ECLI:NL:RBLIM:2019:11681

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
C/03/264493 / HA ZA 19-260
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake cessie van kredietovereenkomst en rechtsgeldigheid van executoriaal beslag

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], dat de rechtbank verklaart dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden van hun vordering op NVF Voorschotbank B.V. aan Hoist Portfolio Holding Ltd (HPH) en Hoist Finance AB (HF). Eisers stellen dat zij een kredietovereenkomst hebben gesloten met NVF, maar dat de cessie van deze vordering aan HPH niet rechtsgeldig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in het verleden een betalingsregeling hebben getroffen met NVF, maar dat zij zich hier niet aan hebben gehouden. HPH heeft vervolgens executoriaal beslag gelegd op eisers op basis van een vonnis van 24 augustus 2011, waarin eisers zijn veroordeeld tot betaling aan NVF.

De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail bekeken, inclusief de overgelegde producties en de argumenten van beide partijen. HPH heeft bewijs geleverd van de rechtsgeldige cessie van de vordering, onder andere door middel van een overeenkomst van 30 oktober 2013. De rechtbank concludeert dat de cessie rechtsgeldig is en dat de vordering op eisers op juiste wijze is overgedragen aan HPH. De stelling van eisers dat de vordering is verjaard, wordt door de rechtbank verworpen, aangezien eisers na de cessie nog betalingen hebben gedaan.

Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma op 31 december 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/264493 / HA ZA 19-260
Vonnis bij vervroeging van 31 december 2019
in de zaak van
[eiser sub 1]
en
[eiseres sub 2],
beide wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.C. Haulussy,
tegen:

1.HOIST PORTFOLIO HOLDING LTD(hierna te noemen HPH),

gevestigd te Jersey (Groot-Brittannië),
en
2.
HOIST FINANCE AB(hierna te noemen HF),
gevestigd te Stockholm (Zweden),
gedaagden,
advocaat mr. R.P.G. Schelvis.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 14;
- de akte houdende wijziging c.q. aanvulling van eis;
- de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 7b;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 22 november 2019, en de daarin genoemde stukken;
1.2
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten die vaststaan omdat zij zijn gesteld en erkend of zijn gesteld en onvoldoende gemotiveerd betwist:
a. Eisers hebben met NVF Voorschotbank B.V. (hierna NVF) een kredietovereenkomst gesloten met als contractdatum 21 juni 2006 en overeenkomstnummer 732639271 (productie 1 dagvaarding). Nadat eisers zich niet aan de met Agin deurwaarders getroffen terugbetalingsregels hebben gehouden, is een betalingsregeling getroffen (productie 3 dagvaarding), waaraan eisers zich niet hebben gehouden. Eisers zijn vervolgens op vordering van NVF bij verstekvonnis van de rechtbank Roermond van 24 augustus 2011 veroordeeld tot betaling aan NVF van € 60.717,73 vermeerderd met rente en proceskosten (productie 5 dagvaarding).
b. Het vonnis is betekend aan eisers, die in het kader van een betalingsregeling tussen 24 augustus 2011 en 31 december 2013 € 2.600,- hebben voldaan aan de deurwaarder.
c. Bij exploot van 31 december 2013 (productie 6 antwoord) wordt eisers meegedeeld dat HPH rechthebbende is van de vordering die voorheen aan NVF toebehoorde en vervolgens betalen eisers een aantal maanden € 100,- per maand en een aantal maanden € 250,- per maand aan HPH. De betalingsregeling wordt in augustus 2017 door HPH opgezegd omdat eisers deze niet stipt nakomen.
d. Bij exploot van 31 augustus 2017 heeft HPH op grond van het vonnis van 24 augustus 2011 executoriaal beslag gelegd ten laste van eisers (productie 6 dagvaarding).

3.Het geschil

3.1
Eisers vorderen na wijziging eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, voor zover wettelijk geoorloofd,
I. voor recht verklaart dat:
a. a) er geen rechtsgeldige cessie van de vordering op eisers heeft plaatsgevonden;
b) namens Hoist in augustus 2017 ten onrechte executoriaal derdenbeslag is gelegd;
c) eisers € 14.988,88 onverschuldigd hebben voldaan;
II. Hoist, ieder hoofdelijk des de een betalende de ander zal zijn gekweten, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen veroordelend vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen:
d) de reeds door eisers onverschuldigd betaalde bedragen voor in totaal € 14.988,88, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
e) de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van
het ten deze te wijzen vonnis.
Eisers stellen hiertoe dat zij een kredietovereenkomst hebben gesloten met NVF waarbij eisers een netto kredietlimiet kregen van € 44.750,-. Op enig moment ontvangen zij van Hoist c.s. de mededeling dat zij het krediet moesten aflossen door betaling op een rekening van Hoist c.s. Zij, eisers, hebben dit gedaan. Nadat een deel van het krediet is afgelost, zijn eisers tot de ontdekking gekomen dat de verbintenis tot terugbetaling niet rechtsgeldig door NVF is gecedeerd aan Hoist c.s. Hoist c.s. dienen dus het door hen betaalde terug te betalen. In elk geval is de vordering verjaard ter zake de rente.
3.2
Hoist c.s. voeren aan dat rechtsgeldig is gecedeerd, zodat niets hoeft te worden terugbetaald. Zij betwisten dat de rentevordering is verjaard.

