Op 10 mei 2019 hebben de verbalisanten [naam 3] en [naam 6] de videobeelden opgenomen op 7 mei 2019 omstreeks 20:08 uur op de parkeerplaats van het [adres 1] in Gennep bekeken.
[naam 3] is op 7 mei 2019, omstreeks 20.45 uur naar Albert Heijn, gelegen aan [adres 1] in Gennep, gegaan voor het checken van de videobeelden. De camera van Albert Heijn is gericht op de parkeerplaats.
De videobeelden worden beschreven vanuit vier perspectieven, namelijk
tankstation rechts, voorkant, entree winkel en parkeerplaats algemeen'.
De inhoud van de videobeelden zijn beschreven in chronologische volgorde.
De verbalisanten hebben op de opgenomen videobeelden het volgende waargenomen:
Camera 'tankstation rechts'
20.10.40uur. Manspersoon 1 rent weg in de richting van de [adres 3] . [verdachte] loopt al wijzend naar [slachtoffer] weg in de richting van de [adres 3] . Op de plaats waar de vechtpartij had plaatsgevonden lag een gele tas.
[naam 1] heeft, nadat hem de videobeelden zijn getoond, het volgende verklaard:
In die auto zit [slachtoffer] , die ken ik nog van vroeger. 5 Jaar geleden ben ik af en toe met hem omgegaan. Ik heb hem toen geld geleend, ongeveer 500 euro in totaal. Dit is nog aan de lage kant, want ik heb het in delen geleend aan hem. Ongeveer 2 weken voor dit incident hebben [verdachte] en [slachtoffer] een opstootje gehad en [verdachte] heeft mij toen gebeld en geappt. Op die dag van het incident zelf kreeg ik een bericht dat [verdachte] bedreigd werd door [slachtoffer] en dat hij net zoals mijn neef [naam 1] zou eindigen. Mijn neef is namelijk een paar jaar geleden
overleden. Ik ben toen naar [verdachte] gegaan om met hem te praten.
V: Met wie was je die avond (7 mei) op pad?
A: Ik stond met [verdachte] buiten en toen kwam die [slachtoffer] langs gereden. Ik zag dat de
personenauto waar [slachtoffer] in zat geparkeerd werd op de parkeerplaats voor de Albert
Heijn in Gennep. Ik ben toen naar de personenauto toe gelopen waar [slachtoffer] in zat.
A: Met wie heb je die avond ruzie gehad?
A: Dat was dus met die [slachtoffer] .
V: Waarom had of kreeg je ruzie met die persoon?
A: Voornamelijk om dat geld in eerste instantie, maar ook omdat [slachtoffer] mijn neefje
[verdachte] bedreigd heeft.
V: Op dinsdag 7 mei 2019 liep jij samen met [verdachte] over het [adres 1]
in Gennep. Jullie liepen voor de Albert Heijn langs en liepen kennelijk doelbewust
naar een bepaalde auto. Wat voor auto was dat?
A: Dat was een witte personenauto. [slachtoffer] reed niet zelf, maar ik zag [slachtoffer] als
bijrijder in die witte personenauto zitten.
V: Waarom liepen jullie nu uitgerekend van die witte BMW?
A: Ik zag dus dat [slachtoffer] in die personenauto zat en dat die personenauto op het
pleintje bij de Albert Heijn geparkeerd werd.
V: Hoe wisten jullie dat [slachtoffer] in die auto zat?
A: Ik had hem herkend toen hij langs ons reed.
V: Jij liep samen met [verdachte] naar die witte BMW waar [slachtoffer] in zat. Daarbij
riep je kennelijk iets tegen [slachtoffer] . Wat was dat?
A: Ik heb niks geroepen. Ik heb wel een gebaar gemaakt dat [slachtoffer] uit de auto moest
komen.
V: Je gebaarde dat hij uit de auto moest stappen. Dat deed hij ook, wat gebeurde er
daarna?
Ik liep naar [slachtoffer] toe en heb kwaad gevraagd waarom hij zo raar praatte. Ik vroeg
[slachtoffer] waarom hij mijn neefje [verdachte] aan het bedreigen was.
