ECLI:NL:RBLIM:2019:1250

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
03/661228-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaaldelijk plegen van schennis van de eerbaarheid in het openbaar met bijbehorende strafmaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van herhaaldelijk schennis van de eerbaarheid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere incidenten waarbij hij in het openbaar zijn geslachtsdeel heeft getoond en zich heeft gemasturbeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 28 augustus 2017, 18 november 2017, 13 februari 2018 en 27 april 2018, zich schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.J. Sleegers, en de zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een taakstraf van 100 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade heeft erkend maar de immateriële schade heeft afgewezen, omdat geestelijk letsel niet voldoende aannemelijk was gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661228-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J. Sleegers, advocaat, kantoorhoudende te Someren.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte bij herhaling in het openbaar met zijn hand in zijn broek heeft gezeten, zijn ontblote geslachtsdeel heeft laten zien, in het openbaar gemasturbeerd heeft en daarbij vrouwen heeft aangesproken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de verklaringen van de verdachte. De verdachte heeft de feiten 1, 2 en 5 bekend en hij heeft de feiten 3 en 4 ontkend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal alle feiten bewezen verklaren. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 5 kan de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte die feiten heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 zal de rechtbank het bewijs uitgebreider weergeven, omdat de verdachte deze feiten betwist heeft.
Ten aanzien van feit 1 [1] :
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • de aangifte van [naam aangever 1]
Ten aanzien van feit 2 [3] :
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [4] ;
- de aangifte van [naam aangeefster 2] [5] .
Ten aanzien van feit 3 [6] :
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de volgende bewijsmiddelen.
[naam aangever 3] heeft aangifte [7] gedaan en hij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 13 februari 2018 omstreeks 20.00 uur was ik samen met mijn vrienden [naam aangever 4] , [naam aangeefster 5] en [naam aangeefster 6] . Ik zag dat er op het [adres 1] in Nederweert op een bankje een man zat. Ik zag dat de man een lichtblauwe spijkerbroek droeg en de gulp hiervan geheel open stond. Ik hoorde dat de man aan mij vroeg: “Weet jij waar er meer meisjes zijn?”. Ik zag dat de man op stond en wegliep de [adres 2] in. Ik zag dat de man op dat bankje zat. Ik zag dat de man zijn piemel met zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat de man met zijn rechterhand op en neer gaande bewegingen maakte. Hij was zich dus aan het aftrekken. Ik hoorde dat de man zei: “Ik ben nu aan het klaarkomen.” [naam aangeefster 5] heeft toen de politie gebeld. De man liep toen weg in de richting van de bibliotheek en liep vervolgens achter de bibliotheek een steegje in. Dit steegje komt uit op de parkeerplaats achter de [adres 3] . Wij zijn de man achterna gelopen om hem in het zich te houden totdat de politie kwam. De man zei tegen mij dat hij op het [adresgegevens verdachte] woonde. De politie kwam en ik zag dat de voornoemde man door de politie werd meegenomen.”
[naam aangeefster 5] heeft aangifte [8] gedaan en zij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Ik was vanavond, 13 februari 2018, samen met vrienden in Nederweert. Ik was samen met [naam aangever 3] , [naam aangever 4] en [naam aangeefster 6] . Wij liepen langs de speeltuin op het [adres 1] in Nederweert. Wij zagen een man zitten op een bankje in de speeltuin. Het viel ons op dat een van zijn handen aan de voorkant in zijn broek zat bij zijn piemel. De man stond op en liep weg richting de [adres 2] . Hij had zijn broek open, maar nog wel omhoog. Hij hield zijn hand in zijn broek en zijn piemel hing naar buiten. Hij liep over de [adres 2] en ging rechtsaf naar [adres 4] en toen linksaf een steegje in. Dan kom je uit bij de [adres 5] . De man ging zich op dat pleintje zichtbaar aftrekken voor ons. Hij had zijn piemel in zijn hand. De politie heeft de betreffende man opgepakt.”