4.De beoordeling

4.1.1
Hoist c.s. hebben bij antwoord als productie 4A overgelegd een overeenkomst “Execution copy 9 oktober 2013” met als koptekst "Portfolio Purchase Agreement” waarin seller Credit Agricole Consumier Finance Nederland B.V. en anderen waaronder Intermediaire Voorschotbank B.V. (de naam die NVF kreeg per 29 december 2011) hun vorderingen verkopen aan HPH. Onderdeel van deze verkoopovereenkomst is “schedule 6”. Het als productie 4B bij antwoord overgelegde uittreksel uit schedule 6 (per abuis is “10”vermeld) vermeldt onder andere dat tot het verkochte behoort accountnumber, dus overeenkomstnummer, “
732639271 € 72.903,29 29-jun-2009 47.441,06 [naam] E3”. Als productie 4C bij antwoord is overgelegd een overeenkomst van 30 oktober 2013 met als koptekst "EXECUTION COPY 30 OCTOBER 2013". Die overeenkomst van 30 oktober 2013, die blijkens de registratie op de laatste pagina (ook) bij de Belastingdienst is gedeponeerd, vermeldt onder meer Intermediaire Voorschotbank B.V. als seller en onder XII als purchaser HPH. In die overeenkomst staat verder, voor zover van belang:
"(…)
RECITALS:
A. The Sellers together with Crédit Agricole Consumer Finance Nederland B.V. on the one hand and the Purchaser and Hoist Kredit AB on the other hand have entered into the portfolio purchase agreement dated 9 October 2013 (the "Agreement").
B. In accordance with Clause 6.2.d.(III) of the Agreement, the Sellers now wish to transfer to the Purchaser the Credit Claims (as defined in the Agreement), which transfer the Purchaser is willing to accept and therefore the Parties enter into this Credit Claims Transfer Instrument.
IT IS HEREBIJ AGREED AS FOLLOWS:
1. TRANSFER
1.1.
In accordance with article 3:94 of the Dutch Civil Code, the Sellers hereby transfer to the Purchaser the Credit Claims together with the Beneficiary Rights relating thereto (if any), which transfer is hereby accepted by the Purchaser.
1.2.
All claims and rights associated with the Credit Claims, including, but not limited to, interest, costs and penalties owed by the Debtors to the Sellers on the date hereof and all Portfolio Security Rights, are transferred to the Purchaser along with the Credit Claims.
1.3.
The transfer of the Credit Claims shall be effective as per the Effective Date as further set out in the Agreement.
(…)"
4.1.2
Met de hiervoor staande zinsnede dat "
the Sellers hereby transfer to the Purchaser the Credit Claims", in combinatie met productie 4A en schedule 6 voor zover inhoudende “
732639271 € 72.903,29 29-jun-2009 47.441,06 [naam] E3”is voldoende bepaald wat is overgedragen en dat (onder meer) aan HPH is overgedragen, en wel de vordering van NVF op eisers. Een verdergaande specificatie is vanwege de privacy van de andere kredietnemers op de lijst niet vereist. Nu HPH de overeenkomst van 30 oktober 2013 mede heeft ondertekend, heeft zij voldoende aangetoond dat op 30 oktober 2013 een rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden.
De mededeling van de cessie is gedaan bij exploot van 31 december 2013 (productie 5 antwoord). Aldus staat vast dat de vordering op eisers uit de kredietovereenkomst met nummer 732639271 op rechtsgeldige wijze aan HPH is gecedeerd (zie ook hof ’s-Hertogenbosch 3 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1746).
4.2
Het vonnis waarin eisers zijn veroordeeld, is van 24 augustus 2011. Eisers hebben naar aanleiding van het vonnis periodieke betalingen gedaan tot en met 31 december 2013. Vervolgens hebben eisers naar aanleiding van het exploot waarin hen de cessie is meegedeeld tot augustus 2017 de nodige maandelijkse betalingen gedaan. Er valt dan ook niet in te zien dat enig deel van de vordering is verjaard. De stelling van eisers dat de kredietvergoeding is verjaard, gaat niet op.
4.3
Gelet op het vorenstaande komt het niet tot bewijslevering, zodat de bewijsaanbiedingen van eisers worden gepasseerd. Voor zover eisers ook ten bewijze hebben willen aanbieden dat de vordering van NVF op hun niet is gecedeerd, hebben zij voor die stelling te weinig gesteld. Onder meer is niet gesteld dat zij na 31 december 2013 nog aanmaningen ontvingen van NVF terwijl zij dus vanaf die datum niet meer aan NVF betaalden.
4.4
Uit het vorenstaande blijkt dat geen enkele vordering van eisers kan worden toegewezen. Zij zullen dan ook als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aan de zijde van Hoist c.s. worden die kosten begroot op € 1.992,- aan
griffierecht en € 1.086,- (2 punten tarief 2) salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van deze procedure, voor zover gerezen aan de zijde van Hoist c.s. tot op heden begroot op € 3.078;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2019.