ECLI:NL:RBLIM:2019:1310

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
03/702653-16, 03/196508-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontploffing professioneel vuurwerk en veroordeling voor bedreiging en bezit van harddrugs

Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het laten ontploffen van professioneel vuurwerk in brievenbussen in Weert en Nederweert in juli 2016. De rechtbank sprak de verdachte en zijn medeverdachte vrij van deze beschuldigingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij de feiten hadden gepleegd. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan het bedreigen van een beveiliger in een café in Weert in september 2016 en het bezit van harddrugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 januari 2019, waarbij de officier van justitie haar standpunt kenbaar maakte. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de ontploffingen niet overtuigend was, terwijl de bedreiging en het bezit van MDMA wel bewezen konden worden. De verdachte had zich bedreigend uitgelaten naar de beveiliger en had een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs bij zich tijdens zijn aanhouding.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden geëist, wat de rechtbank ook oplegde. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ontploffingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/702653-16, 03/196508-16
(n.b.: gevoegde strafzaak onder parketnummer 03/661267-16 (het bij dagvaarding onder 5. tenlastegelegde) is door de meervoudige kamer voor behandeling verwezen naar de zitting van de Politierechter)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990 ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
Raadsman: mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
De zaak is, voor wat betreft het onder 1. en het onder 2. tenlastegelegde, gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 03/659396-16).
De officier van justitie heeft het ad informandum gevoegde strafbare feit (parketnummer 03/196508-16) ter zitting ingetrokken, aangezien dit een overtreding betreft en het overigens aan de verdachte tenlastegelegde misdrijven zijn.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.: al dan niet tezamen met een ander of anderen professioneel vuurwerk tot ontploffing heeft gebracht in de brievenbus van een woning terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was (primair) dan wel daardoor een woning heeft beschadigd (subsidiair);
2.: al dan niet tezamen met een ander of anderen professioneel vuurwerk tot ontploffing heeft gebracht in de brievenbus van een woning terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was (primair) dan wel daardoor een woning heeft beschadigd (subsidiair)(subsidiair);
3.: een persoon heeft bedreigd door hem soortgelijke woorden toe te voegen als “ik steek je neer”, “ik maak je kapot” of “ik schiet je door de kop”;
4.: een hoeveelheid MDMA en 105 pillen MDMA aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. en het onder 2. tenlastegelegde, omdat het bewijs dat verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd niet overtuigd.
Naar het oordeel van de officier van justitie is het onder 3. en het onder 4. tenlastegelegde bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De rechtbank heeft geen kennis kunnen nemen van het standpunt van de verdachte of diens raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel, dat het bewijs, dat deze strafbare feiten door de verdachte zijn begaan niet overtuigd. Met name is het bewijs dat de verdachte zich op het moment dat het vuurwerk tot ontploffing werd gebracht zich op de plaats delict bevond, te weten: de [adres 1] te Weert en de [adres 2] te Nederweert, ontoereikend.
Het onder 3. tenlastegelegde
Uit het proces-verbaal van aangifte [2] van [slachtoffer 1] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 26 september 2016 was ik als hoofdbeveiliger aan het werk bij café [naam café] , aan de [adres 3] te Weert. Omstreeks 02.00 uur kreeg ik diverse meldingen dat er een groepje jongens in de zaal vervelend aan het doen waren. Ongeveer 15 minuten later kwamen er drie mannen naar mij toe en ik hoorde ze zeggen dat ze zojuist door een jongen in de zaal geslagen waren. De jongen die geslagen zou hebben zou een arm in het verband hebben. Ik ben samen met twee andere beveiligers, [getuige] en [naam beveiliger] , naar de groep gelopen.
We zijn naar de man toe gelopen en ik sprak de man daar aan. Ik vroeg aan de jongen of hij met me mee wilde lopen. Toen we bij de uitgang waren zag ik dat de jongen met zijn rechterhand naar zijn broeksband aan de voorkant greep. Ik hoorde dat de jongen op een agressieve toon tegen ons begon te schreeuwen dat hij wel terug zou komen, dat hij ons kapot zou maken, ons door de kop zou schieten. En woorden van gelijke strekking. Ik voelde me hier zeker door bedreigd. Je hebt verschillende manieren van bedreiging, maar de houding die hij had maakt dat dit bedreigend over kwam op mij.
Getuige [getuige] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard [3] :
Op 26 september 2016 was ik met mijn werkzaamheden als beveiliger bezig in het café [naam café] , aan de [adres 3] te Weert. Ik werd aangesproken door een drietal Syriërs. Ik hoorde dat ze tegen mij zeiden: “een jongen zou iemand van de drie Syriërs geslagen hebben en geschopt. Tevens zou hij een fles kapot geslagen hebben op de bar en hiermee gedreigd hebben in de richting van de Syriërs”. Ik ben ernaartoe gelopen. Ik hoorde dat hij mijn collega [slachtoffer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ] bedreigde. Ik hoorde dat hij zei, “ik steek je neer”.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard [4] :
Op 26 september 2016, omstreeks 01.15 uur, kregen wij een melding van portiers van een café genaamd ‘ [naam café] ’ aan de [adres 3] te Weert dat er een persoon lastig was in het café en uit het café zou worden gezet. Direct hierna hoorden we van collega’s dat er een persoon aan de achterzijde van het café uitgezet werd. Wij zagen dat deze achterzijde aan de [adres 4] te Weert gelegen was. Wij zijn hierop in deze richting gefietst en zagen een manspersoon wegrennen in de richting van de [adres 5] . Wij zijn achter de man aangefietst. Gezien het feit dat de man volgens de portier een wapen bij zich droeg is deze middels een nekklem en armoverstrekking door ons naar de grond gebracht.
Op 26 september 2016 identificeerde de verdachte zich middels een Belgische identiteitskaart en een Nederlands rijbewijs [5] .
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, bewezen dat de verdachte op 26 september 2016 in Weert [slachtoffer 1] heeft bedreigd door hem toe te voegen woorden van gelijke dreigende aard of strekking als ‘ik schiet je door de kop’.
Het onder 4. tenlastegelegde
Op 26 september 2016 werd verdachte aangehouden in verband met het onder 3. tenlastegelegde. Tijdens de insluitingsfouillering werden in de broekzakken van de verdachte onder andere de navolgende goederen aangetroffen [6] :
  • 10 blauwe pillen in een boterhamzakje;
  • 105 groene pillen verdeeld in 2 gripzakken;
  • 2 wikkels met daarin een onbekende substantie;
  • 1 boterhamzakje met daarin een onbekende substantie.
Deze aangetroffen goederen zijn onderzocht [7] . De resultaten van het onderzoek zijn als volgt:
- Twee gripzakjes met daarin in totaal 102 groene pillen en 18 delen van een groene pil, voorzien van een breuklijn en voorzien van een opdruk met de tekst ‘Heineken’.
SIN AAJD8703NL
Totaal 40,25 gram
- Bruin/wit kristalachtige stof
SIN AAJD8704NL
Totaal 8,54 gram
- Snowseal, gevuld met bruin/wit kristalachtige stof
SIN AAJD8700NL
Totaal 0,45 gram
Uit het rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs [8] blijken de volgende resultaten:
  • SIN AAJD8703NL, monster: bevat MDMA;
  • SIN AAJD8704NL, beige kristallen en kristallijn poeder: bevat MDMA;
  • SIN AAJD8700NL, beige kristallen en kristallijn poeder: bevat MDMA.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 26 september 2016 opzettelijk ongeveer 8,99 gram en ongeveer 105 pillen, bevattende MDMA aanwezig heeft gehad. De verklaring van de verdachte dat hij deze goederen op straat heeft gevonden doet daar niet aan af.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
3.
op 26 september 2016 in de gemeente Weert [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking als dat hij die [slachtoffer 1] zou neer steken, kapot maken of door de kop schieten.
4.
op 26 september 2016 in de gemeente Weert opzettelijk aanwezig heeft gehad (0,45 + 8,54 =) 8,99 gram en 105 pillen (met opdruk "Heineken") van een materiaal bevattende MDMA;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3. of onder 4. meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid hiervan uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een beveiliger van een uitgaansgelegenheid tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden bedreigd. Uit de verklaringen van aangever en zijn collega’s blijkt dat de verdachte zich ‘zeer opgefokt’ toonde en dat een cafébezoeker, die zei verdachte al langere tijd te kennen na de bedreiging richting de beveiligers aangaf dat hij ervan overtuigd was dat verdachte terug zou komen met een wapen. Dergelijke gedragingen veroorzaken angst, niet enkel bij de beveiligers, maar ook bij het uitgaanspubliek.
Als vervolgens, bij de aanhouding en de fouillering, een grote hoeveelheid harddrugs in zijn kleding wordt aangetroffen, reageert verdachte laconiek door te zeggen “de softdrugs had ik bij me en de pillen en het poeder heb ik gevonden. Ik dacht wat een feestje”. De middelen op lijst I van de opiumwet vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de handel gaat vaak gepaard met (andere) criminaliteit, die niet zelden ook zorgt voor overlast.
