ECLI:NL:RBLIM:2019:11597

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
03/661257-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het opzettelijk telen van hennep en van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 17 april 2019, is de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk telen van hennep en van diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat het standpunt van de officier van justitie, dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij het telen van hennep elektriciteit wordt gestolen, niet voldoende onderbouwd was. De verdachte werd wel veroordeeld voor het aanwezig hebben van 629 hennepplanten, waarvoor een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 120 uren werd opgelegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij de hennepplanten had geteeld, maar dat hij wel opzettelijk aanwezig had gehad. De verdachte had de hennepplanten op 7 maart 2016 in Venlo aanwezig gehad, wat als een ernstig misdrijf werd beschouwd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokverslaving en gezondheidsproblemen, en legde bijzondere voorwaarden op aan de proeftijd van twee jaar. De beslissing berustte op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661257-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1969,
ter terechtzitting opgegeven verblijfadres: [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 april 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: op 7 maart 2016 in Venlo opzettelijk 629 hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2: in de periode van 2 november 2015 tot en met 7 maart 2016 in Venlo elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 bewezen te verklaren. Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat de verdachte de hennepplanten heeft geteeld, maar wel dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad (feit 1).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het opzettelijk telen van hennepplanten (feit 1) en van de diefstal van elektriciteit (feit 2). Volgens de raadsman kan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten (feit 1) wel worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte zelf werkzaamheden heeft verricht aan de elektriciteitsvoorziening of dat hij zelfs wist dat de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Het standpunt van de officier van justitie dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij het telen van hennep elektriciteit wordt gestolen, volgt de rechtbank niet. Dit gebeurt weliswaar vaak, maar niet altijd. Daarom vergt deze verdenking nader bewijs. Nu dit ontbreekt, wordt de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
3.3.2
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken of verwerken van hennepplanten. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, wel van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 7 maart 2016 in Venlo opzettelijk 629 hennepplanten aanwezig heeft gehad.
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte het feit heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 07 maart 2016 in de gemeente Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [Adres 1] een hoeveelheid van in totaal 629 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. Aan deze proeftijd moeten de bijzondere voorwaarden en toezicht door de reclassering worden verbonden, zoals de reclassering heeft geadviseerd, en deze bijzondere voorwaarden en het toezicht moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de duur van de taakstraf moet worden gematigd, gelet op de gezondheidstoestand van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft 629 hennepplanten opzettelijk aanwezig gehad. Dat wordt door de wetgever aangemerkt als een grote hoeveelheid. Dit is een ernstig misdrijf, want hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank gaat bij het bepalen van de strafmaat uit van de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ontwikkeld zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de bestraffing van hennepteelt met betrekking tot een hennepkwekerij bestaande uit 500 tot 1.000 hennepplanten gaat het dan om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden in combinatie met een taakstraf van 180 uren voor verdachten die zich voor het eerst schuldig hebben gemaakt aan hennepteelt, zoals de verdachte. Weliswaar is in deze zaak het aanwezig hebben van hennep bewezen verklaard en niet de hennepteelt, maar gelet op de grote hoeveelheid moet de hennep voor verdere verspreiding zijn bedoeld. Daarom acht de rechtbank dit oriëntatiepunt ook als uitgangspunt toepasbaar op deze verdachte.
De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte rekening houden met het lange tijdsverloop tussen het eerste verhoor van de verdachte en de datum van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Daarnaast heeft de rechtbank oog voor hetgeen de reclassering over de verdachte heeft gerapporteerd. Samengevat komt het erop neer dat hij met zijn rug tegen de muur staat omdat hij niet beschikt over inkomen, huisvesting en werk, gebukt gaat onder een jarenlange gokverslaving en kampt met serieuze hartklachten. Positief is dat de verdachte inmiddels verblijft bij begeleid wonen instelling [Naam 1] en open staat voor behandeling gericht op zijn verslaving.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van honderdtwintig uren, te vervangen door zestig dagen hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht. De rechtbank zal daarnaast ter voorkoming van recidive een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Aan deze proeftijd zullen de volgende voorwaarden worden verbonden: meldplicht bij de reclassering, behandeling door de ambulante verslavingszorg en verblijf bij Stichting [Naam 1] of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.
De officier van justitie heeft conform het reclasseringsadvies een bevel gevorderd dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit kan de rechtbank volgens artikel 14e lid 1 Sr echter alleen bevelen als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daar is echter geen sprake van. Daarom wijst de rechtbank die vordering af.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 van 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder
feit 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij
GGZ Reclassering Limburg, [Adres 2]en hij moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde moet meewerken aan
behandeling voor zijn gokverslaving door de ambulante verslavingszorgof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duur de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde moet
verblijven bij Stichting [Naam 1]of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2019.
Buiten staat
Mr. L. Feuth is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 maart 2016 in de gemeente Venlo opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [Adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 629, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(artikel 3 Opiumwet)
2.
hij in of omstreeks de periode van 02 november 2015 tot en met 07 maart 2016 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661257-16
Proces-verbaal van de openbare zitting van 17 april 2019 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
ter terechtzitting opgegeven verblijfadres: [adres] .
Raadsman is mr. A.C.J. Lina, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten d.d. 21 mei 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 92.
2.Proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij d.d. 8 maart 2016, pagina’s 7 tot en met 10.