ECLI:NL:RBLIM:2019:11811

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
03.139921.19 03.171757-19 (TTZGEV)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en wederspannigheid met geweld tegen politieambtenaren

Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en wederspannigheid. De verdachte heeft op 7 mei 2019 in Gennep geprobeerd het slachtoffer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een tas waarin een halter zat te slaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag. De rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling en legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een incident op 5 juni 2019, waarbij hij zich met geweld heeft verzet tegen politieambtenaren tijdens zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederspannigheid en belediging van een politieagent. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De verdachte werd ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.139921.19 03.171757-19 (TTZGEV)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [plaats] op [geboortegegevens 1] ,
gedetineerd in P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 september 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.139921-19:
feit 1 primair:
heeft geprobeerd, al dan niet in vereniging en met voorbedachten rade, [slachtoffer] te doden;
feit 1 subsidiair:
heeft geprobeerd, al dan niet in vereniging en met voorbedachten rade, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 1 meer subsidiair:
op de openbare weg samen met een ander geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 1 meest subsidiair:
al dan niet in vereniging en met voorbedachten rade, [slachtoffer] heeft mishandeld.
feit 2:
met geweld zich heeft verzet tegen een politieambtenaar in functie.
Parketnummer 03.171757-19:
feit 1:
een bedrijfsbus heeft beschadigd;
feit 2:
met geweld zich heeft verzet tegen een politieambtenaar in functie, waarbij de politieambtenaar enig lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 3:
bij zijn aanhouding een politieagent heeft beledigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 03.139921-19 het onder 1 subsidiair, zonder de voorbedachte raad, het onder 2 en ten aanzien van parketnummer 03.171757-19 het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen op grond van de aangiften, de videobeelden, de foto van de aangetroffen halter op straat, de verklaring van medeverdachte [naam 1] en de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 03.139921-19:
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Er is alleen een opstootje geweest, een vechtpartijtje. Van voorbedachten raad is niet gebleken. Toen [naam 1] zag dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in een auto was komen aanrijden, wilden de verdachte en [naam 1] met [slachtoffer] praten. Ze zijn daarom direct naar hem toe gelopen. Nadat de verdachte en [naam 1] bij [slachtoffer] waren gearriveerd, liep het uit de hand. Uit de videobeelden valt niet op te maken wat de aanleiding hiervoor is geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij iets in handen van [slachtoffer] heeft gezien en dat hij daarop heeft gereageerd. De videobeelden zijn niet duidelijk genoeg om te kunnen bevestigen of te kunnen tegenspreken dat [slachtoffer] , toen hij uit de auto stapte inderdaad iets in zijn handen hield. De verdachte heeft één keer met een tas met inhoud gezwaaid in de richting van [slachtoffer] , meer heeft de verdachte niet gedaan.
De raadsman heeft verder betoogd dat er geen voorwaardelijk opzet bestond op de dood van [slachtoffer] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er bestond immers niet de aanmerkelijk kans dat [slachtoffer] door de enkele klap met de tas dood zou neervallen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Uit het feitelijk handelen door de verdachte kan geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel worden afgeleid. Daarenboven heeft de verdachte ook niet gewild dat [slachtoffer] zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De inhoud van de tas, welke deze ook geweest moge zijn, maakt dat niet anders.
De raadsman ziet evenmin bewijs voor medeplegen. Er is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam 1] . Een dergelijke samenwerking blijkt niet uit de videobeelden en ook niet uit de verklaring van [naam 1] . De verdachte heeft, op de enkele zwaaibeweging met de tas na, geen bijdrage geleverd aan de schermutselingen. Volgens de raadsman is er ‘
meer nodig’ voordat het handelen kwalificeert als een poging tot doodslag of een poging zware tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat uit de bewijsmiddelen wel de kwalificatie van openlijke geweldpleging volgt, zoals meest subsidiair tenlastegelegd.
Ten aanzien van parketnummer 03.171757-19:
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. Het dossier bevat geen ondersteunend bewijs voor de aangifte van [bedrijf] . Het onder 2. en onder 3. ten laste gelegde is wel bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is voor het bestanddeel ‘voorbedachte raad’, zodat de rechtbank de verdachte van dit bestanddeel, vermeld in de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 03.139921-19, moet vrijspreken.
De rechtbank moet de verdachte bovendien vrijspreken van de onder (parketnummer 03.139921-19) 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het doden van [slachtoffer] . De rechtbank acht op grond van de hieronder vermelde bewijsmiddelen wel de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en het onder dat parketnummer onder feit 2, alsmede de onder parketnummer 03.171757-19 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 bewezen.
Parketnummer 03.139921-19:
Feit 1:
Op 7 mei 2019, omstreeks 20.20 uur, waren de verbalisanten [naam 3] en [naam 4] , belast met de noodhulpdienst in het gebied van Gennep. Op de [straatnaam] te Gennep zagen zij dat er vanuit tegenovergestelde richting een blauwe Volkswagen aan kwam rijden voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] en dat de bestuurder hevige gebaren maakte. Nadat zij de bestuurder hadden aangesproken zagen zij dat het gezicht, het rechterbeen en de linkerhand van de bestuurder onder het bloed zaten. De bestuurder vertelde dat hij zojuist bij Albert Heijn in Gennep mishandeld was door [verdachte] en [naam 1] en dat [naam 1] gebruik had gemaakt van een ploertendoder. De bestuurder betrof: - [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens 2] te [plaats] .
De verbalisanten zijn vervolgens met [slachtoffer] naar de parkeerplaats van Albert Heijn, gelegen aan het [adres 1] te Gennep gereden. Ter plaatse werd verbalisant [naam 4] aangesproken door een man welke geheel anoniem wenste te blijven. Deze man zei dat hij de ruzie zelf niet geheel heeft zien gebeuren, maar een foto heeft gemaakt van de spullen die daarna op de grond lagen naast een personenauto. De man heeft de foto aan verbalisant [naam 4] getoond. [naam 4] heeft gezien dat er een gele Jumbotas en een halter met één halterschijf op de grond lag. Toen de verbalisanten ter plaatse kwamen, lagen de hiervoor genoemde voorwerpen niet meer op de grond. De man heeft de foto ter beschikking gesteld en deze is als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd [2] .
De hiervoor bedoelde foto is hieronder weergegeven [3]
Aangever [slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 7 mei 2019 op het [adres 1] in Gennep zwaar mishandeld was door [naam 1] en [verdachte] .
Aangever is op 7 mei 2019 omstreeks 20:00 uur samen met zijn vriend, genaamd [naam 5] , in een witte personenauto van het merk BMW naar Albert Heijn-supermarkt op het [adres 1] in Gennep gereden. [naam 5] liep deze winkel in en de aangever bleef in de personenauto zitten. Op een gegeven moment zag de aangever dat de hem bekende [naam 1] en [verdachte] aan kwamen lopen. [naam 1] zei dat hij moest uitstappen en maakte een gebaar met zijn hand dat hij moest uitstappen. Aangever heeft gezien dat [verdachte] een grote gele Jumbozak bij zich had. De aangever is toen uitgestapt en kreeg meteen een klap, maar waar weet hij niet meer precies. De aangever heeft gezien dat [verdachte] met de Jumbozak in zijn richting sloeg en heeft gevoeld dat hij werd geraakt. De aangever heeft later gezien dat in de grote Jumbotas die [verdachte] eerder vast had, een halter zat.
Nadat de aangever met [naam 5] is weggegaan, is hij de politie tegengekomen en heeft hij zijn verhaal gedaan. De aangever heeft als gevolg van de mishandeling pijn aan zijn hoofd en ook letsel, bestaande uit onder andere een dikke bult op zijn rechterwenkbrauw [4] .
Op 10 mei 2019 hebben de verbalisanten [naam 3] en [naam 6] de videobeelden opgenomen op 7 mei 2019 omstreeks 20:08 uur op de parkeerplaats van het [adres 1] in Gennep bekeken.
[naam 3] is op 7 mei 2019, omstreeks 20.45 uur naar Albert Heijn, gelegen aan [adres 1] in Gennep, gegaan voor het checken van de videobeelden. De camera van Albert Heijn is gericht op de parkeerplaats.
De videobeelden worden beschreven vanuit vier perspectieven, namelijk
tankstation rechts, voorkant, entree winkel en parkeerplaats algemeen'.
De inhoud van de videobeelden zijn beschreven in chronologische volgorde.
De verbalisanten hebben op de opgenomen videobeelden het volgende waargenomen:
Camera 'tankstation rechts'
20.07.30
uur: twee manspersonen lopen over het terrein van het Avia tankstation in de richting van de entree van de Albert Heijn.
Camera 'voorkant'
20.08.40
uur: het signalement van manspersoon 1 betrof:
- rood petje met de klep naar voren gedragen
- donker gekleurde jas met lange mouwen met op de linkerborst een wit embleem
- blauw kleurige trainingsbroek op de linker broekzak een rood embleem
- zwarte schoenen met veters
- normaal postuur
- blanke huidskleur
Manspersoon 1 loopt over het trottoir richting de ingang van de Albert Heijn met beide handen in zijn broekzakken.
Verbalisant [naam 6] herkent manspersoon 2 ambtshalve als zijnde [verdachte] ,
geboren op [geboortegegevens 1] , roepnaam [verdachte] .