De verdachte heeft op één avond twee ernstige strafbare feiten gepleegd. Uit het rapport van de reclassering van 17 januari 2019 blijkt dat het risico op recidive hoog is, gelet op de delict geschiedenis van de verdachte. De verdachte is in het verleden vele malen veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten. Opvallen is daarbij dat de verdachte steevast aangeeft geen hulpvraag te hebben. De officier van justitie heeft op zitting aangegeven dat het een tijdje beter leek te gaan met de verdachte, maar dat zij inmiddels ook weet dat Veilig Thuis een melding heeft gedaan van minder gunstige ontwikkelingen in het leven van de verdachte.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf, dan een straf die een vrijheidsbeneming van de verdachte met zich brengt. De rechtbank zal, nu er niet is gebleken van omstandigheden die ten voordele van de verdachte hebben te gelden, de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie. Bij het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de vordering tot vrijspraak van het onder 1. tenlastegelegde, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in hun vorderingen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van (onder meer) het onder 1. tenlastegelegde, zullen de vorderingen van benadeelden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , die zijn gericht op het verkrijgen van een vergoeding van de door dat aan de verdachte ten laste gelegde strafbare feit veroorzaakte schade, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1. en onder 2. ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 3. en onder 4. tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van hetgeen onder 3. of 4. meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in haar vordering;
verklaart de benadeelde [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2016 in de gemeente Weert, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, in of aan de woning [adres 1]
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door professioneel vuurwerk
(genaamd SHARK 3), in elk geval vuurwerk, in/door de brievenbus van die woning
naar binnen te duwen en/of tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen
gevaar voor die woning en/of zich in die woning bevindende goederen, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zich in die woning
bevindende [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk
geval levensgevaar voor voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor zich in die woning bevindende [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op een of omstreeks 2 juli 2016 in de gemeente Weert, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een woning, gelegen aan de [adres 1] , in elk geval enig
gebouw, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar en/of onklaar gemaakt, door professioneel
vuurwerk (genaamd SHARK 3), in elk geval vuurwerk, in/door de brievenbus van
die woning naar binnen te duwen en/of tot ontploffing te brengen;
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2016 in de gemeente Nederweert, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of aan de woning
[adres 2] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
professioneel vuurwerk (genaamd SHARK 3), in elk geval vuurwerk, in/door de
brievenbus van die woning naar binnen te duwen en/of tot ontploffing te
brengen, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of zich in die woning
bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor zich in die woning bevindende [slachtoffer 5] en/of de (vier)
kinderen van die [slachtoffer 5] , in elk geval levensgevaar voor voor een ander of
anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning
bevindende [slachtoffer 5] en/of de (vier) kinderen van die [slachtoffer 5] , in elk geval
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op een of omstreeks 2 juli 2016 in de gemeente Nederweert, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een woning, gelegen aan de [adres 2] , in elk geval
enig gebouw, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar en/of onklaar gemaakt, door professioneel
vuurwerk (genaamd SHARK 3), in elk geval vuurwerk, in/door de brievenbus van
die woning naar binnen te duwen en/of tot ontploffing te brengen;
3.
hij op of omstreeks 26 september 2016 in de gemeente Weert
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd: "ik steek je neer" en/of die [slachtoffer 1] dreigend heeft
toegevoegd dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] kapot zou maken en/of door de kop
zou schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(196508-16)
4.
hij op of omstreeks 26 september 2016 in de gemeente Weert opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer (0,45 + 8,54 =) 8,99 gram en/of 105 pillen (met opdruk
"Heineken"), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(196508-16)

5.

hij op of omstreeks 11 september 2016 in de gemeente Weert
aan [slachtoffer 6]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de voorhoofdholte
(impressiefractuur sinus frontalis), heeft toegebracht door die [slachtoffer 6]
meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) in (de linkerzijde van) het
gezicht te slaan en/of die [slachtoffer 6] een 'knietje' in gezicht te geven, althans het
hoofd van die [slachtoffer 6] vast te pakken en/of (vervolgens) met een knie tegen het
hoofd/(linker)oog van die [slachtoffer 6] te stompen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 11 september 2016 in de gemeente Weert
[slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal (met
gebalde vuist) in (de linkerzijde van) het gezicht te slaan en/of die [slachtoffer 6] een
'knietje' in gezicht te geven, althans het hoofd van die [slachtoffer 6] vast te pakken
en/of (vervolgens) met een knie tegen het hoofd/(linker)oog van die [slachtoffer 6] te
stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de
voorhoofdsholte (impressiefractuur sinus frontalis) ten gevolge heeft gehad;
(03-661267-16)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2016178194, gesloten d.d. 8 november 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 50.
2.Proces-verbaal van aangifte, pv-nummer PL2300-2016178194-1, 26-9-2016, p. 4-6.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nummer PL2300-2016178194-4, 26-9-2016, p.7-8.
4.Proces-verbaal van aanhouding, PL2300-2016178194-2, 26-9-2016, p. 11-12.
5.Proces-verbaal van bevindingen, PL2300-2016178194-12, 26-9-2016, p. 22.
6.Proces-verbaal van bevindingen, PL2300-2016178194-6, 26-9-2016, p. 25.
7.Proces-verbaal van bevindingen, PL2300-2016178194-11, 26-9-2016, p.37-39.
8.Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs, 21-10-2016, p.45-46.