V: Jij liep voorop naar [slachtoffer] , die uit de auto stapte. [verdachte] liep achter jou.
Die had iets bij zich. Wat was dat?
A: Dat was een tas volgens mij.
V: [verdachte] slaat [slachtoffer] met de tas tegen het hoofd en er ontstaat een vechtpartij. Wat
deed [slachtoffer] toen?
A: Ik zag [slachtoffer] eerst in de verdediging gaan. Hierna pakte [slachtoffer] , [verdachte] vast en ik zag
dat [slachtoffer] , [verdachte] niet meer los liet.
V: [verdachte] trok een wapen. Wat voor wapen was dat?
A: Ik heb geen wapen gezien. Bij [slachtoffer] heb ik ook niets gezien.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 7 mei 2019 op het [adres 1] te Gennep [slachtoffer] met een tas met inhoud heeft geslagen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij heeft geslagen met een tas afkomstig van de supermarkt genaamd Jumbo en dat zich op dat moment in deze tas een blik soep bevond. Dit blik soep heeft hij direct na de schermutseling op het [adres 1] opgeraapt en meegenomen naar huis, zo stelt de verdachte.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de ter terechtzitting getoonde videobeelden blijkt dat de door de verdachte meegedragen tas niet leeg was. Op grond van de vorm en omvang van de tas en de wijze waarop de verdachte de tas vasthield, terwijl hij naar [slachtoffer] liep, is goed mogelijk dat in deze plastic tas een halter heeft gezeten, die qua vorm overeenkomt met de direct na het gebeuren op plaats delict aangetroffen halter. Van die halter is een foto gemaakt, die onder de bewijsmiddelen is opgenomen. Op de getoonde videobeelden is ook te zien dat de verdachte de plaats delict heeft verlaten en dat hij daarbij geen gele Jumbotas en ook geen blik soep bij zich draagt.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verklaring van de verdachte dat in de gele Jumbotas een blik soep zat en dat hij dit blik na het gebeuren, bij het verlaten van het [adres 1] , mee naar huis heeft genomen, niet strookt met de waarheid. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bewuste tas niet met een blik of blikken soep was gevuld, maar met de halter die later op de plaats delict is aangetroffen. De verklaring van de verdachte moet in zoverre als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. De verdachte heeft door zo te verklaren kennelijk de waarheid willen verhullen dat zich in de plastic zak waarmee hij [slachtoffer] tegen het hoofd sloeg, de halter bevond die naderhand op de plaats delict samen met de tas is aangetroffen.
- een proces-verbaal van bevindingen;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
Parketnummer 03.171757-19
Feit 1:
Op woensdag 5 juni 2019 heeft [naam 7] namens [bedrijf] aangifte gedaan.
[bedrijf] was sinds maandag 3 juni 2019 bezig met het renoveren van raamkozijnen aan het pand [adres 3] in Gennep, waarbij gebruik werd gemaakt van een bedrijfsauto van het merk Iveco voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
Op maandag 3 juni 2019 is [bedrijf] begonnen met het verwijderen van het glas uit de bestaande raamkozijnen. Dit gaf wat geluid en hinder. Die maandagochtend werden de medewerkers van [bedrijf] rond 10.00 uur à 10.30 uur, aangesproken door een jongeman, die [verdachte] zou heten, die zei dat hij boven het pand woont waar [bedrijf] bezig was en dat men niet teveel herrie moest maken. Aangever kende deze persoon van eerdere werkzaamheden in het pand. Op woensdag 5 juni 2019 rond 08.30 uur, is [bedrijf] weer begonnen en werd het bedrijfsvoertuig geparkeerd op een parkeerplek van het aldaar gelegen tankstation, dat ongeveer 4 meter is gelegen langs het pand. Er werd weer begonnen met het verwijderen van glas uit de raamkozijnen. Na ongeveer 2 minuten opende [verdachte] aan de andere kant van het pand, vanuit zijn kamer het raam en schreeuwde dat [bedrijf] niet zo'n herrie moest