[naam aangeefster 6] heeft aangifte [9] gedaan en zij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 13 februari 2018 kwam ik om 19.30 uur aan in het speeltuintje aan de [adres 6] te Nederweert. Ik had daar afgesproken met [naam aangeefster 5] , [naam aangever 3] en [naam aangever 4] . Ik zag dat op een bankje aan de andere kant van de speeltuin een man zat. Ik zag dat hij zijn hand bij zijn kruis had en met zijn vuist op en neer ging. Een van mijn vrienden vroeg: “Wat bent u aan het doen?”. En ik hoorde dat hij zei: “Ik ben aan het klaarkomen, ik heb zin in seks.” Wij zeiden dat hij beter naar huis kon gaan en dat hij dat thuis moest doen. De man bleef doorgaan met zijn trekbewegingen terwijl wij tegen hem spraken. We hebben de politie gebeld. Toen de collega’s ter plaatse kwamen zat de man nog op het bankje maar had hij zijn geslachtsdeel niet meer in zijn hand. Wij konden de man zo aanwijzen.”
[naam aangever 4] heeft aangifte [10] gedaan en hij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 13 februari 2018 omstreeks 20:30 uur was ik op het [adres 1] te Nederweert. Ik en mijn vrienden, [naam aangever 3] , [naam aangeefster 6] , [naam aangeefster 5] , stonden voor de twee bankjes. Ik zag dat die man op het bankje zat. Ik zag dat hij zijn “ding” uit zijn gulp had hangen en ermee aan het spelen was. Dit deed hij met zijn rechterhand zo’n 15 minuten lang. Wij schrokken ervan en toen heeft [naam aangeefster 5] de politie gebeld. Wij zeiden tegen hem dat hij beter naar huis kon gaan. Hij liep in de richting van de [adres 2] (fon.). Ik heb van de man een foto gemaakt toen hij op het bankje zat en bezig was.”
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
“Ik was daar en ik had mijn hand in de broek. Ik heb de jongeren gevraagd mij met rust te laten.”
De politie heeft de verdachte op 13 februari 2018 aangetroffen op een bankje op het [adres 1] te Nederweert, met zijn handen op zijn kruisstreek. [11] De verdachte is omstreeks 20:50 uur aangehouden. [12]
De verdachte heeft ontkend zijn geslachtsdeel uit zijn broek te hebben gehad en dat hij zou hebben gemasturbeerd. Hij heeft de verklaringen van de aangevers bestreden. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de aangevers inhoudelijk voldoende met elkaar overeenkomen en consistent zijn. Bovendien vinden deze verklaringen steun in de door de verdachte afgelegde verklaring dat hij daar aanwezig was, dat hij zijn hand in de broek had en dat hij een confrontatie heeft gehad met deze jongeren. De verdachte daarentegen heeft wisselend en inconsistent verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van de aangevers gelet op het voorgaande betrouwbaar en om die reden kunnen de verklaringen voor het bewijs worden gebezigd.
Ten aanzien van feit 4 [13] :
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de volgende bewijsmiddelen.
[naam aangeefster 7] heeft aangifte [14] gedaan en zij heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Op 27 april 2018 omstreeks 20.00 uur liep ik over de [adresgegevens verdachte] te Nederweert. Ik liep vanuit de richting [adres 1] in de richting van de [adres 7] te Nederweert. Ik liep dus over de [adres 8] toen ik een man in de woonkamer zag zitten, op het adres [adres 8] te Nederweert. Hij was richting mij aan het wenken. Ik zag dat de man wenkte en richting de achterzijde van de woning wees. Ik stond in het begin van de oprit en zag de man verschijnen in het keukenraam. Ik zag de achterdeur van de woning open gaan. De man wenkte naar mij dat ik naar binnen moest komen en zei onder andere: “Kom effe binnen. Dit vind jij lekker, dit vind jij leuk.” Toen ik goed keek zag ik dat de man de broek en onderbroek op de knieën had hangen. Ik zag dat de man zichzelf aan het bevredigen was terwijl hij met mij aan het praten was. Ik zag dit op een afstand van ongeveer 4 a 5 meter. Ik zag dat de man met zijn linkerhand zijn penis vast had. Ik zag dat de man zichzelf af aan het trekken/masturberen was.”
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ligging van het [adres 1] ten opzichte van de [adres 7] in Nederweert, de weg hier naartoe de [adresgegevens verdachte] te Nederweert is. Daar waar aangeefster spreekt over de [adres 8] te Nederweert, gaat de rechtbank ervan uit dat dit een kennelijke vergissing is en dat de [adresgegevens verdachte] te Nederweert wordt bedoeld.
De verdachte heeft bij de politie [15] , zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Ik verblijf nu tijdelijk bij mijn vader op de [adresgegevens verdachte] te Nederweert. Ik was die dag, 27 april 2018, alleen in de woning. Ik heb bij het keukenraam gestaan en heb een vrouw gezien.
