenten heeft verteld dat de verdachte haar had gezoend en gestreeld. Dat betekent dat hun wetenschap steeds afkomstig is van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat er naast de aangifte onvoldoende steunbewijs voorhanden is om te komen tot een veroordeling van de verdachte.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat de moeder en de vader van [slachtoffer] en ook het nichtje [getuige] in hun verklaring hebben aangegeven te hebben gezien dat [slachtoffer] emotioneel was toen zij over het misbruik vertelde. [getuige] vond [slachtoffer] toen ‘beschaamd’ en ‘niet blij’, maar ze kon [slachtoffer] niet zien omdat het donker was. De verklaring van de ouders dat [slachtoffer] emotioneel was toen ze vertelde over het misbruik door de verdachte, weegt niet zwaar genoeg om zelfstandig bewijs op te leveren dat het misbruik heeft plaatsgevonden en dat dit door de verdachte is gepleegd. Ook de overige inhoud van het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om, gelezen in samenhang met de aangifte, tot het wettig en overtuigend bewijs te komen van het tenlastegelegde.
De rechtbank acht derhalve, bij gebrek aan wettig bewijs, het tenlastegelegde niet bewezen. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 17.175,- aan materiële schade en een bedrag van € 3.500,00 aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde feit.
Gelet op het feit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] , in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. J.H. Klifman en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 februari 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 in de gemeente Schinnen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met zijn stiefkind, althans met een minderjarige die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
te weten met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende hij, verdachte, (telkens)
- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- de billen van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld;

Voetnoten

1.HR 26 januari 2010, LJN BK2094 NJ 2010, 512 en HR 16 juni 2010 LJN BM 2440 NJ 2010, 513.