Uitspraak
Rechtbank Limburg
1.Het verloop van de procedure
pleitnotitie.
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
binnengegaan;
zwarte zak achter zich aan heeft gesleept;
gaan uit eten.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een alimentatiekwestie tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar waren getrouwd. De man verzocht de rechtbank om te verklaren dat zijn onderhoudsverplichting jegens de vrouw was geëindigd, omdat zij sinds 1 november 2018 samenwoonde met een nieuwe partner. De man had bewijs geleverd in de vorm van een rapport van een recherchebureau, waaruit zou blijken dat de vrouw en haar nieuwe partner een duurzame affectieve relatie hadden en feitelijk samenwoonden. De vrouw betwistte echter dat er sprake was van een affectieve relatie van duurzame aard en stelde dat de man niet had voldaan aan zijn bewijslast.
De rechtbank oordeelde dat de man niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vrouw en haar nieuwe partner samenwoonden in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor een relatie, er onvoldoende bewijs was voor wederzijdse verzorging en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Daarom werd het verzoek van de man afgewezen.
Daarnaast behandelde de rechtbank ook verzoeken van de vrouw, waaronder verzoeken tot betaling van achterstallige alimentatie en compensatie voor kosten die zij had gemaakt voor de paardensport van hun minderjarige kind. De rechtbank wees deze verzoeken af, onder andere omdat de vrouw al beschikte over een executoriale titel voor de alimentatie en onvoldoende had onderbouwd waarom de man verantwoordelijk zou zijn voor de paardensportkosten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.