ECLI:NL:RBLIM:2019:1311

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
03/087509-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor misbruik van minderjarige stiefdochter met seksueel binnendringen

Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het misbruik van zijn 11-jarige stiefdochter. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met het slachtoffer, die toen jonger was dan 12 jaar. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en een getuige, evenals op de inconsistenties in de verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 27 maart 2014 tot en met 26 maart 2015 meermalen seksuele handelingen had gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van €2.500 betalen aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was om de verdachte te weerhouden van herhaling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/087509-18
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H. van der Ende, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
Feit 1:
bij een meisje jonger dan 12 jaar handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij voor dat meisje zorgde, dan wel dat hij bij dat meisje ontuchtige handelingen heeft gepleegd toen ze jonger was dan 16 jaar, terwijl hij voor dat meisje zorgde;
Feit 2:
bij een meisje ouder dan 12 maar jonger dan 16 jaar handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij voor dat meisje zorgde, dan wel dat hij bij dat meisje ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl hij voor dat meisje zorgde.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van opvatting dat het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde, inclusief het binnendringen van het lichaam, kan worden bewezen. Hij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [slachtoffer] , de ondersteunende verklaring van de moeder en de verklaring van de getuige [getuige] . Er zijn volgens de officier van justitie tegenstrijdigheden in de verklaring van de verdachte.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat voldoende wettig bewijs ontbreekt. De verklaringen van aangeefster zijn onvolledig, niet accuraat en niet consistent. Haar verklaringen worden onvoldoende ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Mocht de rechtbank het wettig bewijs wel aanwezig achten, dan ontbreekt in de visie van de verdediging het overtuigend bewijs. De verklaringen van aangeefster overtuigen niet.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit kan in geval van een ontkennende verdachte met zich brengen dat slechts de verklaring(en) van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is/zijn. De verklaring van één getuige - in zo’n geval het slachtoffer - is in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Niet is vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedraging(en). Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechter dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] toen zij jonger was dan 12 jaar en dat die handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Dit is gebeurd in de periode van 27 maart 2014 tot en met 26 maart 2015. [slachtoffer] was toen 11 jaar. [slachtoffer] , haar moeder en de verdachte woonden toen in een woning in Weert.
De rechtbank baseert haar conclusie op de verklaringen van [slachtoffer] , de verklaring van haar moeder, [naam moeder] , de verklaring van de getuige [getuige] en de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting.
De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen weergeven en daarna haar conclusie toelichten.
De verklaring van aangeefster
Op 8 januari 2018 heeft [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , aangifte gedaan bij de politie van ontuchtige handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Zij heeft verklaard dat ze vijf jaar met haar moeder, broer en zus bij de verdachte aan de [adresgegevens verdachte] heeft gewoond. Nadat haar moeder een relatie had gekregen met de verdachte waren ze bij haar ingetrokken. De verdachte woont nu nog steeds op dat adres. [2] Als zij ging douchen liep de verdachte de badkamer binnen. Hij vroeg haar ook wel eens om samen te gaan douchen. Als zij onder de douche stond dan kwam de verdachte bij haar staan. Zij moest hem dan insoppen of hij sopte haar in. Hij ging steeds verder. Het was niet allemaal op één dag, maar verspreid over de tijd. Hij ging steeds verder met zijn handelingen. Het was allemaal stiekem, sneaky. Zij moest hem aftrekken of zo. Hij kwam klaar waar zij bij was. Ook kwam het voor dat de verdachte haar appte en haar vroeg of ze naar boven wilde komen. Hij wilde dan met haar douchen. [3] Als dat gebeurde was haar moeder niet thuis. Ze was dan aan het werken of bij vriendinnen. Haar moeder werkte bij het zwembad. Eén keer heeft hij haar gevraagd om hem te pijpen. Ze heeft dat toen gedaan. Hij zat wel eens met zijn vingers tussen haar schaamlippen. Hij ging dan met zijn vingers op en neer. Ook kwam het voor dat hij met zijn piemel tussen haar benen zat.
