ECLI:NL:RBLIM:2019:1258

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
03/700247-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling, bewezenverklaring mishandeling levensgezel met noodweerexces

Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de duur en kracht van het dichtknijpen van de keel niet konden worden vastgesteld, waardoor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van zijn levensgezel, omdat hij haar meermalen had gestompt en tegen een ruit had gegooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces kon doen voor het dichtknijpen van de keel en het tegen de ruit gooien, omdat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging in reactie op een wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank benadrukte dat de verdachte door zijn handelen inbreuk had gemaakt op het gevoel van veiligheid van zijn levensgezel, en dat het geweld ook door zijn alcohol- en drugsgebruik was ingegeven. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, mede omdat de verdachte gedeeltelijk werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/700247-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. de Bruin, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel haar zwaar te mishandelen door haar keel dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden.
Feit 2: zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de keel van zijn levensgezel
[slachtoffer] heeft dichtgeknepen. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door het waargenomen letsel en door de verklaring van de verdachte op dossierpagina 58. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat dit feit moet worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling zoals subsidiair ten laste is gelegd. Nu niet kan worden vastgesteld hoe lang de keel is dichtgeknepen, kan de primair ten laste gelegde poging doodslag niet worden bewezen. De officier van justitie vordert dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het feit 1 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie acht verder bewezen dat de verdachte zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld zoals ten laste is gelegd onder feit 2. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de getuigenverklaringen en het bij [slachtoffer] waargenomen letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de schriftelijke pleitnotities, aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dicht geknepen. Dit wordt betwist door de verdachte. De hals van [slachtoffer] vertoont geen letsel dat duidt op het dichtknijpen van de keel. Anders dan [slachtoffer] heeft verklaard, geven de getuigen allemaal aan dat zij hebben gezien dat de ruzie eindigde niet met een verwurging, maar met klappen die zouden zijn gegeven. Geen van de getuigen noemt dat zij de verwurging hebben gezien. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Subsidiair, indien de verklaring van [slachtoffer] wordt gevolgd, heeft de raadsman aangevoerd dat niet de conclusie kan worden getrokken dat er zodanig geknepen is dat hierbij de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel in zou treden. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij in de poging doodslag of poging zware mishandeling vrijwillig terug is getreden.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat het dichtknijpen van de keel niet kan worden bewezen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het slaan en duwen tegen een ruit; de verdachte heeft dit bekend. De raadsman heeft echter gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweerexces.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
