ECLI:NL:RBLIM:2019:1138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
7466900 BR VERZ 19-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve aanwijzing tot vereffening van een nalatenschap met complexe omstandigheden

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt een verzoek tot vereffening van een nalatenschap behandeld. De erflater is overleden op een onbekende datum en de vereffenaar, mr. Paul Albert Elisabeth Kerckhoffs, is op 3 november 2010 door de rechtbank benoemd. De vereffenaar heeft na 8,5 jaar een boedelbeschrijving per 31-12-2018 overgelegd, maar de kantonrechter heeft summier kennis van het verloop van de vereffening. De kantonrechter heeft behoefte aan aanvullende informatie en documenten om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Dit betreft onder andere een boedelbeschrijving per datum van overlijden, een verslag van het verloop van de vereffening, en inzicht in de financiële situatie van de nalatenschap. De kantonrechter geeft de vereffenaar de gelegenheid om binnen twee maanden de gevraagde informatie aan te leveren. De beslissing om verdere stappen te ondernemen wordt aangehouden totdat de vereffenaar aan de verzoeken heeft voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zaaknr: 7466900 BR VERZ 19-20
Beschikking van 7 februari 2019
inzake
MR. PAUL ALBERT ELISABETH KERCKHOFFS,
kantoor houdend te 1076 ED Amsterdam, Fred. Roeskestraat 100,
notaris, verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 11 januari 2019 is ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift met bijlagen als bedoeld in art. 4:206 lid 3 BW ontvangen.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald en wordt vandaag uitspraak gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
Uit het verzoekschrift en de bijlagen volgt dat [erflater] , (verder: de erflater) laatstelijk wonend te [woonplaats] , op [overlijdensdatum] te [overlijdensplaats] is overleden en dat hij bij testament over zijn uiterste wil heeft beschikt en [erfgenaam] , geboren op [geboortedatum] , met onbekende woon- of verblijfplaats, tot enig erfgenaam heeft benoemd. Verder volgt dat [erfgenaam] voornoemd de nalatenschap op 22 september 2010 beneficiair heeft aanvaard en dat verzoeker bij beschikking van deze rechtbank van 3 november 2010 tot vereffenaar is benoemd.
2.2.
Beide laatstgenoemde feiten leiden er toe dat de nalatenschap diende te worden vereffend overeenkomstig het bepaalde in art. 4:202 e.v. BW. Bij het verzoekschrift tot het benoemen van verzoeker tot vereffenaar is een
voorlopigeboedelbeschrijving overgelegd. Na de benoeming van verzoeker was het de wettelijke taak van verzoeker in zijn hoedanigheid van vereffenaar om, zoals in art. 4:211 lid 3 BW is bepaald, een boedelbeschrijving op te maken en ter inzage neer te leggen. Deze ter inzagelegging had bij de griffie van deze rechtbank dienen te geschieden temeer nu verzoeker heeft gesteld dat er geen boedelnotaris is aangewezen en benoemd. Verzoeker heeft eerst bij het onder 1.1. vermelde verzoekschrift een boedelbeschrijving overgelegd die kennelijk “per 31-12-2018” geldt. Verder heeft verzoeker, buiten een verzoek van 5 oktober 2017, vanaf zijn benoeming tot en met heden geen bericht over het verloop van de vereffening meegedeeld. Gelet op de complexiteit van de nalatenschap die mede tot benoeming van verzoeker tot vereffenaar heeft geleid draagt de kantonrechter als toezichthouder pas bijna 8,5 jaar na het overlijden van de erflater summier kennis van het verloop van de vereffening.
2.3.
Met inachtneming van de belangen van de schuldeisers van deze nalatenschap heeft de kantonrechter, voordat hij een weloverwogen beslissing op het verzoek kan nemen, behoefte aan:
1. een boedelbeschrijving per datum van het overlijden van de erflater, voorzien
van bescheiden die deze beschrijving onderbouwen;
2. een inzichtelijk verslag van het verloop van de vereffening vanaf 3 november 2010 tot
en met heden,
en, ter zake de inhoud van de boedelbeschrijving per 31-12-2018 antwoord op de vragen:
3. waar bestonden de vervoersmiddelen en de inboedel van de nalatenschap uit en wat is er met deze zaken gebeurd ?
4. wat is het verloop van de saldi van de bankrekeningen van de [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 2] vanaf het overlijden van de erflater ?
5. a. waar heeft de koopprijs [adres] te [plaats] van € 181.512,09 betrekking op (vordering) ?
b. waar heeft de (hypothecaire) lening van [naam 1] van € 181.512,09 (schulden) en de rente en kosten wegens geleende gelden van € 22.164,09 aan, kennelijk [naam 1] , betrekking op ?
c. waar ziet de schuld van € 255.520,00 levering [adres] aan [naam 1] op ?
d. waar ziet de schuld van € 90.756,04 aan [naam 2] op ?
e. wat is de hoogte van de vordering van de erflater op [naam bv] B.V. ?
De kantonrechter geeft verzoeker hierbij de aanwijzing om de op voormelde vragen betrekking hebbende bescheiden aan te leveren.
Verder dient verzoeker:
6. a. de nota’s ter zake de uitvaart van in totaal € 10.569,90 en alle nota’s aan notariskosten van in totaal € 15.887,72
b. de gepubliceerde jaarrekening en balans van [naam bv] B.V. en de uittreksels van de Kamer van Koophandel vanaf de oprichting van de B.V. en de stukken van de vereffening van de B.V.
c. een afschrift van de aangifte erfbelasting
d. een afschrift van de verklaring van erfrecht
aan te leveren en, met inachtneming van de inhoud van het testament en de boedelbeschrijving gemotiveerd en met bescheiden gestaafd te onderbouwen:
7. hoe “TWEE” “Punt 2” (testament) is afgewikkeld en hoe zich dat verhoudt ten opzichte van de privé inboedel die op nihil is gesteld en de schuld aan [naam 2] van € 90.765,04 ?
8. of de vorderingen als vermeld in “Punt 5” sub a t/m c zijn geïnd, en, indien dat het geval is, per wanneer en op welke bankrekeningen die vorderingen zijn bijgeschreven ?
9. hoe “Punt 5” sub d zich verhoudt tot de schulden (welke ?) van [naam 1] van
€ 181.512,09 en € 255.520,00 ?
2.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
stelt verzoeker in de gelegenheid binnen twee maanden na heden de in r.o. 2.3. gestelde vragen te beantwoorden en de verlangde bescheiden aan te leveren,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT