ECLI:NL:RBLIM:2019:11293

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
03.120638.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met de dood in tbs-kliniek

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 11 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in een tbs-kliniek verbleef. De verdachte heeft een sociotherapeut van haar vrijheid beroofd door haar in een kamer van een medepatiënt vast te grijpen en een scheermes op haar keel te zetten. De rechtbank concludeert dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, gezien de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking. De psychiater adviseert om het behandeltraject van de verdachte niet te onderbreken, aangezien dit goed verloopt.

De rechtbank legt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De verdachte is schuldig bevonden aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met de dood. De rechtbank heeft de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de impact op het slachtoffer en de maatschappij. De rechtbank benadrukt dat de behandeling van de verdachte voorop moet staan en dat de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.120638.19
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
thans verblijvende in FPC De Rooyse Wissel te Oostrum,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat kantoorhoudende te Assen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 december 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:een sociotherapeut van haar vrijheid heeft beroofd;
Feit 2:een sociotherapeut heeft bedreigd met de dood.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide feiten worden bewezenverklaard. In het bijzonder heeft zij over feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) aangevoerd dat de deur van het voorportaal naar de gang voorafgaand aan het voorval open stond en tijdens het voorval dicht was. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte de deur zelf heeft gesloten. Bovendien draagt de uitspraak van verdachte ‘
ik ga je gijzelen’bij aan de context van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) dient te worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw zijn de handelingen van verdachte niet als zodanig te kwalificeren. Verdachte heeft het slachtoffer vastgehouden, maar niet opzettelijk de deur van het voorportaal in het slot laten vallen om haar van haar vrijheid beroofd te houden. Het vasthouden van het slachtoffer, mede gelet op de korte duur ervan, is slechts te kwalificeren als bedreiging zoals onder feit 2 is ten laste gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 9 oktober 2018 de kamer van een medepatiënt is binnengegaan alwaar hij sociotherapeut [slachtoffer] van achteren om haar nek heeft vastgegrepen en een scheermes op haar keel heeft gezet. Tegen het slachtoffer heeft verdachte vervolgens dreigend gezegd ‘
ik ga je gijzelen’ en ‘
ik snijd je keel door’.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het strafdossier geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte al dan niet opzettelijk de deur van het voorportaal in het slot heeft laten vallen. Toch is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daartoe acht de rechtbank toereikend dat verdachte het slachtoffer heeft vastgepakt onder dreiging van een scheermes waardoor het slachtoffer niet uit de kamer weg kon komen en verdachte daarbij heeft gezegd ‘
ik ga je gijzelen’. Dat het vastpakken van korte duur was, doet daar niet aan af. De situatie is immers door toedoen van anderen beëindigd en niet door verdachte. De bewezenverklaring van feit 1 zal zich derhalve beperken tot genoemde feitelijkheden.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
feit 1op 9 oktober 2018 te Oostrum opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] van achter bij haar nek vast te pakken en een scheermes op haar keel te zetten, waardoor deze [slachtoffer] de ruimte waar zij en verdachte verbleven niet kon verlaten;
feit 2op 9 oktober 2018 te Oostrum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [slachtoffer] van achter bij haar nek vast te pakken en een scheermes op haar keel te zetten en dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je gijzelen" en "ik snijd je keel door".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater I. Maksimovic heeft over de geestvermogens van verdachte op 28 oktober 2019 een rapport uitgebracht met betrekking tot de wenselijkheid van verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: tbs) die verdachte op 25 januari 2016 werd opgelegd. Desgevraagd heeft de psychiater ook geadviseerd over de toerekenbaarheid van het bewezenverklaarde aan verdachte.
Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en dat hij een licht verstandelijke beperking heeft. Vanuit zijn stoornissen was verdachte in verminderde mate in staat om op een adequate manier om te gaan met het gevoel van onmacht en met het idee van onrechtvaardigheid. De stoornissen van verdachte hebben aldus in belangrijke mate doorgewerkt in de keuze van verdachte en in zijn gedragingen ten tijde van het plegen van de feiten.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies, tot de conclusie dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Er is geen sprake van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Bij het bepalen van haar strafeis heeft zij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het lopende tbs-traject. Ook heeft zij acht geslagen op eerdere agressieve uitingen van verdachte tegen begeleiders in een andere kliniek, waardoor thans een flinke stok achter de deur is aangewezen. De belastende maatregelen die door de kliniek zijn getroffen naar aanleiding van het voorval maken niet dat verdachte reeds voldoende is gestraft. Dergelijke maatregelen zijn inherent aan het tbs-systeem. Daarbij moeten begeleiders in staat zijn hun werk veilig te kunnen uitvoeren. Een straf laat verdachte zien dat dergelijk gedrag onacceptabel is en is tegelijkertijd een signaal aan de samenleving.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Naast de bepleite vrijspraak voor feit 1 heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat met het straffen van verdachte geen redelijk strafdoel wordt gediend. Het strafdoel van vergelding staat in casu minder op de voorgrond nu de band tussen verdachte en het slachtoffer is hersteld en het slachtoffer niet oproept tot een zware afstraffing. Voorts is straffen geen adequaat middel om recidive bij verdachte te voorkomen. Verdachte heeft een lage leerbaarheid en komt door de tbs-maatregel niet in de buitenwereld voordat het recidivegevaar verantwoord is. Daarnaast is verdachte feitelijk al gestraft door de kliniek. Hij heeft vier maanden in afzondering doorgebracht en beschikt momenteel niet over een verlofkader waardoor hij niet verder komt in zijn behandeling. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevolgen van elke op te leggen strafmodaliteit in ogenschouw moeten worden genomen; een geldboete zal worden afgehandeld via zijn curator, een voorwaardelijke straf is op korte termijn niet uitvoerbaar wegens de tbs, een taakstraf is niet uitvoerbaar wegens het gebrek aan onbegeleid verlof en een gevangenisstraf zal het tbs-traject doorkruisen. Verder heeft het opleggen van een nieuwe tbs-maatregel geen meerwaarde. De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de kliniek waar verdachte in het kader van de tbs-maatregel verbleef, heeft verdachte een sociotherapeut tijdens de uitvoering van haar werk van haar vrijheid beroofd door haar in een kamer van een medepatiënt van achteren vast te grijpen om haar nek en een scheermes op haar keel te zetten. Het slachtoffer kon niet weg, verdachte zei haar te gaan gijzelen en dreigde haar keel door te snijden. Niet alleen heeft verdachte hiermee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, ook heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer, haar collega’s en de maatschappij.
Voor de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op het door psychiater I. Maksimovic over verdachte opgemaakte rapport d.d. 28 oktober 2019. Zoals reeds onder paragraaf 5 uiteengezet komt de rechtbank tot de conclusie dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank tevens in aanmerking het hiervoor genoemde rapport van de psychiater. Ten tijde van het bewezenverklaarde wist het behandelteam nog niet dat bij verdachte sprake was van een autismespectrumstoornis. Pas na het incident werd het Centrum voor Consultatie en Expertise ingeschakeld en kwam het behandelteam tot het huidige begeleidingsplan. Mede door dit plan is het afgelopen jaar zonder ernstige incidenten verlopen. De psychiater adviseert de rechtbank om het behandeltraject van verdachte, dat nu goed loopt en zijn vruchten afwerpt, niet te interrumperen. Verder acht de psychiater van belang dat verdachte in staat wordt gesteld om begeleid verlof op te bouwen, gelet op de inschatting dat de motivatie van verdachte – en daarmee zijn draagkracht – met een verlofkader zal vergroten.
Vanwege de ernst van de feiten past naar het oordeel van de rechtbank in beginsel enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank vindt echter dat de behandeling van verdachte voorop moet staan en dat daarom zijn behandeling in het kader van het tbs-traject nu niet moet worden doorkruist. Mede gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en om verdachte ervan te weerhouden dat hij in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt, zal de rechtbank de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen. .
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafoplegging, te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, passend is. Naar het oordeel van de rechtbank wordt niet voldaan aan de bijzondere omstandigheden voor een schuldigverklaring zonder strafoplegging.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. J.H.M. Engels, mr. D.D. Kock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Oostrum, gemeente Venrayopzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door de deur in het voorportaal in het slot te laten vallen en vervolgens voornoemde [slachtoffer] van achter bij haar nek vast te pakken en/of een scheermes op haar keel te zetten, waardoor deze [slachtoffer] de ruimte waar zij en verdachte verbleven niet kon verlaten;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Oostrum, gemeente Venray [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer] van achter bij haar nek vast te pakken en/of een scheermes op haar keel te zetten en/of (vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je gijzelen" en/of "ik snijd je keel door" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )