4.3.1Vrijspraak van feit 1 primair en 1 subsidiair
Uit het dossier blijkt onder meer het volgende.
[naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] hebben [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde] , in een woning gelegen aan de [adres] te Venlo, beroofd van vijf kilogram hennep. Bij deze beroving heeft [naam medeverdachte 1] dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op de slachtoffers, waarna [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] in ieder geval drie zakken hennep (in totaal ongeveer vijf kilogram) in de auto hebben geladen en met de auto op de vlucht zijn geslagen.
Vervolgens hebben [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] met de auto [naam medeverdachte 5] en de verdachte opgepikt. Tijdens de vlucht die hierop volgde is door de verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarschijnlijk een semiautomatisch werkend gas/alarmpistool, gericht op en geschoten in de richting van de auto van politieagent [naam verbalisant] . Dit deed de verdachte nadat [naam medeverdachte 1] , die de auto bestuurde, had gezegd dat hij, de verdachte, met het geweer moest schieten en/of ze bang moest maken én nadat [naam medeverdachte 1] fors snelheid had geminderd met zijn auto. Het bewijs voor hetgeen heeft plaatsgevonden tijdens de vlucht is hierna onder 4.3.2 en 4.3.3. opgenomen.
Hoewel de bijdrage van de verdachte aan een onderdeel van het delict, te weten de bedreiging met geweld tegen de politieagent, wezenlijk is geweest, betekent dit nog niet dat kan worden bewezen dat bij de verdachte sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de diefstal.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de verdachte op de hoogte was van de gepleegde diefstal. Hij zou immers de dag voor de diefstal op de [adres] te Venlo zijn geweest en op de dag van de diefstal met [naam medeverdachte 1] nabij de Kentucky Fried Chicken in Venlo voor een afspraak over het kopen van wiet.
De rechtbank gaat niet mee in deze redenering van de officier van justitie. Kennelijk baseert de officier van justitie haar zienswijze op de verklaring van [naam medeverdachte 1] . De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring nu [naam medeverdachte 1] leugenachtig heeft verklaard over zijn rol in het hele gebeuren en zijn aandeel heeft afgezwakt door zijn handelen deels toe te schrijven aan verdachte en aan [naam medeverdachte 2] .
Nu er onvoldoende bewijs is dat de verdachte medepleger is van de diefstal met bedreiging met geweld, dan wel de afpersing, zal de rechtbank hem vrijspreken van de feiten 1 primair en 1 subsidiair.
4.3.2De bewijsmiddelen
Op 25 september 2016 waren verschillende verbalisanten, onder wie een verbalisant bekend onder nummer [naam verbalisant] , belast met een overlast gerelateerde projectdienst voor de eenheid Limburg, basisteam Venlo-Beesel.
De verbalisant onder nummer [naam verbalisant] heeft onder meer gerelateerd:
Op 25 september 2016 zag ik dat twee mannen haastig in de Volkswagen Golf met het Belgische kenteken [kenteken] stapten en met hoge snelheid wegreden vanaf de oprit van een woning aan de Hommellaan. Ik zag dat de Volkswagen Golf met hoge snelheid vanuit de Hommellaan via de Vlinderstraat de Krekelveldstraat op reed in de richting van de Willemstraat. Vervolgens ben ik achter de Volkswagen Golf aangereden. Op de hoek van de Emmastraat met de Willemstraat zag ik dat de Volkswagen Golf rechtsaf reed en vervolgens op de Emmastraat abrupt tot stilstand kwam. Direct hierna zag ik twee mannen die vanuit de richting van de aldaar gelegen snackbar naar de Volkswagen Golf renden. Ik zag dat deze mannen haastig achterin de Volkswagen Golf stapten. Nadat de mannen waren ingestapt zag ik dat de Volkswagen Golf zijn weg vervolgde over de Emmastraat.
Nadat de Volkswagen Golf de kruising van de Eindhovenseweg met de Antoniuslaan was gepasseerd zag ik dat de remlichten van de Volkswagen Golf oplichtten. Ik zag dat de Volkswagen Golf zijn snelheid enorm minderde en stapvoets voor mij bleef rijden. Er waren geen aanwijzingen in het verkeer die aanleiding gaven om de snelheid dusdanig te minderen.
Direct hierna zag ik dat aan de bijrijderszijde een hand naar buiten stak.Die hand zag ik ter hoogte van de achterzijde van die auto. Het leek erop dat die hand van rechtsachter uit de Volkswagen stak.Ik zag dat deze hand een voorwerp vast had. Ik zag vervolgens dat zowel de hand als het voorwerp in mijn richting wees. Ik zag dat er een aantal malen een trekkende beweging werd gemaakt, terwijl de inzittende het voorwerp in zijn hand hield. Vervolgens zag ik dat het voertuig wederom met hoge snelheid wegreed. Tegelijkertijd zag ik dat de eerder genoemde trekkende bewegingen bleven doorgaan. Ik herkende op dat moment dergelijke bewegingen als bewegingen die gemaakt worden bij het gebruik van een handvuurwapen. Ik zag dat zowel de hand als het voorwerp na iedere trekkende beweging licht omhoog sloeg en vervolgens weer in mijn richting wees. Ik herkende dit als zijnde de terugslag en het opwaarts kantelen van de loop van een handvuurwapen. Ik zag dat voornoemde schietbeweging zich meer dan tweemaal herhaalde.Ik heb ongeveer tien van deze trekkende bewegingen zien maken. Dit was tussen de kruising van de Eindhovenseweg met de Burgemeester Gommansstraat en het NS-station van Blerick. Op dat moment schrok ik. Ik bleef voor mijn eigen veiligheid afstand houden.
Daaropvolgend heb ik meer afstand genomen van de Volkswagen Golf die op dat moment met hoge snelheid op de Eindhovenseweg op mij uitliep.
Op het moment dat ik in de bocht reed van de oprit A73 zag ik dat de Volkswagen Golf de bocht nagenoeg was uitgereden. Door de bochtvorming werd de absolute afstand tussen mij en de Volkswagen Golf kleiner, te weten ongeveer 50 meter. Ik zag dat het achterste raam aan de bijrijderszijde van de Volkswagen Golf open stond. Voorts zag ik dat er een hand uit dit raam stak. Ik zag dat deze hand een op een handvuurwapen gelijkend voorwerp vasthield en de loop van dit voorwerp in mijn richting wees. Ik zag dat de loop van dit voorwerp vervolgens nauwkeurig werd bijgesteld in mijn richting. Ik zag dat de hand vervolgens meerdere schietbewegingen maakte zoals eerder beschreven. Ik hoorde op dat moment bij iedere schietbeweging een doffe knal. Ik herkende het geluid van de doffe knallen als het geluid van een schot uit een vuurwapen. Uit angst voor mijn eigen veiligheid ben ik daarop met mijn hoofd achter het stuur van mijn dienstvoertuig gezakt. De eerder genoemde doffe knallen hoorde ik op dat moment zeker drie keer.
De Volkswagen Golf reed hard weg over de A73. Op gepaste afstand trachtte ik de Volkswagen Golf te volgen. Ik zag dat de Volkswagen Golf de afslag Sevenum passeerde en nog verder op mij uitliep. Daarna ben ik de Volkswagen Golf uit het zicht verloren.
Uit het Proces-verbaal van de Rijksrecherche blijkt dat er vervolgens een achtervolging ontstond met meerdere politievoertuigen. Deze achtervolging eindigde uiteindelijk op de Ringbaan Noord te Weert waar de Volkswagen tot stilstand kwam.
De inzittenden van de Volkswagen Golf werden op 25 september 2016 aangehouden. Dit waren:
- [naam verdachte] op de Ringbaan Noord te Weert;
- [naam medeverdachte 2] op de Ringbaan Noord te Weert;
- [naam medeverdachte 1] op de Ringbaan Noord te Weert;
- [naam medeverdachte 5] op de Maesenburg te Weert.
Op 25 september 2016 is de Volkswagen Golf met het Belgische kenteken [kenteken] inbeslaggenomen.Op 27 september 2016 is een onderzoek ingesteld in deze personenauto. Tijdens dit onderzoek werd een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen die werd veiliggesteld en inbeslaggenomen voor nader onderzoek. De partij bestond uit drie zilveren sealbags met gripzakken:
- henneptoppen, verpakt in twee aparte plastic gripzakken (SIN AAIK7078NL);
- henneptoppen, verpakt in twee aparte plastic gripzakken (SIN AAGM9598NL);
- henneptoppen, verpakt in één aparte plastic gripzak (SIN AAGM9596NL).
De plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door de verbalisanten herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. De MMC Cannabis-test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep.
Iedere gripzak bevatte één kilogram henneptoppen.
Door verschillende onderzoekers van het bureau Forensische Opsporing werd een sporenonderzoek ingesteld.
- Plaats delict: Oprit Eindhovenseweg-A73 Blerick:
Tijdens een sporenonderzoek, waarbij onder andere een speurhond explosieven werd ingezet, werd een verschoten huls 9mm aangetroffen met bodemstempel p.a. knall 9mm g.f.l. (AAJJ9914NL). Deze verschoten huls werd voor nader onderzoek verstuurd naar het NFI (Nederlands Forensisch Instituut).
Deze huls is verschoten met een vuurwapen, vermoedelijk met een semiautomatisch werkend gas/alarmpistool.
Deze huls had voor het verschieten een knallading.
- Plaats delict: Weert, Ringbaan Noord:
Op de achterbank van de Volkswagen Golf [kenteken] werd een verschoten huls aangetroffen die op 26 september 2016 ter beschikking werd gesteld aan forensische opsporing Limburg voor nader onderzoek (AAKV9931NL). Deze huls heeft bodemstempel 9mm p.a. knall RWS. Deze verschoten huls werd voor nader onderzoek verstuurd naar het NFI.
Deze huls is verschoten met een vuurwapen, vermoedelijk met een semiautomatisch werkend gas/alarmpistool.
Deze huls had voor het verschieten een knallading.
Door het NFI is vergelijkend hulsonderzoek gedaan naar voornoemde hulzen (AAJJ9914NL en AAKV9931NL). Het NFI heeft geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan wanneer de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
[naam medeverdachte 2] heeft tegenover de politie onder meer het volgende verklaard:
Op 25 september 2016 reden [F.] en ik weg. We reden naar links en haalden [S.] en [naam medeverdachte 5] op en toen plankgas. Ik zat voor aan de rechterzijde. [F.] reed in de Volkswagen Golf. [S.] zat rechts achter en [naam medeverdachte 5] zat links, achter [F.] .
Er was een persoon de hele tijd achter ons aan het rijden. Op een gegeven moment zei [F.] : ‘Schiet met het geweer.’ En die jongen achter mij begon te schieten uit het raam. Die zat rechts achter mij. Het raam was opengedaan en hij zat te schieten. Toen waren de politieagenten gekomen. Ik zag dat de persoon die achter mij zat, dat was [S.] , uit het raam begon te schieten in de richting van die auto. Ik hoorde schieten en kogels.
[naam medeverdachte 5] heeft tegenover de politie onder meer verklaard:
U mag mij [naam medeverdachte 5] noemen.
Op zondag (de rechtbank begrijpt: 25 september 2016) kwamen [naam medeverdachte 2] en [F.] , nadat ze even weg waren geweest, weer aan rijden. Ik zag dat [F.] achter het stuur zat en zeer gehaast reageerde. Ik zag dat hij met hoge snelheid kwam aanrijden. Hij, [F.] , schreeuwde tegen ons dat we snel in moesten stappen. Ik heb dit dan ook gedaan. Ik zag dat we met hoge snelheid wegreden. Ik zag dat er in de auto verschillende zakken lagen. Dit waren zilverkleurige zakken. Een van die zakken was doorzichtig en ik zag dat deze vol zat met wiet. Ik herkende de wiet. Ik rook het.
[F.] reed echt heel erg gevaarlijk. Toen we onderweg waren zag ik nog een opvallende politieauto rijden. Niet lang daarna hoorde ik [F.] roepen dat een opvallende politiewagen achter ons aan reed. Ik zag en voelde daarna dat [F.] nog harder ging rijden.
Op een gegeven moment hoorde ik dat [F.] naar de jongen die naast me zat riep dat hij ‘ze’ bang moest maken. Ik zag dat die jongen die naast me zat met een geweer zwaaide uit de auto. Ik herkende dit als een wapen. Ik kan u zeggen dat dit geen echt wapen was. Ik hoorde dat [F.] zei dat het toch geen echte was. Het was een pistool. Het was een kort handwapen. Ik hoorde aan het geluid dat het geen echte was.
Op een gegeven moment is [F.] de macht over het stuur verloren. Toen kwam de Volkswagen Golf tot stilstand.
[naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn bijnaam ‘ [F.] ’ is. De bijnaam van [naam verdachte] is ‘ [S.] ’.
De verdachte heeft tegenover de politie onder meer verklaard:
Op 25 september 2016 zat ik rechtsachter in de auto. [naam medeverdachte 1] reed.
4.3.3De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tijdens de vlucht met de auto door de verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarschijnlijk een semiautomatisch werkend gas/alarmpistool, is gericht en is geschoten in de richting van de auto van politieagent [naam verbalisant] . Dit deed hij nadat [naam medeverdachte 1] , die de auto bestuurde, had gezegd dat hij, de verdachte, met het geweer moest schieten en/of ze bang moest maken én nadat [naam medeverdachte 1] fors snelheid had geminderd met zijn auto.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een politieman heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Hoewel er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering - medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft immers niet zelf met het wapen gedreigd - is diens bijdrage aan het tenlastegelegde van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] ten aanzien van deze bedreiging is dan ook komen vast te staan.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het voor een bewezenverklaring van dit feit, dan wel voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onderdeel ‘politieman’ niet nodig is dat de verdachte wist dat het om een politieman ging. Zijn verweer op dit punt vindt geen steun in het recht. Dit zou anders zijn als het zijn van politieman in geval van bedreiging een wettelijke strafverzwarende omstandigheid was.
Ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de auto is gestapt op het moment dat er ongeveer vijf kilogram wiet in de auto lag. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte dit wist ten tijde van het instappen. Zoals de rechtbank met betrekking tot de vrijspraak van feit 1 heeft overwogen, kan niet worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van een beoogde aankoop van een partij hennep of van de diefstal hiervan.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat dit feit kan worden bewezen, nu de hennep in de auto lag, de verdachte er van wist vanaf het moment dat hij in de auto stapte en dat hij vervolgens heeft geschoten op de achtervolgende politieagent, kennelijk met de bedoeling te ontkomen en de beschikkingsmacht over en daarmee het vervoer van de hennep te verzekeren. De verdachte heeft dit feit gepleegd tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] .
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet in de gelegenheid is geweest om zich te distantiëren. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank echter af dat hij zich niet heeft willen distantiëren.
Tot slot
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.