[slachtoffer] heeft aangifte [2] gedaan en zij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“ [verdachte] en ik zouden, samen met twee van zijn kinderen, 4 nachten op vakantie gaan naar een Roompot-vakantiepark in Arcen. Dit vakantiepark is gelegen aan de [adres] te Arcen. Wij verbleven in vakantiehuisje [X] . Ik merkte dat [verdachte] en ik de hele tijd ruzie en discussies hadden. Gisteren, op 19 juli 2017, had ik besloten om naar bed te gaan. Het eerstvolgende wat ik mijzelf kan herinneren is dat ik aan de keukentafel in het vakantiehuisje zat. Ik voelde dat ik duf was en dat mijn spieren verslapt waren. Ik zag dat [verdachte] op de bank zat, ik zag dat [verdachte] bier aan het drinken was. Ik hoorde [verdachte] vervolgens een aantal beledigende, nare opmerkingen maken. Ik herinner me wel nog dat de woorden erg beledigend waren en deze mij pijn deden. [verdachte] bleef uitdagende opmerkingen maken. Vervolgens liep ik naar [verdachte] toe, dit omdat zijn woorden mij teveel werden. Ik heb [verdachte] toen met mijn rechterhand vastgepakt bij de kraag van zijn T-shirt teneinde hem te laten stoppen met het doen van zijn uitlatingen. Het eerste dat ik mij vervolgens herinner is dat [verdachte] en ik op de grond lagen. Ik zag toen dat [verdachte] op mij ging zitten. Ik zag toen dat hij met beide vuisten op mij in begon te slaan. Ik voelde op dat moment een aantal pijnscheuten op mijn schedel. Ik voelde ook een pijnscheut op mijn linkeroog. Vervolgens heb ik met alle kracht welke ik in mijn lichaam had [verdachte] van mij af weten te werpen, hierbij heb ik hem een aantal keren met mijn rechtervuist geslagen. Ik was behoorlijk emotioneel en ik zag geen andere uitweg. Op een gegeven moment herinner ik mij weer dat [verdachte] en ik in een worsteling zijn beland. Tijdens deze worsteling ben ik een aantal keren tegen een grote glazen ruit in de woning aan gegooid door [verdachte] . Ik voelde een pijnscheut door mijn hele rug. Ik voelde en zag vervolgens dat [verdachte] mij bij mijn nek en keel beetpakte. Ik zag dat hij met zijn twee handen mijn keel dichtkneep en mij naar de bank sleurde. Ik voelde dat hij mij met mijn hoofd tegen de bank drukte, ik voelde dat ik nog steeds gewurgd werd. Ik zag toen ineens dat een van de kinderen, [naam zoon] , naast mijn hoofd op de bank zat. Ik voelde dat mijn keel nog steeds werd dicht geknepen door [verdachte] . Ik voelde dat ik geen lucht meer kreeg. Ik voelde en wist dat als dit nog even zou duren er een einde zou komen aan mijn leven. Ik hoorde [naam zoon] toen zeggen: “Papa, laat [slachtoffer] los!”. Ik voelde toen dat [verdachte] mij direct los liet. Ik heb pijn, op verschillende plekken op mijn lichaam. Ik zag dat mijn linkeroog blauw was, ik voel een verdikking boven mijn rechteroog. Ook voel ik verschillende bulten op mijn schedel.”
Getuige [getuige 1] [3] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 20 juli 2017 omstreeks 00.15 uur/00.30 uur zat ik samen met mijn vrouw [getuige 2] en een goeie kennis van ons genaamd [getuige 3] op de bank in het vakantiechalet nummer [Y] van Resort Arcen. We hoorden meerdere malen hard gestommel en hard kindgehuil afkomstig van vermoedelijk een van de chalets naast ons. Ik besloot toen om vanuit de schuifpui van ons chalet naar chalet [X] te kijken. Ik zag dat de gordijnen aan de linkerzijde van het chalet zo’n circa 50 centimeter geopend waren waardoor ik goed in het chalet kon kijken. Ik zag dat een man een voorover gebogen houding had. Ik zag dat deze man tijdens deze houding minstens tien maal, krachtige vuistslagen maakte naar beneden. Ik zag niet wie hij sloeg.
In de ochtend van 20 juli zag ik dat [slachtoffer] behoorlijk letsel had opgelopen. Het precieze letsel weet ik niet maar ze zat onder de blauwe plekken en zag er echt gehavend uit.”
Getuige [getuige 2] [4] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 20 juli 2017 tussen 00:00 uur en 00:30 uur was ik op vakantiepark Resort Arcen te [adres] te Arcen. Ik verbleef in bungalow [Y] . Naast ons was bungalow [X] gelegen. Ik zat met [getuige 1] en [getuige 3] op de bank. Wij hoorden dat er geschreeuw kwam vanaf bungalow [X] . Wij hoorden dat er een man en een vrouw aan het schreeuwen waren. Ik ben samen met [getuige 3] en [getuige 1] buiten op ons terras gaan staan om te luisteren en te kijken wat er gebeurde. Wij stonden op 10 a 15 meter van de bungalow [X] . Ik zag dat het gordijn half voor het raam weggetrokken was. Ik zag dat er een man stond. Ik zag dat hij boven iemand hing. Ik zag dat hij met zijn rechtervuist zeker 10 keer op iemand in sloeg. Ik zag dat de vrouw, [slachtoffer] dus, een blauw linkeroog had. Ik zag dat ze ook allemaal striemen in haar nek had. Ik zag dat ze een schaafwond op haar rug had en ze gaf aan dat ze pijn had aan haar handen.”
