Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de duur en kracht van het dichtknijpen van de keel niet konden worden vastgesteld, waardoor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden.
Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van zijn levensgezel, omdat hij haar meermalen had gestompt en tegen een ruit had gegooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces kon doen voor het dichtknijpen van de keel en het tegen de ruit gooien, omdat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging in reactie op een wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank benadrukte dat de verdachte door zijn handelen inbreuk had gemaakt op het gevoel van veiligheid van zijn levensgezel, en dat het geweld ook door zijn alcohol- en drugsgebruik was ingegeven. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, mede omdat de verdachte gedeeltelijk werd ontslagen van alle rechtsvervolging.