ECLI:NL:RBLIM:2019:11213

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
C/03/267845 / KG ZA 19-392
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van lijfsdwang in kort geding wegens overtreding van contactverbod en onnodig grievende uitlatingen

In deze zaak, die op 4 december 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben de eiseressen, de stichting Woningstichting Maasvallei Maastricht en Woningstichting Servatius, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De eiseressen hebben eerder een vonnis verkregen waarin de gedaagde is veroordeeld tot het naleven van een contactverbod en het zich onthouden van onnodig grievende uitlatingen. De gedaagde heeft zich echter niet aan deze voorwaarden gehouden, waardoor dwangsommen zijn verbeurd, maar deze bleken niet inbaar te zijn. De onrechtmatige gedragingen van de gedaagde zijn blijven voortduren, wat heeft geleid tot de vordering van lijfsdwang door de eiseressen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het opleggen van lijfsdwang is voldaan, zoals neergelegd in de artikelen 585 en 586 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter heeft geoordeeld dat andere dwangmiddelen niet effectief zouden zijn en dat het belang van de eiseressen, met name de veiligheid van personen, dit rechtvaardigt. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot lijfsdwang voor een maximale termijn van zes maanden, waarbij elke overtreding van de opgelegde verboden leidt tot een gijzeling van zeven dagen.

Daarnaast zijn er specifieke bepalingen opgenomen over de wijze waarop overtredingen worden aangemerkt en hoe deze in de uitvoering van de lijfsdwang worden meegenomen. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.385,15. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/267845 / KG ZA 19-392
Vonnis in kort geding van 4 december 2019
in de zaak van