Over het aftrekken heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte begon met insoppen en zichzelf begon af te trekken en zei dat zij het moest overnemen. Zij moest met haar hand om zijn piemel gaan en dan op en neer bewegen. Toen hij klaar wilde komen, deed hij het zelf. Zij deed maar wat, dus hij nam het over. Hij kwam klaar waar zij bij was. Klaarkomen is als er sperma uit zijn piemel kwam. Ze zag dat er wit uit zijn piemel kwam. Iedere keer dat hij het zelf deed onder de douche moest zij de verdachte ook aftrekken. Dat is ongeveer zeven keer gebeurd, verspreid over een langere periode.
Over het pijpen heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte één keer zei dat zij het met haar mond moest doen. Hij legde uit wat ze moest doen. Hij zei dat zij op haar knieën moest gaan zitten. Ze heeft dat gedaan. De verdachte zei dat zij zijn piemel in haar mond moest doen en dan op en neer moest gaan. Hij ging met zijn lichaam naar haar toe zodat zijn piemel bij haar mond kwam. Ze deed het één keer en ging toen staan. Ze vond het raar. De piemel kwam niet ver in haar mond. Het heeft misschien maar 3 seconden geduurd, echt maar heel kort.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat de verdachte met zijn vingers tussen haar schaamlippen en in haar vagina heeft gezeten. Ze weet niet zeker of hij in haar vagina is geweest. Ze wist toen niet wat dat was. Gevingerd. Ze weet wel zeker dat de verdachte met zijn vingers tussen haar schaamlippen kwam en op neer ging. Dat waren zijn wijs- en middelvinger. Hij deed het dan bij zichzelf en bij haar, tegelijk. Hij ging met zijn hand over zijn piemel. Dat is maar één keer gebeurd dat hij het tegelijk deed. Het is ongeveer vier keer gebeurd dat hij met zijn vingers tussen haar schaamlippen heen en weer bewoog.
Met zijn piemel deed hij hetzelfde tussen haar schaamlippen als wat hij met zijn vingers deed. Het is ongeveer twee tot drie keer gebeurd dat de verdachte met zijn piemel tussen haar schaamlippen ging. Hij kwam heel dicht bij haar staan. Zijn piemel was stijf. Hij commandeerde haar dat ze haar benen wijd moest doen. Hij deed zijn piemel tussen haar schaamlippen op en neer. Zijn piemel ging niet in haar vagina. Hij ging met zijn heupen op en neer. Het stopte omdat de verdachte dan zelf verder ging met zijn eigen handen. Het heeft een half jaar tot een jaar geduurd wat de verdachte met haar heeft gedaan. [4] Nadat ze naar de dokter was gegaan vanwege een schimmelinfectie is er niets meer gebeurd. [5] Ze heeft een foto van een t-shirt dat ze had in de periode dat het gebeurde. De foto is van 2013 of 2014. [6]
De verklaring van getuige [naam moeder]
is de moeder van aangeefster [slachtoffer] . Zij heeft op 15 februari 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Op 6 december 2017 heeft zij aan haar dochter [slachtoffer] verteld dat zij en haar nieuwe partner [naam partner] op zoek waren naar een huis om samen te gaan wonen. [slachtoffer] begon toen te huilen en zei dat ze haar moeder iets moest vertellen, er was iets bij [verdachte] gebeurd. Ze durfde het niet te vertellen. [naam moeder] heeft gezegd dat als ze het niet kon of wilde vertellen, ze het misschien zou kunnen tekenen of opschrijven. [slachtoffer] heeft het toen opgeschreven. Zij mocht het pas lezen als haar dochter er niet bij was.
[naam moeder] heeft op 15 februari 2018 ook nog het volgende bij de politie verklaard. Zij is in juli 2010 gaan samenwonen met de verdachte, in zijn woning in Weert. [naam moeder] werkte in die periode bij het zwembad. Haar uren bij het zwembad waren overdag, op woensdagavond en twee zaterdagen in de maand. Op dinsdagavond volgde zij een opleiding tot interieurstylist. [slachtoffer] heeft haar verteld dat zij de verdachte moest aftrekken. De verdachte deed ook dingen bij haar. De verdachte is met zijn vingers bij haar dochter naar binnen gegaan. [7]
De verklaring van getuige [getuige]
Getuige [getuige] heeft op 4 december 2018 bij de politie het volgende verklaard. Hij kent de verdachte al heel lang. In 2014, tijdens een bijeenkomst van een motorclub, heeft verdachte tegen hem gezegd: “Ik neuk moeder en dochter”. Hij dacht toen dat het over de oudste zus van [slachtoffer] ging. Enkele jaren later vernam hij bij geruchte dat er iets tussen de verdachte en [slachtoffer] zou zijn voorgevallen. Hij herinnerde zich toen de mededeling van de verdachte "Ik neuk moeder en dochter". [8]
De verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] een telefoon heeft gegeven toen ze 10 jaar oud was. Hij heeft een keer samen met [slachtoffer] gedoucht toen ze 11 jaar oud was. Hij heeft toen haar haren en haar rug gewassen. Eén keer na een douche had hij een erectie. Hij heeft toen [slachtoffer] in zijn piemel laten knijpen. Dit is gebeurd na de keer dat hij de haren en de rug van [slachtoffer] had gewassen.
Overwegingen en conclusies over het bewijs
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar. Zij heeft consistent en uitgebreid verklaard over wat haar is overkomen en welke gevoelens en emoties dit bij haar teweeg heeft gebracht. [slachtoffer] heeft leeftijdsadequaat verklaard.
De rechtbank merkt op dat [slachtoffer] over het misbruik door verdachte is begonnen nadat haar moeder tegen haar had gezegd dat zij en haar nieuwe partner wilden gaan samenwonen. [slachtoffer] gaf toen aan niet over het misbruik te kunnen praten. Zij heeft toen een brief geschreven. Haar moeder mocht de brief niet in haar aanwezigheid lezen.
In de door [slachtoffer] geschreven brief staat (letterlijk):

als ik ging douche ofzo kwam die soms binnen (toen had ik geen idee) hij zei:”altijd ja ik moet iets pakken”. Als hij ging douche appte hij soms van kom naar boven. Ik ging dan naar boven (omdat ik er toen geen besef bij had) Hij stond daar dan en zei kom je mee douche dus ik ging mee en sopte eerst mij onder en toen moest ik hem ook daar beneden (maar ik vindt het zo erg dat ik er toen niks van snapte) en zo ging het vaker en ook steeds een stapje verder (pijpen) hij ging met z’n piemel langs me met zijn vinger + likken
(ik had dit 1x gedaan en toen nooit meer)
Ik kan het niet hendelen dat ik dit heb toegelaten. Na mijn idee is dit vaak gebeurd en als die shit was gebeurd zei die altijd niet tegen mama zeggen. Ik deed dit omdat ik bang was en er niks van snapte. Ik denk dat ik rond de (8) (9) jaar was
In haar oordeelsvorming neemt de rechtbank de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] als uitgangspunt. In haar aangifte en in de brief beschrijft [slachtoffer] dezelfde handelingen.
De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door de verklaring van haar moeder, de getuige [naam moeder] .
De verklaringen van [slachtoffer] worden voorts ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] . Nadat hij de geruchten had gehoord dat er iets zou zijn gebeurd tussen [slachtoffer] en de verdachte, herinnerde hij zich de eerdere uitlating van de verdachte. De verdachte zei in 2014 tegen hem dat hij moeder en dochter neukte. [getuige] had daar destijds geen aandacht aan besteed omdat hij dacht dat de verdachte de oudere zus van [slachtoffer] bedoelde. Verdachte heeft weliswaar betwist dat hij deze mededeling aan [getuige] heeft gedaan, maar de rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar, ook tegenover de - gedeeltelijke - ontkenning van de verdachte. De rechtbank gebruikt de verklaring van de verdachte als steunbewijs voor het misbruik. De verklaring van verdachte over wat zich tussen hem en [slachtoffer] in de badkamer heeft afgespeeld (insoppen en aan de penis zitten, geheim houden voor de moeder van [slachtoffer] ) komt op onderdelen overeen met wat [slachtoffer] hierover heeft verklaard. De verdachte heeft verklaard dat, toen dit gebeurde, [slachtoffer] 11 jaar oud was.
Het is de rechtbank opgevallen dat de verdachte daar niet steeds hetzelfde over heeft verklaard. Zo ontkende de verdachte ter zitting aanvankelijk dat hij een erectie had toen hij [slachtoffer] aan zijn penis liet zitten, maar gaf hij dat toe nadat zijn eigen verklaring daarover bij de politie hem was voorgehouden.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] een telefoon had gegeven toen ze 10 jaar oud was. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte haar appte als zij naar boven moest komen. De verklaring van de verdachte ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] op dit punt.
Met de verdediging heeft de rechtbank geconstateerd dat [slachtoffer] verschillend heeft verklaard over de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden. Haar wisselende verklaringen op dit onderdeel doen in de visie van de rechtbank niet af aan de essentie van haar verklaringen. Haar tijdbesef was toen kennelijk nog niet goed ontwikkeld. In haar verklaringen over het misbruik is zij stellig en oprecht.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de periode waarin het misbruik plaatsvond, regelmatig een bepaald t-shirt droeg. [slachtoffer] heeft op 8 januari 2018 een foto van zichzelf in dit t-shirt naar de politie gemaild. Bij de foto staat aangegeven dat de foto 4 jaar geleden is gemaakt. [slachtoffer] was dus nog 10 jaar toen de foto werd gemaakt; dat sluit niet uit dat ze het shirt ook later nog heeft gedragen. Mede omdat de verdachte verklaarde dat [slachtoffer] tijdens de incidenten die hij toegeeft 11 jaar was, gaat de rechtbank er bij de bewezenverklaring vanuit dat [slachtoffer] 11 jaar oud was toen het misbruik plaatsvond.
In verband met een vaginale schimmelinfectie heeft [slachtoffer] in december 2015 haar huisarts bezocht. De constatering van deze aandoening in de maand december 2015 gebruikt de rechtbank niet voor het bewijs. [slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik een half jaar tot een jaar heeft geduurd. Het misbruik moet derhalve ruim vóór het doktersbezoek zijn gestopt. [slachtoffer] heeft weliswaar verklaard dat er na het doktersbezoek geen ontuchtige handelingen meer zijn gepleegd, maar zij heeft niet verklaard dat het misbruik tot (kort voor) het bezoek aan de huisarts heeft plaatsgevonden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het aan de verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde. Aangeefster [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum] . De rechtbank leidt uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting af dat de verdachte, [slachtoffer] heeft misbruikt toen zij
11 jaar was. Er bestaat geen bewijs dat de verdachte ook ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd na haar twaalfde verjaardag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 27 maart 2014 tot en met 26 maart 2015 in de gemeente Weert, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en
- zijn penis tegen de vagina en tussen de benen van die [slachtoffer]
geduwd en/of gehouden en
- de vagina van die [slachtoffer] betast en
- die [slachtoffer] ertoe gebracht zijn, verdachtes, penis te betasten en
- die [slachtoffer] ertoe gebracht hem, verdachte, af te trekken,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van 12 jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gedurende een jaar zijn stiefdochter [slachtoffer] misbruikt. [slachtoffer] woonde vanaf toen zij 7 jaar oud was samen met haar moeder bij de verdachte in huis. Ten tijde van het misbruik was [slachtoffer] 11 jaar oud. De rechtbank rekent dit misbruik verdachte zwaar aan, te meer nu het zijn stiefdochter betrof. Verdachte heeft de seksuele handelingen gepleegd in het huis waarin hij met het slachtoffer en haar moeder woonde, een plek waar [slachtoffer] zich veilig had moeten voelen. Hij heeft voor zijn eigen gerief de lichamelijke integriteit van een jong meisje op grove wijze geschonden. Verdachte heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen voor [slachtoffer] heeft of in de toekomst nog kan hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontucht vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. Uit de door haar moeder op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat het misbruik door verdachte voor het slachtoffer buitengewoon ingrijpend is geweest en ook nu nog is.
De verdachte moet ervan worden doordrongen dat zijn handelingen volstrekt ontoelaatbaar zijn. Een vrijheidsbenemende straf is daarom de enige passende straf.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank in feit 1 primair de periode van de bewezenverklaring zal beperken tot en met
26 maart 2015 en de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit, zal een gedeelte van de straf in de voorwaardelijke vorm worden opgelegd.
De rechtbank acht passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich door haar vordering tot vergoeding van haar schade tot een bedrag van € 7.306,30, vermeerderd met de wettelijke rente, civiele partij gesteld. De vordering betreft een bedrag van € 306,30 wegens materiële schade en een bedrag van € 7.000,00 wegens immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met dien verstande dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade. De officier van justitie heeft de oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in verband met de door haar bepleite vrijspraak verzocht om de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, te weten materiële schade tot een bedrag van € 87,36 (reiskosten), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2018, zijnde de datum dat de vordering benadeelde partij is ingediend, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van de door haar vader opgenomen verlofuren ten bedrage van € 218,94, geen rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit betreft. Zij zal de benadeelde partij in dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is voorts van oordeel dat is voldaan aan de in de in artikel 6:106 lid 1 onder b BW gestelde voorwaarden voor het toekennen van immateriële schadevergoeding. Door de bewezenverklaarde handelingen is [slachtoffer] in haar persoon aangetast.
De vordering leent zich, naar maatstaven van billijkheid en gelet op de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen, voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2015, de dag vóór die waarop [slachtoffer] 12 werd, tot aan de dag der algehele voldoening.
De behandeling van het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dat het bedrag van € 2.500,00 overstijgt, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij voor dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk is. Zij zal haar vordering tot vergoeding van de geleden schade in zoverre bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de post immateriële schade voor zover deze een bedrag van € 2.500,00 te boven gaat en de post reiskosten, niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een totaalbedrag van € 2.587,36, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen voor het bedrag van € 87,36 over de periode van 29 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening en te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen voor het bedrag van € 2.500,00 over de periode van 26 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer] , van een totaalbedrag van € 2.587,36, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen voor het bedrag van € 87,36 over de periode vanaf 29 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening en te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen voor het bedrag van € 2.500,00 over de periode van 26 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. J.H. Klifman en
mr. A.P.A. Bisscheroux, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 februari 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 maart 2015 in de gemeente Weert, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- zijn penis tegen de vagina en/of tussen de benen van die [slachtoffer]
geduwd en/of gehouden en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] ertoe gebracht zijn, verdachtes, penis te betasten en/of
- die [slachtoffer] ertoe gebracht hem, verdachte, af te trekken,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 maart 2015 in de gemeente Weert, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het duwen en/of houden van zijn penis tegen de vagina en/of tussen
de benen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2015 tot en met 31 december 2015 in de gemeente Weert, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- zijn penis tegen de vagina en/of tussen de benen van die [slachtoffer]
geduwd en/of gehouden en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] ertoe gebracht zijn penis te betasten en/of
- die [slachtoffer] ertoe gebracht hem, verdachte, af te trekken,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2015 tot en met 31 december 2015 in de gemeente Weert, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het duwen en/of houden van zijn penis tegen de vagina en/of tussen
de benen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, team zeden, proces-verbaalnummer 2017195000, gesloten d.d. 9 april 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 81.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 januari 2018, pag. 17.
3.Bijlage 1 de handgeschreven brief van [slachtoffer] , pag. 81 behorend bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 januari 2018, pag. 81.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 januari 2018, pag. 15 t/m 24.
5.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 3 april 2018, pag. 34.
6.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 3 april 2018, pag. 33
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder] d.d. 15 februari 2018, pag. 43 en 46.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 4 december 2018, pag. 3 en 4.v