U wenkte naar de aangeefster dat zij naar u toe moest komen. Waarom deed u dat? Daar had ik geen bedoeling mee.
De aangeefster had gehoord dat u zei: “Kom effe binnen. Dit vind jij lekker, dit vind jij leuk.” Ik herken dit wel. Door de cocaïne werd ik opgewonden op erotisch gebied.”
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik heb inderdaad de keukendeur opengedaan. Ik ben echter niet naar buiten gegaan. Geconfronteerd met de foto van Google Maps van de oprit die de voorzitter toont merk ik op dat de keukendeur iets verder terug van de oprit ligt. Die vrouw kan niets gezien hebben. Vanuit mijn positie in de keukendeur kon ik die vrouw wel zien.”
De rechtbank overweegt dat zij geen reden heeft tot twijfel aan de aangifte van mevrouw [naam aangeefster 7] . De verdachte heeft verklaard dat hij haar heeft gezien en dat betekent andersom dat mevrouw [naam aangeefster 7] hem ook heeft kunnen zien. De verklaring van de verdachte dat mevrouw [naam aangeefster 7] hem niet heeft kunnen zien, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Ten aanzien van feit 5 [16] :
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [naam aangever 8] [17] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1.
op 28 augustus 2017 in de gemeente Weert, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 9] , door zich aldaar in een auto (met kenteken [kenteken] ) te bevinden, terwijl hij, verdachte, een hand in zijn broek had en aan het kwijlen was en toen hij door een persoon genaamd [naam aangever 1] gevraagd werd waarom hij, verdachte, daar met zijn auto stond, tegen die [naam aangever 1] te zeggen: “Omdat ik geil ben.”;
feit 2.
op 18 november 2017 in de gemeente Weert de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 10] , door zich aldaar in een auto (met kenteken [kenteken] ) met open broek en ontbloot geslachtsdeel te bevinden en zijn verdachtes, geslachtsdeel vast te houden en te masturberen en daarbij tegen een persoon genaamd [naam aangeefster 2] te roepen: “Kom eens hier!” en “Ik ben geil, wat ben je lekker zeg.” en “Ik wil je klaar vingeren." en "Ik bef je helemaal klaar.”;
feit 3.
op 13 februari 2018 in de gemeente Nederweert de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 6] en/of de [adres 2] en/of het [adres 1] , door zich aldaar met open broek en ontbloot geslachtsdeel te bevinden en zijn, verdachtes ontblote penis vast te pakken en vast te houden en te masturberen en daarbij tegen [naam aangever 3] en/of [naam aangeefster 5] en/of [naam aangeefster 6] en/of [naam aangever 4] te zeggen: “Weet jij waar er meer meisjes zijn?” en/of “Ik ben nu aan het klaarkomen.” en/of “Ik vind het heel plezierig seks te laten zien.”;
feit 4.
op 27 april 2018 in de gemeente Nederweert de eerbaarheid heeft geschonden aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adresgegevens verdachte] , door vanuit de woning van zijn, verdachtes, vader, wenkende gebaren te maken naar een persoon genaamd [naam aangeefster 7] en vervolgens zich met ontbloot geslachtsdeel in de deuropening van zijn, verdachtes, vader, woning te bevinden en zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel vast te pakken en vast te houden en te masturberen en daarbij tegen die [naam aangeefster 7] te zeggen: “Kom effe binnen.” en/of “Dit vind jij lekker, dit vind jij leuk.”;
feit 5.
op of omstreeks 02 juni 2018 in de gemeente Weert de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 11] , door zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en oogcontact en wenkende bewegingen met en naar een persoon genaamd [naam aangever 8] te maken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Ten aanzien van feit 3:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van honderd uren, te vervangen door vijftig dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie, met de kanttekening dat hij een proeftijd van drie jaar erg ruim bemeten vindt. Sinds het laatste feit is de verdachte niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie. De verdachte heeft woonruimte en hij heeft contact gezocht met de huisarts en met maatschappelijk werk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich bij herhaling schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door in het openbaar zijn hand in de broek te hebben, zijn ontblote geslachtsdeel vast te houden, te masturberen en daarbij vrouwen aan te spreken of te wenken. De verdachte heeft deze feiten gepleegd onder invloed van cocaïne. Het betreft vervelende strafbare gedragingen. Mensen en in dit geval in het bijzonder vrouwen worden ongevraagd en ongewild geconfronteerd met andermans seksuele gedrag. Daarmee veroorzaakt de verdachte nare gevoelens onrust en gevoelens van onveiligheid. Dit komt ook naar voren in de diverse verklaringen van de aangevers en aangeefsters.
Uit het strafblad van de verdachte d.d. 15 januari 2019 blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat ook sinds de laatste pleegdatum op 2 juni 2018 zich geen nieuwe feiten meer hebben voorgedaan.
De reclassering heeft omtrent de persoon van de verdachte op 28 januari 2019 een advies uitgebracht. De rapporteur is van mening dat de kans op recidive hoog is. De rapporteur beschrijft dat de verdachte een manier van omgaan met mensen heeft waardoor hij veelvuldig met hen in conflict komt. Hij is niet in staat deze conflicten op een adequate manier op te lossen, mede omdat hij onvoldoende zicht heeft op zijn eigen aandeel. Hij legt de schuld vooral bij de ander. Hij is daarom steeds meer geïsoleerd geraakt. Hij had een actief seksueel leven, met wisselende partners. Nu de omstandigheden zijn veranderd (na zijn scheiding en doordat hij zich door financiële problemen die levensstijl niet meer kan permitteren) en als gevolg van de conflicten, is hij geïsoleerd geraakt en voelt hij zich eenzaam. Hij kan ook nergens terecht met zijn frustraties over het gebrek aan omgang met zijn kinderen. Het lukt hem niet een nieuwe partner te vinden, wat hij wel wil. De eenzaamheid en het gebrekkige probleemoplossende vermogen versterkt het cocaïnegebruik en het grensoverschrijdende seksueel gedrag. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij FPP De Horst (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op de aard van de feiten en de inhoud van het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar onder de door de reclassering geadviseerde voorwaarden moet worden opgelegd. Dit heeft tot doel de verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit. De ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers brengt mee dat niet kan worden volstaan met enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan de verdachte daarom tevens een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf opleggen voor de duur van honderd uren subsidiair vijftig dagen hechtenis. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht. De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaar.
De rechtbank zal aan de proeftijd als bijzondere voorwaarden verbinden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling bij FPP De Horst, ook als dat inhoudt een kortdurende klinische opname met een maximale duur van zeven weken;
  • meewerken aan middelencontrole.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam aangeefster 5] heeft op 28 december 2018 en op 28 januari 2019 een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder feit 3 tenlastegelegde. De rechtbank gaat er van uit dat de vordering van 28 januari 2019 de vordering is die aan de rechtbank ter beoordeling is voorgelegd.
[naam aangeefster 5] vordert een bedrag van € 16,02 aan reiskosten (materiële schade) en een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade, in totaal een bedrag van € 316,02. Tevens heeft zij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële schade wordt toegewezen en dat de immateriële schade wordt gematigd tot een bedrag van € 100,00.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de grondslag van de vordering bestreden voor wat betreft de gevorderde immateriële schade. De verdachte heeft aangegeven dat het groepje jongeren hem de dag erna heeft achtervolgd tot bij de bibliotheek en dat het gebeuren kennelijk niet zo’n grote impact heeft gehad als wordt beweerd. De raadsman heeft verzocht om, in geval van bewezenverklaring, de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 116,02, zoals door de officier van justitie voorgesteld.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten ad € 16,02 voor toewijzing vatbaar zijn.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade oordeelt de rechtbank als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat voor vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW vereist is dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat het gestelde geestelijk letsel bij de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 ten laste gelegde onvoldoende aannemelijk is geworden. De vordering is immers onvoldoende onderbouwd doordat de jurisprudentie waar aansluiting bij wordt gezocht, niet een vergelijkbare casus betreft. De rechtbank merkt daarbij op dat, volgens de jurisprudentie, gevoelens van ongemak en onrust niet kunnen aangemerkt als psychisch letsel. Uit haar getuigenverklaring blijkt dat verzoekster de verdachte, tezamen met anderen is gevolgd en dat zij pas in een laat stadium zich heeft afgekeerd van verdachte. Een hevige geschoktheid die tot het gestelde letsel aanleiding gegeven zou kunnen hebben, kan de rechtbank hieruit niet afleiden.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van dit onderdeel daarom afwijzen.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de schade vaststellen op een bedrag van € 16,02. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf de datum van de vordering, aldus 13 februari 2018, tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag.