1.de stichting WONINGSTICHTING MAASVALLEI MAASTRICHT,

gevestigd te Maastricht,
2. de stichting
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eiseressen,
advocaat mr. N. Kooistra,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woonplaats of werkelijk verblijf in en buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna (afzonderlijk) Maasvallei en Servatius, (gezamenlijk) eiseressen, en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 68
- de brief van eiseressen van 21 november 2019 met producties 69 tot en met 84
  • het tegen [gedaagde] verleende verstek
  • de mondelinge behandeling ter zitting op 3 december 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het spoedeisend belang van Maasvallei en Servatius volgt uit de aard van de zaak.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft ambtshalve vastgesteld dat aan hetgeen in art. 585
aanhef sub a en art. 586 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald, is voldaan.
2.3.
Voorts is aannemelijk geworden dat een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst
zal bieden en dat het belang van eiseressen toepassing daarvan rechtvaardigt, zodat ook aan het in art. 587 Rv bepaalde is voldaan. Met betrekking tot het niet vorderen van een dwangsom, maar direct vorderen van lijfsdwang door Maasvallei overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Nadat op 16 januari 2019 door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, vonnis is gewezen tussen Servatius en [gedaagde] , heeft [gedaagde] zich jegens Servatius dusdanig gedragen dat de opgelegde dwangsommen zijn verbeurd, die echter niet inbaar zijn gebleken. Er is daarom geen reden te veronderstellen dat het opleggen van dwangsommen in relatie tot Maasvallei thans wél effect zal sorteren. Voorts is het belang van eiseressen evident, nu de veiligheid van personen in het geding is.
2.4.
Niet is gebleken van een situatie zoals neergelegd in art. 588 Rv.
2.5.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op het in art. 589 Rv bepaalde, aanleiding zowel de door Servatius bij petitum sub 1, 2 en 3, alsook de door Maasvallei bij petitum sub 4, 5 en 6 gevorderde termijn niet op dertig dagen, maar op zeven dagen per overtreding te stellen.
2.6.
Verder zal de voorzieningenrechter bepalen dat een gedraging van [gedaagde] die aangemerkt kan worden als een overtreding jegens Servatius of Maasvallei van meer dan één verbod tegelijkertijd, voor de toepassing van de lijfsdwang geldt als één overtreding.
2.7.
Ook zal de voorzieningenrechter bepalen dat het gelijktijdig benaderen door [gedaagde] van meerdere personen, die genoemd zijn in de verboden die betrekking hebben op Servatius, in één bericht (ook in (blinde) kopie), geldt als één overtreding jegens Servatius. Hetzelfde geldt met betrekking tot Maasvallei. Indien [gedaagde] in één bericht gelijktijdig personen benadert, die genoemd zijn in de verboden die betrekking hebben op Servatius en Maasvallei, dan geldt dat [gedaagde] met dat ene bericht dus één overtreding jegens Servatius en één overtreding jegens Maasvallei heeft begaan.
2.8.
Voorts zal de voorzieningenrechter bepalen dat de lijfsdwang ten uitvoer kan worden gelegd voor een maximale termijn van alle verboden tezamen van Maasvallei van zes maanden en voor een maximale termijn van alle verboden tezamen van Servatius van zes maanden.
2.9.
Ten slotte zal de voorzieningenrechter conform art. 591 Rv bepalen dat lijfsdwang niet ten uitvoer kan worden gelegd dan een dag na betekening van dit vonnis.
2.10.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure veroordelen, tot op heden aan de zijde van eiseressen begroot op € 99,01 (kosten exploot), € 2,04 (kosten info BRP), € 12,10 (kosten publicatie Staatscourant), € 639,00 (griffierecht) en € 633,00 (salaris advocaat).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
met betrekking tot Servatius
3.1.
verleent Servatius verlof om de in het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie
Maastricht van 16 januari 2019 onder zaaknummer C/03/257880/HA ZA 18-602 gegeven veroordeling ten aanzien van het contactverbod (4.3 van het dictum) vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [gedaagde] in gijzeling te doen stellen voor de duur van zeven dagen voor iedere overtreding van het contactverbod,
3.2.
verleent Servatius verlof om de in het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 16 januari 2019 onder zaaknummer C/03/257880/HA ZA 18-602 gegeven veroordeling ten aanzien van het onnodig grievend uitlaten (4.4 van het dictum) vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [gedaagde] in gijzeling te doen stellen voor de duur van zeven dagen voor iedere overtreding van de hiervoor genoemde veroordeling,
3.3.
verleent Servatius verlof om de in het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 16 januari 2019 onder zaaknummer C/03/257880/HA ZA 18-602 gegeven veroordeling ten aanzien van het contactverbod (4.5 van het dictum) vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [gedaagde] in gijzeling te doen stellen voor de duur van zeven dagen voor iedere overtreding van de hiervoor genoemde veroordeling,
3.4.
bepaalt dat een gedraging van [gedaagde] die aangemerkt kan worden als een overtreding jegens Servatius van meer dan één verbod tegelijkertijd, voor de toepassing van de lijfsdwang geldt als één overtreding,
3.5.
bepaalt dat het gelijktijdig benaderen door [gedaagde] van meerdere personen, die genoemd zijn in de verboden die betrekking hebben op Servatius, in één bericht (ook in (blinde) kopie), geldt als één overtreding jegens Servatius,
3.6.
bepaalt dat de lijfsdwang ten aanzien van alle verboden tezamen onder 3.1, 3.2. en 3.3. ten uitvoer kan worden gelegd voor de maximale termijn van zes maanden,
met betrekking tot Maasvallei
3.7.
verbiedt [gedaagde] vanaf de datum van betekening van dit vonnis aan hem voor de duur van vijf jaar, om persoonlijk, telefonisch, schriftelijk (via brief, e-mail, WhatsApp, SMS, of op welke andere (digitale) wijze (via Facebook, Linkedln, etc.) dan ook ongevraagd contact op te nemen of contact te zoeken met Maasvallei, de bestuurder van Maasvallei, (oud-)medewerkers van Maasvallei, leden van de Raad van Toezicht van Maasvallei en bestuursleden van Huurdersvereniging Woonvallei, dan wel berichten van de hiervoor genoemde personen op sociale media, al dan niet voorzien van commentaar over Maasvallei, met derden te delen,
3.8.
verbiedt [gedaagde] vanaf de datum van betekening van dit vonnis aan hem, zich jegens derden – op welke wijze en in welke vorm dan ook – onnodig grievend over Maasvallei, de bestuurder van Maasvallei, (oud-)medewerkers van Maasvallei, (leden van) de Raad van Toezicht van Maasvallei en (bestuursleden van) Huurdersvereniging Woonvallei uit te laten,
3.9.
verbiedt [gedaagde] vanaf de datum van betekening van dit vonnis aan hem, om Maasvallei, (oud-)medewerkers van Maasvallei, leden van de Raad van Toezicht van Maasvallei en bestuursleden van Huurdersvereniging Woonvallei, mondeling, schriftelijk, digitaal of op welke wijze dan ook te beledigen, te bedreigen of te intimideren,
3.10.
verleent Maasvallei verlof om dit vonnis vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en in verband daarmee [gedaagde] in gijzeling te doen stellen voor de duur van zeven dagen voor iedere overtreding van de onder 3.7. tot en met 3.9. genoemde veroordeling. Hierbij geldt dat als overtreding in het kader van het contactverbod dient te worden aangemerkt ieder bericht dat [gedaagde] via WhatsApp, SMS, e-mail of op elke andere wijze aan de boven bedoelde personen toestuurt, alsmede ieder telefonisch contact (en iedere poging daartoe), zowel zakelijk als privé en iedere andere vorm van benadering door middel van, maar niet beperkt tot, bezoeken op de persoonlijke sociale media pagina’s, het sturen van contactverzoeken, et cetera.
3.11.
bepaalt dat een gedraging van [gedaagde] die aangemerkt kan worden als een overtreding jegens Maasvallei van meer dan één verbod tegelijkertijd, voor de toepassing van de lijfsdwang geldt als één overtreding,
3.12.
bepaalt dat het gelijktijdig benaderen door [gedaagde] van meerdere personen, die genoemd zijn in de verboden die betrekking hebben op Maasvallei, in één bericht (ook in (blinde) kopie), geldt als één overtreding jegens Maasvallei,
3.13.
bepaalt dat de lijfsdwang ten aanzien van alle verboden tezamen onder 3.7., 3.8. en 3.9. ten uitvoer kan worden gelegd voor de maximale termijn van zes maanden,
met betrekking tot Servatius en Maasvallei
3.14.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Maasvallei en Servatius begroot op € 1.385,15, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
3.15.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019. [1]

Voetnoten

1.type: JC