6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op klaarlichte dag een overval gepleegd op juwelier [naam juwelier] in Maastricht, een door het slachtoffer [benadeelde] gedreven eenmanszaak. Enkele dagen daarvoor was de verdachte al in Maastricht en heeft hij, naar eigen zeggen, de juwelierszaak van [benadeelde] uitgekozen vanwege de rustige ligging, de vele horloges in de etalage, en omdat er maar één medewerker aanwezig was. Op dat eerdere moment had de verdachte zijn taser niet bij zich, die hij normaal wel meeneemt als hij overvallen pleegt, en daarom is hij enkele dagen later - met taser - teruggegaan naar de juwelierszaak van [benadeelde] . De verdachte deed alsof hij een horloge wilde kopen voor zijn vriendin en toen juwelier [benadeelde] bukte om een horloge terug te leggen in de vitrine, heeft de verdachte [benadeelde] meerdere keren geslagen met een taser. [benadeelde] viel en raakte buiten bewustzijn. De verdachte had op dat moment enkel oog voor de horloges die hij in zijn tas laadde totdat hij dacht dat een voorbijganger hem gezien had. Toen is de verdachte er snel vandoor gegaan, terwijl hij [benadeelde] zwaar gewond achterliet.
De verdachte heeft ter terechtzitting bijna schokkend eerlijk verklaard over de manier waarop de overval plaatsvond en de gedachtes die hij hierbij had. Hieruit is de rechtbank duidelijk gebleken dat de verdachte puur uit was op zijn eigen financiële gewin en dit neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Door de overval heeft de verdachte aanzienlijke financiële schade toegebracht aan de juwelierszaak. Niet alleen heeft hij voor een groot bedrag aan horloges gestolen, ook heeft hij ervoor gezorgd dat [benadeelde] op dit moment, ruim 3,5 jaar later, nog steeds slechts voor een deel weer kan werken. Uit het dossier blijkt hoe bijzonder traumatisch de overval voor [benadeelde] is geweest en hoezeer de verdachte het leven van [benadeelde] overhoop heeft gehaald. De verdachte heeft [benadeelde] niet alleen lichamelijk enorm toegetakeld, maar ook ervoor gezorgd dat [benadeelde] – mogelijk voor de rest van zijn leven – moet leven met een beperkt zicht, concentratieproblemen, vermoeidheid, hoofdpijn, angstgevoelens en een in zoverre ‘beperkt’ leven.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling tevens rekening mee gehouden dat de verdachte momenteel in Duitsland vast zit voor soortgelijke overvallen op juweliers, gepleegd in dezelfde periode als de onderhavige overval. Ook daarvóór (in 2011 en 2014) is verdachte, die nu pas 25 jaar is, in Duitsland veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, zodat sprake is van (veelvuldige) recidive. Eerdere gevangenisstraffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onderhavige feit is zelfs gepleegd in de periode dat de verdachte was ontsnapt uit een kliniek in Duitsland, waarin hij in een strafrechtelijk kader was geplaatst om te werken aan zijn verslaving en gedragsstoornissen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten). Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met gebruik van ander geweld dan licht geweld is een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank houdt echter in strafverzwarende zin rekening met de feiten en omstandigheden van het geval, zoals de enorme schade die de verdachte heeft aangericht, de hoge waarde van de gestolen horloges (te weten bijna € 60.000,00), het ernstige letsel dat hij heeft toegebracht, de veelvuldige recidive van de verdachte, het gebruik van een taser en het planmatige karakter van de overval. Rekening houdend met deze omstandigheden vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie in beginsel passend. Uitgangspunt is daarom een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
De rechtbank is echter slecht voorgelicht over de persoon van de verdachte. Er bevinden zich geen rapporten over de verdachte in het dossier. De rechtbank moet het qua informatie doen met de verklaringen die behandelaars van de verdachte als getuigen in de strafzaak over de verdachte hebben afgelegd.
Psycholoog [naam behandelaar] , de therapeut van de verdachte in Duitsland, heeft verklaard dat de verdachte door zijn gedragsstoornissen een grote bereidheid tot het gebruik van geweld heeft, slecht zijn impulsen kan beheersen en asociale persoonlijkheidskenmerken vertoont. Dit in combinatie met de opvallend eerlijke, schaamteloze en schokkende verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en het feit dat hij in 2017 in Duitsland is veroordeeld tot een maatregel die lijkt op de tbs zoals wij die in Nederland kennen, leidt tot de conclusie dat de rechtbank sterke aanwijzingen heeft dat er iets ernstig mis is met de psychische gesteldheid van de verdachte. De rechtbank ziet daarin aanleiding om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de waarschijnlijkheid dat het feit, door een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, hem slechts in verminderde mate valt toe te rekenen.
De rechtbank heeft geen noodzaak gezien om naar de geestvermogens van de verdachte nader onderzoek te laten doen, nu er, gelet op de veroordeling in Duitsland tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, geen aanwijzingen zijn van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Ook onderzoek naar de vraag of – naast een gevangenisstraf – oplegging van een maatregel tot terbeschikkingstelling is aangewezen, acht de rechtbank niet noodzakelijk, nu de verdachte al tot een dergelijke maatregel in Duitsland is veroordeeld en de samenleving daarmee voldoende lijkt beschermd.
Anders dan de raadsman van de verdachte, ziet de rechtbank wel het nut in van een langdurige gevangenisstraf. Enerzijds dient de straf als vergelding voor het ernstige feit dat de verdachte heeft begaan en anderzijds wil de rechtbank hiermee een signaal afgeven dat bij dergelijke delicten een forse gevangenisstraf past. Dat de verdachte in Duitsland voor lange tijd vast zit voor soortgelijke delicten, vormt in dat verband geen reden om in Nederland geen of nog slechts een lage straf op te leggen aan de verdachte. De rechtbank ziet evenmin reden om de zaak aan te houden voor nader onderzoek naar de wijze van executeren in Duitsland, zoals de raadsman van de verdachte heeft verzocht.
De rechtbank zou, indien géén sprake was geweest van een forse overschrijding van de redelijke termijn, zoals hierna wordt besproken, en rekening houdend met een waarschijnlijk verminderde toerekeningsvatbaarheid, een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 42 maanden.
De rechtbank heeft echter rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is namelijk dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging kan worden ingesteld. De verdachte kwam al bij de politie in beeld in 2016 en de zaak heeft daarna zonder goede reden voor lange tijd stilgelegen, zodat de redelijke termijn is overschreden met ruim één jaar. Gelet op deze overschrijding zal de rechtbank een korting op de straf toepassen overeenkomstig de aanwijzingen die de Hoge Raad daarvoor heeft gegeven in zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Dit maakt dat de rechtbank, alles overwegend, komt tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.