Schadevergoedingsmaatregel en kosten
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 16,02, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
1 dag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
13 februari 2018 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [naam aangeefster 5] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 239 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij
GGZ reclassering Limburg Vincent van Gogh, Laurentiusplein 10, 6043 CS Roermonden hij moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde moet meewerken aan
ambulante behandelingbij
FPP de Horst, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaars zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt een
kortdurende klinische opnamevoor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek voor
een maximale duur van zeven weken;
de veroordeelde moet meewerken aan
controle van het gebruik van alcohol en drugs;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 16,02 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 13 februari 2018 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 16,02 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 13 februari 2018 tot de dag der algehele voldoening, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst afde vordering van de benadeelde partij voor zover die betrekking heeft op de
    immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2019.
Buiten staat
Mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 28 augustus 2017 in de gemeente Weert, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 9]
, door zich aldaar in een auto (met kenteken [kenteken] ) te bevinden, terwijl hij, verdachte, een hand in zijn broek had en/of aan het kwijlen was en/of toen hij door een persoon genaamd [naam aangever 1] gevraagd werd waarom hij, verdachte, daar met zijn auto stond, tegen die [naam aangever 1] te zeggen: "Omdat ik geil ben.";
2.
hij op of omstreeks 18 november 2017 in de gemeente Weert de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 10] , door zich aldaar in een auto (met kenteken [kenteken] ) met open broek en/of ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of (vervolgens) zijn verdachtes, geslachtsdeel vast te houden en/of te masturberen en/of (daarbij) naar/tegen een persoon genaamd [naam aangeefster 2] te roepen, althans te zeggen: "Kom eens hier!" en/of "Ik ben geil, wat ben je lekker zeg." en/of "Ik wil je klaar vingeren." en/of "Ik bef je helemaal klaar." ;
3.
hij op of omstreeks 13 februari 2018 in de gemeente Nederweert de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de
[adres 6] en/of de [adres 2] en/of het [adres 1] , althans op of aan de openbare weg, door zich aldaar met open broek en/of ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of (vervolgens) zijn, verdachtes (ontblote) penis vast te pakken en/of vast te houden en/of te masturberen en/of (daarbij) tegen [naam aangever 3] en/of [naam aangeefster 5] en/of [naam aangeefster 6] en/of [naam aangever 4] te zeggen: "Weet jij waar er meer meisjes zijn? " en/of
"Ik ben nu aan het klaarkomen." en/of "Ik vind het heel plezierig seks te laten zien.";
4.
hij op of omstreeks 27 april 2018 in de gemeente Nederweert de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adresgegevens verdachte]
, althans op of aan de openbare weg, door vanuit de woning van zijn, verdachtes, vader, een of meer wenkende geba(a)r(en) te maken naar een persoon genaamd [naam aangeefster 7] en/of (vervolgens) zich met ontbloot geslachtsdeel in de deuropening van zijn, verdachtes, woning te bevinden en/of zijn, verdachtes, (ontblote) geslachtsdeel vast te pakken en/of vast te houden en/of te masturberen en/of (daarbij) tegen die [naam aangeefster 7] te zeggen: "Kom effe binnen." en/of "Dit vind jij lekker, dit vind jij leuk.";
5.
hij op of omstreeks 02 juni 2018 in de gemeente Weert de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 11] , door zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of (vervolgens) oogcontact en/of een of meer wenkende beweging(en) met en/of naar en/of in de richting van een persoon genaamd [naam aangever 8] te maken.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, proces-verbaalnummer 2017139953, gesloten d.d. 19 oktober 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 37.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 september 2017, pagina’s 15 tot en met 17.
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, proces-verbaalnummer 2017184993, gesloten d.d. 29 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 24.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 november 2017, pagina’s 13 tot en met 16.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2017, pagina’s 19 tot en met 21.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Divisie Regionale Recherche, Afdeling Zeden, proces-verbaalnummer 2018023255, gesloten d.d. 14 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 30.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2018, pagina’s 13 tot en met 15.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2018, pagina’s 16 en 17.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2018, pagina’s 18 en 19.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2018, pagina’s 20 tot en met 22.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2018, pagina 6.
12.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 13 februari 2018, pagina’s 9 en 10.
13.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche (LB), Afdeling Thematische Opsporing (LB), Team Zeden (LB), proces-verbaalnummer PL2300-2018065670, gesloten d.d. 11 mei 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 19.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2018, pagina’s 4 tot en met 6.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 mei 2018, pagina’s 10 tot en met 19.
16.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, proces-verbaalnummer 201808220/2018082224, gesloten d.d. 6 juni 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 28.
17.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2018, pagina’s 17 en 18.