Getuige [getuige 3] [5] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Wij zitten hier op het vakantiepark Resort Arcen in Arcen in huisje [Y] . In huisje [X] verbleven een gezin dat bestond uit een man, een vrouw en twee zonen. In de nacht van 19 juli op 20 juli 2017 zat ik samen met [getuige 1] en [getuige 2] in ons huisje. We hoorden wat gerommel en gestommel. Ik kon door het raam het huisje [X] in kijken. Ik zag dat onder het raam een bank stond. Ik zag dat boven de bank een hoofd uit kwam. Ik zag dat naast het hoofd een arm lag. Ik zag dat een volwassen man voorover over het lichaam stond gebogen. Ik zag dat de man zeker 10 keer met een vuist, met kracht, omlaag sloeg. Ik heb niet gezien dat de man met zijn vuist iets heeft geraakt, hier zat namelijk de bank voor. Later is mij duidelijk geworden dat het hoofd dat ik zag het hoofd van [slachtoffer] was en dat het armpje wat ik zag van een van haar kinderen was. Ik zag dat de vrouw diverse blauwe plekken had en dat deze gaandeweg het gesprek beter zichtbaar werden. Ik zag dat de vrouw rode striemen in haar nek had zitten.”
De verdachte heeft bij de politie [6] , zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Eergisteren, 19 juli, begon de ellende. [slachtoffer] sloot zich op. Ik merkte dat zij gedurende de dag steeds bozer werd. Rond 24:00 uur zag ik dat [slachtoffer] opeens naar mij toe kwam. Ik zag dat [slachtoffer] met beide handen, met gebalde vuisten naar mijn gelaat sloeg. Ik zag en voelde dat [slachtoffer] meerdere malen mij sloeg. Ik voelde op meerdere plaatsen om mijn gelaat pijn. Ik probeerde mijn gezicht te beschermen. Ik heb mijzelf verdedigd. Ik heb haar 2 keer geslagen op haar oog met de vuist. Ik had meteen spijt. Zodoende probeerde ik haar in bedwang te houden door haar vast te pakken. Ik liet haar los en ik zag dat zij direct weer begon met gebalde vuist te slaan op mijn gelaat. Ik voelde ook meteen weer pijn in mijn gezicht. Het kan dat ik [slachtoffer] meerdere malen tegen een glazen ruit heb gegooid. Wij hielden elkaar vast. Ik probeerde haar vast te houden om haar te kalmeren. Om dit te bewerkstelligen heb ik haar inderdaad proberen te fixeren tegen een ruit. Ik weet het zelf niet maar het zou kunnen dat ik [slachtoffer] haar keel heb dichtgeknepen aangezien zij dit ook bij mij deed. Zij heeft mij als eerste gewurgd dus ik ken het gevoel. Ik deed dit om te zorgen dat ze mij niet meer kon klappen.”
De verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Ik heb haar van me afgeduwd. Ik heb een duwbeweging ter hoogte van haar hals gemaakt.”
3.3.2
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen. De vraag is vervolgens of de verdachte door het dichtknijpen van de keel opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het overlijden van aangeefster of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de verklaring van de verdachte kan dat opzet niet worden afgeleid, omdat de verdachte – naar eigen zeggen – een afwerende beweging ter hoogte van haar hals heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat evenmin uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen – voor zover dat uit het dossier blijkt – het opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van aangeefster kan worden afgeleid. Immers ontbreekt in het dossier elk zicht op de duur en de kracht waarmee de keel is dichtgeknepen. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt ook niet onderbouwd door (objectieve) medische gegevens.
Op grond hiervan acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor de primair ten laste gelegde poging doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De verdachte zal daarom van feit 1 primair en subsidiair worden vrijgesproken.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit, behoeft het verweer ten aanzien van vrijwillige terugtred geen nadere bespreking.
3.3.3
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meermalen te stompen, tegen een ruit te gooien en door haar keel dicht te knijpen.
De rechtbank overweegt dat de chronologische volgorde zoals die door [slachtoffer] is geschetst, niet overeenkomt met de volgorde zoals de getuigen en ook de verdachte is beschreven. Zowel de drie getuigen als de verdachte hebben verklaard dat de ruzie eindigde met de klappen die de verdachte heeft uitgedeeld aan [slachtoffer] toen zij op de bank lag en niet met het dichtknijpen van de keel zoals [slachtoffer] heeft verklaard. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de verklaring van [slachtoffer] in zijn geheel als onbetrouwbaar aan te merken, omdat deze verklaring grotendeels door de verklaring van de verdachte wordt ondersteund.
De rechtbank gaat er, gelet op alle verklaringen, van uit dat het tegen een ruit gooien van aangeefster en het dichtknijpen van de keel van aangeefster heeft plaatsgevonden vóór het meermalen stompen van aangeefster.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 2.
in de periode 19 juli 2017 tot en met 20 juli 2017 te Arcen, gemeente Venlo,
zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen te stompen en tegen een ruit te gooien en de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van het onder feit 2 bewezen verklaarde overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweerexces. De verdachte heeft [slachtoffer] teruggeslagen en hij heeft gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging. Dit wordt ondersteund door de foto’s van het letsel van de verdachte in het dossier.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer] en van de verdachte overeenkomen met betrekking tot het ontstaan van de ruzie. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij als eerste de verdachte bij de kraag heeft gepakt en dat zij de verdachte ook geslagen heeft.
Zoals onder 3.3.3. overwogen gaat de rechtbank er, voor wat betreft de volgorde van de verweten mishandelingen, van uit dat het tegen een ruit gooien van [slachtoffer] en het dichtknijpen van de keel van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden vóór het meermalen stompen van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat de verdachte [slachtoffer] tegen een ruit heeft gegooid het haar keel heeft dichtgeknepen in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Ook is aannemelijk geworden dat bij de verdachte op dat moment sprake was van een hevige gemoedsbeweging, die door de aanranding werd veroorzaakt en dat de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging het onmiddellijke gevolg van die hevige gemoedsbeweging is geweest. Het beroep op noodweerexces slaagt met betrekking tot genoemde mishandelingen en de rechtbank zal de verdachte in zoverre ontslaan van alle rechtsvervolging.
In het geval van het meermalen stompen van [slachtoffer] ligt dit anders. De rechtbank stelt vast, mede op basis van de verklaring van de verdachte zelf, dat hij [slachtoffer] heeft geslagen nadat hij [slachtoffer] had gefixeerd op de bank. Van een noodweersituatie was op dat moment geen sprake meer zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt. Het verweer wordt op dit punt verworpen.
Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het tegen een ruit gooien van [slachtoffer] en het dichtknijpen van de keel van [slachtoffer] en de verdachte is strafbaar ten aanzien van het meermalen stompen van [slachtoffer] .

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van tachtig uren, te vervangen door veertig dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering in haar advies van 5 april 2018.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is vanwege het tijdsverloop. De verdachte heeft anderhalf jaar in een geschorste voorlopige hechtenis gelopen. De raadsman heeft verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen, gelet op de verzochte vrijspraak voor het dichtknijpen van de keel. Een deels voorwaardelijke taakstraf zou zijns inziens meer in de rede liggen. De raadsman heeft aangevoerd dat de oplegging van bijzondere voorwaarden geen meerwaarde heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel door haar meermalen te stompen, tegen de ruit te gooien en door haar keel dicht te knijpen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid, terwijl zij zich juist binnen haar relatie veilig moet kunnen voelen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de ruzie die is ontstaan evenals de geweldshandelingen van de verdachte ingegeven waren door zijn alcohol- en drugsgebruik. Afkeurenswaardig en zorgelijk is dat de kinderen van de verdachte getuige zijn geweest van dit partnergeweld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte d.d. 15 januari 2019 waaruit blijkt dat hij eerder, weliswaar langere tijd geleden, door een strafrechter is veroordeeld voor huiselijk geweld. De rechtbank heeft ook kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 5 april 2018 en de toelichting die door deskundige Heijnens is gegeven tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak. De verdachte geeft geen blijk van probleeminzicht en de reclassering ziet inmiddels geen meerwaarde meer van een reclasseringstoezicht in het kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijke straf.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt en omdat de verdachte partieel zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op noodweerexces.
De rechtbank zal, alles afwegende, een taakstraf opleggen voor de duur van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mede gelet op voornoemd reclasseringsadvies.
De rechtbank zal tenslotte het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 41, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 1 primair en subsidiair;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte
  • verklaart
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
- heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. V.P. van Deventer, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2019.
Buiten staat
Mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2017 tot en met 20 juli 2017 te Arcen, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2017 tot en met 20 juli 2017 te Arcen, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks d periode 19 juli 2017 tot en met 20 juli 2017 te Arcen, gemeente Venlo,
zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of tegen een ruit te gooien en/of de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer PL2300-2017118015, gesloten d.d. 22 juli 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 63.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2017, pagina’s 5 tot en met 8.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juli 2017, pagina’s 32 tot en met 34.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juli 2017, pagina’s 35 en 36.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juli 2017, pagina’s 37 tot en met 39.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 juli 2017, pagina’s 55 tot en met 60.