maken. Dit was vlakbij waar het bedrijfsvoertuig
was geparkeerd. [verdachte] schreeuwde naar aangever dat hij niet kon slapen en dat hij last had van epileptische aanvallen en maakt aangever duidelijk dat [bedrijf] pas vanaf 10.00 uur herrie mocht maken. Nadat [bedrijf] de werkzaamheden weer had hervat gebeurde weer hetzelfde. Op een gegeven moment zag aangever op het platte dak, dat grenst aan de kamer van [verdachte] , [verdachte] staan met in een van zijn handen een roodgekleurde baksteen en dat zich op deze steen mos bevond. [verdachte] hield die steen vast en schreeuwde naar aangever: "Als jullie niet ophouden dan gooi ik deze steen door de voorruit van jullie [bedrijf] bus". Dit zei hij bijna letterlijk. Rond 09.15 à 09.30 uur zag aangever dat [verdachte] via de achterdeur, eveneens aan de andere kant van het pand als waar aangever zijn bedrijfsauto had geparkeerd, naar buiten lopen. Nadat de elektricien van [bedrijf] had gezien dat er een steen naast de bedrijfsauto lag is aangever naar de voorzijde van de bedrijfsauto gelopen en zag dat de voorruit gebarsten was en dat ook de motorkap, nabij de ruit was beschadigd en dat.
links naast de bestuurderskant van de bedrijfsauto dezelfde steen lag die [verdachte] even
te voren op het dak in zijn hand had vast gehouden. Aangever heeft daarop de politie gebeld.
De getuige [naam 8] heeft ook een verklaring afgelegd en heeft verklaard dat hij vanuit het bedrijf, genaamd [bedrijf] , op 5 juni 2019 aan het werk was met collega [naam 9] op het adres [adres 3] te Gennep. [bedrijf] had de opdracht gekregen om de kozijnen van dit pand te renoveren. Op maandag 3 juni 2019 zijn zij begonnen met renoveren. Dit werk geeft enige overlast en rumoer voor de buurt. Omstreeks 10.00 uur werden zij aangesproken door een man die hen vertelde dat hij boven het pand woonde waar zij aan het werk waren en dat zij niet teveel herrie moesten maken.
Op woensdag 5 juni 2019, omstreeks 08.30 uur, parkeerden de getuige en zijn collega [naam 9] hun bedrijfsvoertuig op een parkeerplaats dicht bij het gebouw waar zij aan het werk waren en zijn weer begonnen met werken in het gebouw. Vervolgens hoorde de getuige
dat deze man vanuit het raam van zijn appartement naar hen schreeuwde en zei dat hij niet kon slapen en dat hij last had van epileptische aanvallen en dat zij pas om 10.00 uur herrie mochten maken. Op een gegeven moment heeft de getuige gezien dat deze man op het plat dak van het gebouw, dat grenst aan zijn kamer, stond en dat hij een rode steen in zijn hand vasthield en schreeuwde: “Als jullie niet ophouden dan gooi ik deze steen door de ruit van jullie bus”. Omstreeks 10.00 uur hebben getuige en zijn collega [naam 9] een pauze gehouden. Op een gegeven moment kwam een elektricien naar hen gelopen die vroeg of zij hadden gezien dat er een steen naast hun auto lag. Getuige is daarop met collega [naam 9] naar de voorzijde van hun bedrijfsvoertuig gelopen en zag dat de voorruit van deze auto was gebarsten en dat links naast de bestuurderskant van dit voertuig een steen lag. Het was dezelfde steen als de persoon eerder vast had toen hij op het plat dak stond.
De verdachte heeft tegenover ambtenaren van de politie de verklaring afgelegd dat hij op woensdagmorgen 5 juni 2019 tegen de werklui heeft gezegd dat hij last had van het geluid en daarbij vertelde dat zij niet eerder dan om 10.00 uur met de werkzaamheden mochten beginnen.
- een proces-verbaal van bevindingen
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 3:
- een proces-verbaal van bevindingen;
- een proces-verbaal van aangifte;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting