Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[handelsnaam] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 januari 2019 met 3 producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 12 producties,
- de brief van Bronsheim met producties 4 en 5,
- de mondelinge behandeling op 31 januari 2019 waarbij Bronsheim een pleitnotitie heeft overgelegd.
2.De feiten
3.Het geschil
- € 24.740,00 aan achterstallige huurpenningen tot en met januari 2019 alsmede de verschuldigde rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling en de buitengerechtelijke kosten van € 952,00,
- € 4.130,00 per maand aan huurpenningen respectievelijk gebruiksvergoeding over iedere maand of deel daarvan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na 1 februari 2019 in het bezit van het (voormalige) gehuurde blijft,
- Bronsheim veroordeelt om mee te werken aan het verhelpen van het achterstallig onderhoud betreffende de riolering, energie, alsmede de meterkast, primair op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag, subsidiair [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de huurtermijnen laat opschorten totdat Bronsheim medewerking verleent,
- Bronsheim veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] € 3.927,97 aan vergoeding van materiële schade betreffende het gehuurde te voldoen binnen veertien dagen na datum van dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum verzuim,
- Bronsheim primair veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] € 7.675,73 aan vergoeding van materiële schade betreffende de inventaris te voldoen binnen veertien dagen na datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim, subsidiair [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het bedrag van € 7.675,73 laat verrekenen met de nog toekomstige betalingstermijnen betreffende de inventaris,
- Bronsheim veroordeelt geen negatieve uitlatingen te doen over [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alsmede de door hem geëxploiteerde horecazaak, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding,
- Bronsheim veroordeelt in de proceskosten, de nakosten inbegrepen, te voldoen binnen veertien dagen na datum van dit vonnis, bij gebreke daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
4.De beoordeling
perin bovenstaand citaat moet worden gelezen:
“achterstallige”, in de plaats van dat na kalendermaand moet worden gelezen:
“dat niet betaald is”.Dat laatste zullen partijen bij het aangaan van de overeenkomst niet hebben beoogd. Deze uitleg lijkt redelijk en in overeenstemming met wat partijen vanuit objectief gezichtspunt moeten hebben bedoeld. De interpretatie van Bronsheim zou tot onaanvaardbaar hoge boetes in relatie tot de hoogte van de huurprijs leiden, hetgeen in zoverre grond kan vormen voor het oordeel dat de verhuurder de huurder daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan houden. Bij toewijzing van meer dan waartoe een voorzichtige interpretatie van het boetebeding leidt, past a priori terughoudendheid in kort geding. Partijen kunnen over de interpretatie van het boetebeding, de verschuldigdheid van boetes en de eventuele matiging daarvan, op de voet van hetgeen hierna onder 4.12. zal worden beslist, voortprocederen. Anderzijds is, naast de wettelijke rente, enige sanctie op het betalingsverzuim van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gerechtvaardigd. Toegewezen wordt dus € 1.000, ter verrekening met wat ten gronde aan verschuldigd zal blijken te zijn.
- explootkosten € 89,65
- griffierecht € 972,00
- salaris gemachtigde