[verdachte] draagt over zijn linker schouder een gele plastic tas met inhoud en loopt over de openbare weg in de richting van de entree van de Albert Heijn.
Camera 'entree winkel'
20.09.45
uur. Manspersoon 1 en [verdachte] lopen de ingang van de Albert Heijn voorbij en steken vervolgens de openbare weg over naar de parkeerplaats van het [adres 1] .
Camerabeelden 'parkeerplaats algemeen'
20.09.00
uur. De witkleurige BMW staat geparkeerd op de parkeerplaats aan de zijde van
de [adres 2] . Winkelend publiek is op of nabij de parkeerplaats aanwezig.
20.09.50
uur. Manspersoon 1 en [verdachte] lopen in een directe lijn naar de
wit kleurige BMW. Manspersoon 1 loopt voorop en maakt op ongeveer 10 meter van de BMW een wijzende beweging richting de BMW. [verdachte] loopt op ongeveer 10 meter achter manspersoon 1 en heeft nog steeds de gele tas met inhoud over zijn linker schouder hangen.
20.09.55
uur. Manspersoon 1 loopt naar de bijrijderskant. Een persoon, welke later aangever [slachtoffer] bleek te zijn, stapt uit aan de bijrijderszijde van de BMW.
20.10.00
uur. Manspersoon 1 loopt naar [slachtoffer] toe en gaat dicht tegenover [slachtoffer]
staan. [verdachte] voegt zich bij hen.
20.10.02
uur. [verdachte] pakt de gele plastic tas met beide handen vast en maakt een slaande
slaande beweging naar de linker zijkant van het hoofd van [slachtoffer] . Er ontstaat een worsteling tussen manspersoon 1 en [verdachte] tegen [slachtoffer] . Manspersoon 1 maakt meerdere slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer] . [slachtoffer] schopt van zich af. [verdachte] en [slachtoffer] zijn met elkaar in worsteling en manspersoon 1 loopt rondom hen. Manspersoon 1 slaat [slachtoffer] .
De vechtpartij duurt in totaal 37 seconden. De vechtpartij vond plaats naast een geparkeerde grijze auto. Deze auto was, naar later bleek, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , e n betrof een personenauto merk Opel, type Meriva,
20.10.40
uur. Manspersoon 1 rent weg in de richting van de [adres 3] . [verdachte] loopt al wijzend naar [slachtoffer] weg in de richting van de [adres 3] . Op de plaats waar de vechtpartij had plaatsgevonden lag een gele tas [5] .
[naam 1] heeft, nadat hem de videobeelden zijn getoond, het volgende verklaard [6] :
In die auto zit [slachtoffer] , die ken ik nog van vroeger. 5 Jaar geleden ben ik af en toe met hem omgegaan. Ik heb hem toen geld geleend, ongeveer 500 euro in totaal. Dit is nog aan de lage kant, want ik heb het in delen geleend aan hem. Ongeveer 2 weken voor dit incident hebben [verdachte] en [slachtoffer] een opstootje gehad en [verdachte] heeft mij toen gebeld en geappt. Op die dag van het incident zelf kreeg ik een bericht dat [verdachte] bedreigd werd door [slachtoffer] en dat hij net zoals mijn neef [naam 1] zou eindigen. Mijn neef is namelijk een paar jaar geleden
overleden. Ik ben toen naar [verdachte] gegaan om met hem te praten.
V: Met wie was je die avond (7 mei) op pad?
A: Ik stond met [verdachte] buiten en toen kwam die [slachtoffer] langs gereden. Ik zag dat de
personenauto waar [slachtoffer] in zat geparkeerd werd op de parkeerplaats voor de Albert
Heijn in Gennep. Ik ben toen naar de personenauto toe gelopen waar [slachtoffer] in zat.
A: Met wie heb je die avond ruzie gehad?
A: Dat was dus met die [slachtoffer] .
V: Waarom had of kreeg je ruzie met die persoon?
A: Voornamelijk om dat geld in eerste instantie, maar ook omdat [slachtoffer] mijn neefje
[verdachte] bedreigd heeft.
V: Op dinsdag 7 mei 2019 liep jij samen met [verdachte] over het [adres 1]
in Gennep. Jullie liepen voor de Albert Heijn langs en liepen kennelijk doelbewust
naar een bepaalde auto. Wat voor auto was dat?
A: Dat was een witte personenauto. [slachtoffer] reed niet zelf, maar ik zag [slachtoffer] als
bijrijder in die witte personenauto zitten.
V: Waarom liepen jullie nu uitgerekend van die witte BMW?
A: Ik zag dus dat [slachtoffer] in die personenauto zat en dat die personenauto op het
pleintje bij de Albert Heijn geparkeerd werd.
V: Hoe wisten jullie dat [slachtoffer] in die auto zat?
A: Ik had hem herkend toen hij langs ons reed.
V: Jij liep samen met [verdachte] naar die witte BMW waar [slachtoffer] in zat. Daarbij
riep je kennelijk iets tegen [slachtoffer] . Wat was dat?
A: Ik heb niks geroepen. Ik heb wel een gebaar gemaakt dat [slachtoffer] uit de auto moest
komen.
V: Je gebaarde dat hij uit de auto moest stappen. Dat deed hij ook, wat gebeurde er
daarna?
Ik liep naar [slachtoffer] toe en heb kwaad gevraagd waarom hij zo raar praatte. Ik vroeg
[slachtoffer] waarom hij mijn neefje [verdachte] aan het bedreigen was.
V: Jij liep voorop naar [slachtoffer] , die uit de auto stapte. [verdachte] liep achter jou.
Die had iets bij zich. Wat was dat?
A: Dat was een tas volgens mij.
V: [verdachte] slaat [slachtoffer] met de tas tegen het hoofd en er ontstaat een vechtpartij. Wat
deed [slachtoffer] toen?
A: Ik zag [slachtoffer] eerst in de verdediging gaan. Hierna pakte [slachtoffer] , [verdachte] vast en ik zag
dat [slachtoffer] , [verdachte] niet meer los liet.
V: [verdachte] trok een wapen. Wat voor wapen was dat?
A: Ik heb geen wapen gezien. Bij [slachtoffer] heb ik ook niets gezien.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 7 mei 2019 op het [adres 1] te Gennep [slachtoffer] met een tas met inhoud heeft geslagen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij heeft geslagen met een tas afkomstig van de supermarkt genaamd Jumbo en dat zich op dat moment in deze tas een blik soep bevond. Dit blik soep heeft hij direct na de schermutseling op het [adres 1] opgeraapt en meegenomen naar huis, zo stelt de verdachte.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de ter terechtzitting getoonde videobeelden blijkt dat de door de verdachte meegedragen tas niet leeg was. Op grond van de vorm en omvang van de tas en de wijze waarop de verdachte de tas vasthield, terwijl hij naar [slachtoffer] liep, is goed mogelijk dat in deze plastic tas een halter heeft gezeten, die qua vorm overeenkomt met de direct na het gebeuren op plaats delict aangetroffen halter. Van die halter is een foto gemaakt, die onder de bewijsmiddelen is opgenomen. Op de getoonde videobeelden is ook te zien dat de verdachte de plaats delict heeft verlaten en dat hij daarbij geen gele Jumbotas en ook geen blik soep bij zich draagt.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verklaring van de verdachte dat in de gele Jumbotas een blik soep zat en dat hij dit blik na het gebeuren, bij het verlaten van het [adres 1] , mee naar huis heeft genomen, niet strookt met de waarheid. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bewuste tas niet met een blik of blikken soep was gevuld, maar met de halter die later op de plaats delict is aangetroffen. De verklaring van de verdachte moet in zoverre als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. De verdachte heeft door zo te verklaren kennelijk de waarheid willen verhullen dat zich in de plastic zak waarmee hij [slachtoffer] tegen het hoofd sloeg, de halter bevond die naderhand op de plaats delict samen met de tas is aangetroffen.
Feit 2:
- een proces-verbaal van bevindingen [7] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie [8] .
Parketnummer 03.171757-19
Feit 1:
Op woensdag 5 juni 2019 heeft [naam 7] namens [bedrijf] aangifte gedaan.
[bedrijf] was sinds maandag 3 juni 2019 bezig met het renoveren van raamkozijnen aan het pand [adres 3] in Gennep, waarbij gebruik werd gemaakt van een bedrijfsauto van het merk Iveco voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
Op maandag 3 juni 2019 is [bedrijf] begonnen met het verwijderen van het glas uit de bestaande raamkozijnen. Dit gaf wat geluid en hinder. Die maandagochtend werden de medewerkers van [bedrijf] rond 10.00 uur à 10.30 uur, aangesproken door een jongeman, die [verdachte] zou heten, die zei dat hij boven het pand woont waar [bedrijf] bezig was en dat men niet teveel herrie moest maken. Aangever kende deze persoon van eerdere werkzaamheden in het pand. Op woensdag 5 juni 2019 rond 08.30 uur, is [bedrijf] weer begonnen en werd het bedrijfsvoertuig geparkeerd op een parkeerplek van het aldaar gelegen tankstation, dat ongeveer 4 meter is gelegen langs het pand. Er werd weer begonnen met het verwijderen van glas uit de raamkozijnen. Na ongeveer 2 minuten opende [verdachte] aan de andere kant van het pand, vanuit zijn kamer het raam en schreeuwde dat [bedrijf] niet zo'n herrie moest
maken. Dit was vlakbij waar het bedrijfsvoertuig
was geparkeerd. [verdachte] schreeuwde naar aangever dat hij niet kon slapen en dat hij last had van epileptische aanvallen en maakt aangever duidelijk dat [bedrijf] pas vanaf 10.00 uur herrie mocht maken. Nadat [bedrijf] de werkzaamheden weer had hervat gebeurde weer hetzelfde. Op een gegeven moment zag aangever op het platte dak, dat grenst aan de kamer van [verdachte] , [verdachte] staan met in een van zijn handen een roodgekleurde baksteen en dat zich op deze steen mos bevond. [verdachte] hield die steen vast en schreeuwde naar aangever: "Als jullie niet ophouden dan gooi ik deze steen door de voorruit van jullie [bedrijf] bus". Dit zei hij bijna letterlijk. Rond 09.15 à 09.30 uur zag aangever dat [verdachte] via de achterdeur, eveneens aan de andere kant van het pand als waar aangever zijn bedrijfsauto had geparkeerd, naar buiten lopen. Nadat de elektricien van [bedrijf] had gezien dat er een steen naast de bedrijfsauto lag is aangever naar de voorzijde van de bedrijfsauto gelopen en zag dat de voorruit gebarsten was en dat ook de motorkap, nabij de ruit was beschadigd en dat.
links naast de bestuurderskant van de bedrijfsauto dezelfde steen lag die [verdachte] even
te voren op het dak in zijn hand had vast gehouden. Aangever heeft daarop de politie gebeld. [9]
De getuige [naam 8] heeft ook een verklaring afgelegd en heeft verklaard dat hij vanuit het bedrijf, genaamd [bedrijf] , op 5 juni 2019 aan het werk was met collega [naam 9] op het adres [adres 3] te Gennep. [bedrijf] had de opdracht gekregen om de kozijnen van dit pand te renoveren. Op maandag 3 juni 2019 zijn zij begonnen met renoveren. Dit werk geeft enige overlast en rumoer voor de buurt. Omstreeks 10.00 uur werden zij aangesproken door een man die hen vertelde dat hij boven het pand woonde waar zij aan het werk waren en dat zij niet teveel herrie moesten maken.
Op woensdag 5 juni 2019, omstreeks 08.30 uur, parkeerden de getuige en zijn collega [naam 9] hun bedrijfsvoertuig op een parkeerplaats dicht bij het gebouw waar zij aan het werk waren en zijn weer begonnen met werken in het gebouw. Vervolgens hoorde de getuige
dat deze man vanuit het raam van zijn appartement naar hen schreeuwde en zei dat hij niet kon slapen en dat hij last had van epileptische aanvallen en dat zij pas om 10.00 uur herrie mochten maken. Op een gegeven moment heeft de getuige gezien dat deze man op het plat dak van het gebouw, dat grenst aan zijn kamer, stond en dat hij een rode steen in zijn hand vasthield en schreeuwde: “Als jullie niet ophouden dan gooi ik deze steen door de ruit van jullie bus”. Omstreeks 10.00 uur hebben getuige en zijn collega [naam 9] een pauze gehouden. Op een gegeven moment kwam een elektricien naar hen gelopen die vroeg of zij hadden gezien dat er een steen naast hun auto lag. Getuige is daarop met collega [naam 9] naar de voorzijde van hun bedrijfsvoertuig gelopen en zag dat de voorruit van deze auto was gebarsten en dat links naast de bestuurderskant van dit voertuig een steen lag. Het was dezelfde steen als de persoon eerder vast had toen hij op het plat dak stond [10] .
De verdachte heeft tegenover ambtenaren van de politie de verklaring afgelegd dat hij op woensdagmorgen 5 juni 2019 tegen de werklui heeft gezegd dat hij last had van het geluid en daarbij vertelde dat zij niet eerder dan om 10.00 uur met de werkzaamheden mochten beginnen [11] .
Feit 2:
- een proces-verbaal van bevindingen [12]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 3:
- een proces-verbaal van bevindingen [13] ;
- een proces-verbaal van aangifte; [14]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
parketnummer: 03. 139921-19:
1.
op 7 mei 2019 te Gennep ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer]
met kracht met een halter tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 11 juni 2019 te Gennep zich met geweld heeft verzet tegen de toen aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren, [naam 10] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, en [naam 11] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten: de aanhouding van hem, door opzettelijk gewelddadig:
  • meermalen, zijn lichaam in een andere richting te bewegen dan in de richting waarin deze opsporingsambtenaren hem trachtten te geleiden en
  • eenmaal op zijn knieën te zakken en op de grond te gaan liggen, waardoor die opsporingsambtenaren hem niet konden geleiden in de door hen beoogde richting en
  • meermalen die opsporingsambtenaar [naam 10] , tegen diens knieën te schoppen
parketnummer: 03.03.171757-19
1.
