ECLI:NL:RBLIM:2019:11408

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
AWB-19_3048
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verstrekking uittreksel basisregistratie personen

Op 18 december 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een derde, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, dat op 6 november 2019 had besloten om een uittreksel uit de basisregistratie personen (brp) te verstrekken aan de advocaat van verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om het uittreksel onvoldoende specifiek was geformuleerd en dat verweerder nader onderzoek had moeten doen. De voorzieningenrechter schorste het primaire besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoeker te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3048
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
18 december 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten over te gaan tot verstrekking van een uittreksel basisregistratie personen (brp) betreffende verzoeker aan advocaat mr. [naam] van advocatenkantoor [naam advocatenkantoor] , te Kerkrade.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn bij aangetekend schrijven van 27 november 2019 uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2019. Verzoeker is verschenen. Verweerder is – zonder voorafgaand bericht van verhindering – niet ter zitting verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoeker te vergoeden.
Overwegingen

1.De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het e-mailbericht van advocaat mr. [naam] van 28 juni 2019, zijnde een verzoek om een uittreksel uit de basisregistratie personen (brp) betreffende verzoeker, onvoldoende specifiek geformuleerd nu hierin enkel is aangegeven dat de persoonsgegevens nodig zijn voor een gerechtelijke procedure.
De voorzieningenrechter vindt voor dit oordeel steun in de parlementaire geschiedenis (zie TK 2012-2013, 33219, nr. 16, blz. 53). De wetgever wijst erop dat de vraag of de beperking van de verstrekking van gegevens in bepaalde gevallen opzij moet worden geschoven afhankelijk is van de vraag of de derde de gegevens
nodig(onderstreping voorzieningenrechter) heeft voor het voeren van (i.c.) de gerechtelijke procedure. Daarbij duidt de wetgever erop dat ook de aard van de procedure moet worden benoemd. Zo geeft de wetgever als voorbeeld dat de verstrekking nodig is in verband met een gerechtelijke procedure gericht op het verhalen van letselschade.
De voorzieningenrechter is op basis hiervan van oordeel dat verweerder in dit concrete geval een afweging dient te maken tussen het belang van verzoeker, dat gelegen is in zijn grondrecht op privacy, en het belang van [naam advocaat] dan wel diens cliënt. [naam advocaat] heeft de aard van de gerechtelijke procedure niet geduid en evenmin aangegeven waarom het verstrekken van de gegevens nodig is om de gerechtelijke procedure te voeren. Daarbij rijst de vraag of de goede taakuitoefening van [naam advocaat] in het geding is wanneer de persoonsgegevens niet worden verstrekt. [naam advocaat] beschikt immers reeds over de naam, voornamen, geboortedatum en adresgegevens van verzoeker. Verzoeker kan hierdoor als persoon worden aangeschreven en gedagvaard.
3. De voorzieningenrechter verbindt aan het bovenstaande, voorlopig oordelend, de conclusie dat het op de weg van verweerder had gelegen, op basis van de stukken die thans voorliggen, nader onderzoek te doen door [naam advocaat] in de gelegenheid te stellen zijn verzoek tot verstrekking van een uittreksel verzoeker betreffend nader te onderbouwen. Verweerder kan dit in de bezwaarfase alsnog doen. Op basis van de alsdan verkregen informatie kan verweerder verzoeker in de gelegenheid stellen desgewenst zijn gronden van bezwaar nader aan te vullen. Vervolgens zal verweerder alsnog de afweging moeten maken of het privacybelang van verzoeker dient te wijken voor het belang van [naam advocaat] . De vraag die verweerder alsdan dient te beantwoorden is of de persoonlijke levenssfeer van verzoeker door de verstrekking onevenredig wordt geschaad.
De voorzieningenrechter merkt daarbij nog op dat hij verweerders argument dat het bezwaar van verzoeker tegen de verstrekking van zijn persoonsgegevens te algemeen geformuleerd is waardoor nooit persoonsgegevens zouden kunnen worden verstrekt, niet volgt. Los van de vraag of dit bezwaar te algemeen is geformuleerd, zeker in het licht van de toelichting door verzoeker ter zitting, welke toelichting verzoeker ook tijdens (de hoorzitting in het kader van) de bezwaarschriftprocedure nog kan geven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat elk besluit met betrekking tot de onderhavige problematiek op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld.

4.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5. De voorzieningenrechter wijst erop dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier, op 18 december 2019.
Dit proces-verbaal is bekend gemaakt op: 19 december 2019