op 5 juni 2019 te Gennep opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, merk Iveco voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] , geheel aan een ander, te weten: aan [bedrijf] , toebehorende heeft beschadigd;
2.
op 5 juni 2019 te Gennep zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [naam 12] en [naam 13] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten: gedurende de aanhouding van hem, door in een andere richting te bewegen dan waarin die ambtenaren hem wilden geleiden en door te slaan tegen de neus van [naam 12] en door weg te blijven draaien, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten: een schaafwond aan de arm van- en een bloedneus bij [naam 12] tot gevolg heeft gehad;
3.
op 5 juni 2019 te Gennep opzettelijk een ambtenaar, te weten: [naam 13] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerwout" en "smerige jood" en "klootzak" en "homo".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder parketnummer 03.139921-19 onder feit 1
of onder feit 2 of onder parketnummer 03. 171757-19 onder feit 1, feit 2 of feit 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03.139921-19:
feit 1:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
wederspannigheid;
parketnummer 03. 171757-19
feit 1
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er is niet gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van hetgeen onder parketnummer 03.139921-19 onder feit 1 of onder feit 2 of onder parketnummer 03. 171757-19 onder feit 1, feit 2 of feit 3 bewezen is verklaard uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsman is ten aanzien van het onder parketnummer 03.139921-19 onder 1. ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht en verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ‘iets’ in de handen van [slachtoffer] heeft gezien en daarop heeft gereageerd door met de tas met inhoud te slaan in de richting van die [slachtoffer] . Dit handelen door de verdachte was proportioneel. De verdachte heeft daarna niets meer gedaan.
De rechtbank stelt voorop dat voor het welslagen van een beroep op noodweer is verreist dat de handeling wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zelf de confrontatie met [slachtoffer] heeft gezocht. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij ’iets’ in de handen van [slachtoffer] heeft gezien vindt geen bevestiging in de videobeelden. Op deze beelden is niet te zien dat [slachtoffer] ‘iets’ in zijn handen heeft. Ook uit de verklaringen van [naam 1] blijkt niet dat [slachtoffer] bij het uitstappen iets in zijn handen zou hebben genomen. Evenmin is te zien dat [slachtoffer] de verdachte aanvalt of dreigt aan te vallen. Het is de verdachte geweest die direct vanaf het moment dat hij bij [slachtoffer] was gearriveerd, zonder enige aanleiding, in de aanval is gegaan en met een tas met daarin een halter in de richting van het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of de dreiging daarvan richting de verdachte was dus geen sprake. Het beroep op het bestaan van een situatie van noodweer moet daarom worden verworpen.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden meldplicht reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen. Proeftijd drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de eis van de officier van justitie veel te zwaar. De raadsman bepleit een gevangenisstraf voor de duur gelijk aan de termijn van de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, wederspannigheid, wederspannigheid met enig lichamelijk letsel tot gevolg, belediging van een politieagent en zaaksbeschadiging. De rechtbank acht dit ernstige feiten, in het bijzonder de poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft, zonder dat daartoe van enige noodzaak is gebleken, [slachtoffer] met een in een tas verstopte halter tegen het hoofd geslagen. Het is niet de verdienste van de verdachte dat het letsel van [slachtoffer] beperkt is gebleven. Ook de overige bewezenverklaarde feiten geven blijk van minachting voor politiefunctionarissen en voor goederen van een ander.
Uit het over de verdachte verstrekte uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2019 blijkt dat hij eerder voor soortgelijke delicten werd veroordeeld. De rechtbank rekent de verdachte de bewezen verklaarde feiten ernstig aan, vooral nu hij hiervoor geen verantwoordelijkheid neemt. De verdachte legt de schuld bij anderen en het lijkt erop dat hij de ziekte waaraan hij lijdt, epilepsie, veelvuldig gebruikt als excuus voor zijn handelen of als oorzaak van geheugenverlies, wanneer hem dit uitkomt.
De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegende, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, onder het stellen van bijzondere voorwaarden, zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd, geboden en passend is. De verdachte heeft ter terechtzitting met de naleving van de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden ingestemd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [slachtoffer] vordert een vergoeding van zijn schade tot een bedrag van € 2.312,88, vermeerderd met de wettelijke rente, inzake het onder parketnummer 03.139921‑19 sub 1. aan de verdachte tenlastegelegde.
De benadeelde [naam 10] vordert een vergoeding van zijn schade tot een bedrag van € 403, 00, vermeerderd met de wettelijke rente, inzake het onder parketnummer 03.139921‑19 sub 2. aan de verdachte tenlastegelegde.
De benadeelde [bedrijf] vordert een vergoeding van haar schade tot een bedrag van € 4.642,94, vermeerderd met de wettelijke rente, inzake het onder parketnummer 03.171757‑19 sub 1. aan de verdachte tenlastegelegde.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer] en van [naam 10] .
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor de volledige schade de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Over de vordering van [bedrijf] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een gedeeltelijke niet-ontvankelijk verklaring. Een belangrijk deel van de schade van [bedrijf] is vergoed. Verder heeft de officier van justitie geconcludeerd tot afwijzing van de dubbel gedeclareerde kosten wegens eigen risico (€ 225,00) en tot toewijzing van de kostenpost wegens uren voor het inzichtelijk maken van de schade (€ 264,00). De schade door inkomstenderving is volgens hem onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] geen schade heeft geleden door het handelen van de verdachte, zodat [slachtoffer] om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
Over de vordering van [naam 10] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Over de vordering van [bedrijf] heeft de raadsman primair geconcludeerd: dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering wegens vrijspraak van de verdachte. Subsidiair heeft de raadsman geconcludeerd dat alleen de kosten eigen risico (€ 250,00) toewijsbaar zijn. De opgevoerde kosten gederfde inkomsten zijn volgens de raadsman geen kosten die rechtstreeks in verband staan met het bewezenverklaarde feit, zodat [bedrijf] in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De vergoeding van de kosten voor het melden van de aangifte dienen naar de mening van de raadsman te worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4
a De vordering van [slachtoffer]
De rechtbank zal de door de benadeelde partij [slachtoffer] geclaimde kosten, te weten: schade reparatie gouden halsketting ad € 120,00, tandartskosten ad € 7,88 en eigen risico zorgverzekering ad € 385,00 integraal toe te wijzen.
De rechtbank begroot de immateriële schade, op grond van het onderzoek in deze strafrechtelijke procedure, naar billijkheid op een bedrag van € 500,00.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een totaalbedrag van € 1.012,88 zal worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2019, zijnde het moment dat de schade is ontstaan, tot aan de dag van de algehele voldoening. Tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd voor dat bedrag, nu op grond van de artikelen 116 juncto 102 van het Burgerlijk Wetboek de verdachte en [naam 1] elk jegens [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor deze schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
De verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover dit bedrag door [naam 1] is betaald.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de proceskosten, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden begroot op nihil.
7.4
b De vordering van [naam 10]
De rechtbank zal de door de benadeelde partij [naam 10] geclaimde immateriële schadevergoeding ad € 403,00 integraal toe te wijzen
[naam 10] heeft daarnaast recht op de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 11 juni 2019, zijnde het moment dat de schade is ontstaan, tot aan de dag van de algehele voldoening. Tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd voor een bedrag van € 403,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de proceskosten, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [naam 10] tot op heden begroot op nihil.
7.4
c De vordering van [bedrijf]
De rechtbank zal de door [bedrijf] gevorderde vergoeding van het eigen risico (2x) toewijzen. De overige kosten van reparatie van de bestelbus zijn, zo blijkt uit de stukken, door de verzekering van [bedrijf] vergoed. In zoverre zal de rechtbank de vordering dan ook afwijzen. De kosten van het doen van aangifte en het in kaart brengen van de schade zal de rechtbank toewijzen; deze kosten zijn voldoende onderbouwd en houden rechtstreeks verband met de door de verdachte gepleegde vernieling. De opgevoerde schade voor het niet kunnen gebruiken van de bus zal de rechtbank aanzienlijk matigen. [bedrijf] heeft inzichtelijke gemaakt dat zij enige schade heeft geleden doordat zij de beschadigde bus niet heeft kunnen gebruiken. Anderzijds is de precieze hoogte van deze schade niet met stukken onderbouwd en is voorts niet gebleken dat [bedrijf] deze schadepost niet had kunnen beperken, bijvoorbeeld door het huren van een andere bus. De rechtbank stelt deze schadepost alles afwegende vast op € 500,-.
Samenvattend zal de rechtbank toewijzen € 450,- eigen risico, € 264,- aan kosten van het afhandelen van de schade en € 500,- voor het niet kunnen gebruiken van de bestelbus. In totaal bedraagt het toegewezen deel van de vordering dus € 1.214,-. [bedrijf] heeft daarnaast recht op de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 5 juni 2019, zijnde het moment dat de schade is ontstaan, tot aan de dag van de algehele voldoening. Tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd voor een bedrag van € 1.214,- te vermeerderen met de wettelijke rente, nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de proceskosten, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [bedrijf] tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 180, 181, 266, 267, 289, 303, 350 Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
onder parketnummer 03.139921.19
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1. primair aan hem ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1. subsidiair en onder 2. aan hem tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. subsidiair of onder 2. aan hem meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
onder parketnummer 03. 171757-19
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., onder 2. en onder 3. aan hem tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat onder 1., onder 2. of onder 3. aan hem meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
- verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
onder parketnummer 03.139921.19 en onder parketnummer 03. 171757-19
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering of in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren heeft te voldoen:
a. Meldplicht bij reclassering
Betrokkene meldt zich binnen drie dagen na de uitspraak van het vonnis bij GGZ Reclassering Limburg (Laurentiusplein 10, Roermond / 0475-319747) Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Betrokkene werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de
reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Indien de reclassering het noodzakelijk acht laat betrokkene zich behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de
voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Indien de reclassering dat noodzakelijk acht verblijft betrokkene in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van € 1.012,88, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de procedure, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer] , te betalen € 1.012,88 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- de verdachte is niet gehouden tot betaling aan [slachtoffer] of aan de Staat in zoverre dit bedrag door hem of door [naam 1] aan [slachtoffer] of aan de Staat is voldaan. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [naam 10] van € 403,00, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 11 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de procedure, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [naam 10] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [naam 10] , te betalen € 403,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. De toepassing van de vervangende hechtenis heft deze betalingsverplichting niet op;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [bedrijf] van € 1.214,-, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 5 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de procedure, die van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [bedrijf] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [bedrijf] , te betalen € 1.214,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en
mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2019.
Buiten staat
mr. G.L.A.M. van Doveren en mr. F.M. van Maanen Winters zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03.139921-19
1.
hij op of omstreeks 07 mei 2019 te Gennep, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] :
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder en/of een halter en/of een (hout)beitel, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, geslagen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of bovenlijf, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2019 te Gennep tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] :
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder en/of een halter en/of een (hout)beitel, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of bovenlijf, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei2019 te Gennep, op of aan de openbare weg, het [adres 1] , in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen H,P,B. [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het,
- het meermalen, althans eenmaal, slaan van die [slachtoffer] , en/of
- het (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder en/of een halter en/of een (hout)beitel, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, slaan in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of bovenlijf, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- het op die [slachtoffer] aflopen met een beitel en/of het voorhouden van een beitel aan die [slachtoffer] en/of (daarbij)
- het tegen en/of naar en/of over die [slachtoffer] roepen “steek hem neer”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2019 te Gennep, tezamen en in vereniging met een of meet anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] ,
- meermalen, althans eenmaal (at dan niet met een voorwerp) te slaan;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2019 te Gennep, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de toen aldaar dienstdoende opsporingsambtena(a)r(en), [naam 10] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, en/of [naam 11] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door opzettelijk gewelddadig
- meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes, hoofd en/of schouder(s) en/of (boven)lichaam in een andere richting te bewegen dan in de richting waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te geleiden en/of
- meermalen, althans eenmaal door zijn, verdachtes, knieën te zakken en op de grond te liggen waardoor die oppsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, niet kon(den) geleiden in de door hem/hun beoogde richting en/of
- meermalen, althans eenmaal die opsporingsambtenaar [naam 10] , op/tegen diens knie(ën) te schoppen/trappen, althans een of meer schoppende bewegingen te maken in de richting van die [naam 10] ;
Parketnummer 03.171757-19
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Gennep opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto/bestelbus (merk Iveco, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Gennep, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen ambtenaren, [naam 12] en/of [naam 13] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten gedurende de aanhouding van hem, verdachte, door in een andere richting te bewegen dan waarin die ambtenaren hem wilden geleiden en/of door te slaan tegen de neus van die [naam 12] en/of door weg te blijven draaien, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een schaafwond aan de arm en/of een bloedneus bij die [naam 12] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Gennep opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 13] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerwout" en/of "smerige Jood" en/of "klootzak" en/of "homo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venray/Gennep, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 13 juni 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 108 en
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2019, pagina 11 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
3.Pagina 16 van het hiervoor onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 mei 2019, pagina 28 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2019, pagina 37 tot en met 39 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 juni 2019, pagina 87 tot en met 89 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2019, pagina 73 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 juni 2019, pagina 107 en 108 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2019, pagina 10 tot en met 14 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal [naam 14] .
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 5 juni 2019, pagina 17 en 18 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal [naam 14] .
11.Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 6 juni 2019, pagina 35 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal [naam 14] .
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2019, pagina 22 en 23, inclusief foto, van het doorgenummerd proces-verbaal [naam 14] .
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2019, pagina 22 en 23 van het doorgenummerd proces-verbaal [naam 14] .
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juni 2019, pagina 25 en 26 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal Pl [naam 14] .