ECLI:NL:RBLIM:2019:11076

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
03/866216-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op juwelier in Maastricht met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 11 december 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 maart 2016 een gewapende overval heeft gepleegd op een juwelier. De verdachte, die op dat moment al in Duitsland gedetineerd was, heeft de juwelier met een taser zwaar verwond en een aantal horloges ter waarde van bijna € 60.000,00 gestolen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 27 november 2019, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat. De officier van justitie beschouwde de feiten als bewezen, terwijl de verdediging geen bewijsverweer voerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde feit had bekend en dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 3 jaar op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van het proces. De benadeelde partij, de juwelier, vorderde een schadevergoeding van € 336.613,92, welke door de rechtbank volledig werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding zowel materiële als immateriële schade dekte, en dat de benadeelde partij recht had op vergoeding van de waarde van de gestolen horloges en het verlies aan verdienvermogen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte, die de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij en de staat omvatte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866216-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
uit anderen hoofde gedetineerd te JVA Aachen, Krefelder Strasse 251, 52070 Aachen, Duitsland.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2019. De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht. Mr. Szymkowiak nam waar voor mr. A.A.T.X. Vonken, eveneens advocaat kantoorhoudende te Maastricht. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De benadeelde partij [benadeelde] is ter terechtzitting verschenen. Hij werd bijgestaan door
mr. M.M.H. Zuketto, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een overval heeft gepleegd op een juwelier in Maastricht, waarbij horloges zijn gestolen en de juwelier, [benadeelde] , met een taser zwaar is verwond.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit bewezen, gelet op de verklaringen van aangever [benadeelde] , de verklaringen van de in Duitsland bij verdachte betrokken behandelaars ( [naam behandelaar] , [naam behandelaar 2] en [naam behandelaar 3] ) en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor aangever van 8 april 2016 [2]
- het proces-verbaal van verhoor aangever van 20 februari 2017 [3]
- de letselbeschrijving van [benadeelde] [4]
- de verklaring ter terechtzitting van de verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 30 maart 2016 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een aantal horloges (merk Omega en Rolex en Zenith L primero en Piaget en Ulyss Nardin), toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, genoemde [benadeelde] , meermalen met kracht met een taser tegen het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel (te weten: een beschadiging van het oog waardoor er sprake is van een beperking van het gezichtsveld, een gebroken neus en een gebroken oogkas) heeft opgelopen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Bij de strafbepaling heeft de officier van justitie gelet op de ernst van het strafbare feit en de impact die dit feit heeft gehad op het leven van [benadeelde] . Verder heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de verdachte niet schuldbewust is en dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf moet volgen en dat het feit in principe een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren rechtvaardigt. Volgens de raadsman moet echter ook gekeken worden naar het nut van een straf. De verdachte is in 2017 in Duitsland veroordeeld tot een lange gevangenisstraf en
Sicherungsverwahrung(een maatregel die vergelijkbaar is met de Nederlandse maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, hierna: tbs), ook voor overvallen op juweliers. Het is onduidelijk hoe lang de verdachte daadwerkelijk in Duitsland vast zal zitten en hoe de executie van een in Nederland opgelegde straf hiermee gecombineerd zal worden. De raadsman geeft de rechtbank in overweging om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zodat eerst meer informatie over de straffen en executie in Duitsland verkregen kan worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op klaarlichte dag een overval gepleegd op juwelier [naam juwelier] in Maastricht, een door het slachtoffer [benadeelde] gedreven eenmanszaak. Enkele dagen daarvoor was de verdachte al in Maastricht en heeft hij, naar eigen zeggen, de juwelierszaak van [benadeelde] uitgekozen vanwege de rustige ligging, de vele horloges in de etalage, en omdat er maar één medewerker aanwezig was. Op dat eerdere moment had de verdachte zijn taser niet bij zich, die hij normaal wel meeneemt als hij overvallen pleegt, en daarom is hij enkele dagen later - met taser - teruggegaan naar de juwelierszaak van [benadeelde] . De verdachte deed alsof hij een horloge wilde kopen voor zijn vriendin en toen juwelier [benadeelde] bukte om een horloge terug te leggen in de vitrine, heeft de verdachte [benadeelde] meerdere keren geslagen met een taser. [benadeelde] viel en raakte buiten bewustzijn. De verdachte had op dat moment enkel oog voor de horloges die hij in zijn tas laadde totdat hij dacht dat een voorbijganger hem gezien had. Toen is de verdachte er snel vandoor gegaan, terwijl hij [benadeelde] zwaar gewond achterliet.
De verdachte heeft ter terechtzitting bijna schokkend eerlijk verklaard over de manier waarop de overval plaatsvond en de gedachtes die hij hierbij had. Hieruit is de rechtbank duidelijk gebleken dat de verdachte puur uit was op zijn eigen financiële gewin en dit neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Door de overval heeft de verdachte aanzienlijke financiële schade toegebracht aan de juwelierszaak. Niet alleen heeft hij voor een groot bedrag aan horloges gestolen, ook heeft hij ervoor gezorgd dat [benadeelde] op dit moment, ruim 3,5 jaar later, nog steeds slechts voor een deel weer kan werken. Uit het dossier blijkt hoe bijzonder traumatisch de overval voor [benadeelde] is geweest en hoezeer de verdachte het leven van [benadeelde] overhoop heeft gehaald. De verdachte heeft [benadeelde] niet alleen lichamelijk enorm toegetakeld, maar ook ervoor gezorgd dat [benadeelde] – mogelijk voor de rest van zijn leven – moet leven met een beperkt zicht, concentratieproblemen, vermoeidheid, hoofdpijn, angstgevoelens en een in zoverre ‘beperkt’ leven.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling tevens rekening mee gehouden dat de verdachte momenteel in Duitsland vast zit voor soortgelijke overvallen op juweliers, gepleegd in dezelfde periode als de onderhavige overval. Ook daarvóór (in 2011 en 2014) is verdachte, die nu pas 25 jaar is, in Duitsland veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, zodat sprake is van (veelvuldige) recidive. Eerdere gevangenisstraffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onderhavige feit is zelfs gepleegd in de periode dat de verdachte was ontsnapt uit een kliniek in Duitsland, waarin hij in een strafrechtelijk kader was geplaatst om te werken aan zijn verslaving en gedragsstoornissen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten). Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met gebruik van ander geweld dan licht geweld is een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank houdt echter in strafverzwarende zin rekening met de feiten en omstandigheden van het geval, zoals de enorme schade die de verdachte heeft aangericht, de hoge waarde van de gestolen horloges (te weten bijna € 60.000,00), het ernstige letsel dat hij heeft toegebracht, de veelvuldige recidive van de verdachte, het gebruik van een taser en het planmatige karakter van de overval. Rekening houdend met deze omstandigheden vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie in beginsel passend. Uitgangspunt is daarom een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
De rechtbank is echter slecht voorgelicht over de persoon van de verdachte. Er bevinden zich geen rapporten over de verdachte in het dossier. De rechtbank moet het qua informatie doen met de verklaringen die behandelaars van de verdachte als getuigen in de strafzaak over de verdachte hebben afgelegd.
Psycholoog [naam behandelaar] , de therapeut van de verdachte in Duitsland, heeft verklaard dat de verdachte door zijn gedragsstoornissen een grote bereidheid tot het gebruik van geweld heeft, slecht zijn impulsen kan beheersen en asociale persoonlijkheidskenmerken vertoont. Dit in combinatie met de opvallend eerlijke, schaamteloze en schokkende verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en het feit dat hij in 2017 in Duitsland is veroordeeld tot een maatregel die lijkt op de tbs zoals wij die in Nederland kennen, leidt tot de conclusie dat de rechtbank sterke aanwijzingen heeft dat er iets ernstig mis is met de psychische gesteldheid van de verdachte. De rechtbank ziet daarin aanleiding om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de waarschijnlijkheid dat het feit, door een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, hem slechts in verminderde mate valt toe te rekenen.
De rechtbank heeft geen noodzaak gezien om naar de geestvermogens van de verdachte nader onderzoek te laten doen, nu er, gelet op de veroordeling in Duitsland tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, geen aanwijzingen zijn van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Ook onderzoek naar de vraag of – naast een gevangenisstraf – oplegging van een maatregel tot terbeschikkingstelling is aangewezen, acht de rechtbank niet noodzakelijk, nu de verdachte al tot een dergelijke maatregel in Duitsland is veroordeeld en de samenleving daarmee voldoende lijkt beschermd.
Anders dan de raadsman van de verdachte, ziet de rechtbank wel het nut in van een langdurige gevangenisstraf. Enerzijds dient de straf als vergelding voor het ernstige feit dat de verdachte heeft begaan en anderzijds wil de rechtbank hiermee een signaal afgeven dat bij dergelijke delicten een forse gevangenisstraf past. Dat de verdachte in Duitsland voor lange tijd vast zit voor soortgelijke delicten, vormt in dat verband geen reden om in Nederland geen of nog slechts een lage straf op te leggen aan de verdachte. De rechtbank ziet evenmin reden om de zaak aan te houden voor nader onderzoek naar de wijze van executeren in Duitsland, zoals de raadsman van de verdachte heeft verzocht.
De rechtbank zou, indien géén sprake was geweest van een forse overschrijding van de redelijke termijn, zoals hierna wordt besproken, en rekening houdend met een waarschijnlijk verminderde toerekeningsvatbaarheid, een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 42 maanden.
De rechtbank heeft echter rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is namelijk dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging kan worden ingesteld. De verdachte kwam al bij de politie in beeld in 2016 en de zaak heeft daarna zonder goede reden voor lange tijd stilgelegen, zodat de redelijke termijn is overschreden met ruim één jaar. Gelet op deze overschrijding zal de rechtbank een korting op de straf toepassen overeenkomstig de aanwijzingen die de Hoge Raad daarvoor heeft gegeven in zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Dit maakt dat de rechtbank, alles overwegend, komt tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert in totaal een bedrag van € 336.613,92 aan schadevergoeding. Dit bedrag is als volgt opgebouwd.
De materiële schadevergoeding die wordt gevorderd, bedraagt € 345.356,92. Dit bedrag bestaat uit de waarde van de gestolen horloges, zijnde een bedrag van € 59.309,92 (exclusief BTW), en uit het netto verlies aan verdienvermogen over de jaren 2016 (€ 117.842,00), 2017 (€ 75.261,00) en 2018 (€ 92.944,00). Het verlies aan verdienvermogen is onderbouwd met jaarstukken. Ter terechtzitting heeft de raadsman van [benadeelde] de jaarstukken en de berekeningen die hij hierbij heeft gemaakt, nader toegelicht.
Aan immateriële schadevergoeding wordt een bedrag van € 30.000,00 gevorderd. Ter terechtzitting heeft de raadsman van [benadeelde] ook dit deel van de vordering toegelicht. [benadeelde] heeft als gevolg van de gewapende overval zwaar lichamelijk letsel opgelopen en hij ondervindt (nog steeds) psychisch letsel. Bij [benadeelde] is PTSS vastgesteld en hiervoor start hij binnenkort met EMDR-therapie.
Door de verzekeraar van [benadeelde] is voor de gestolen horloges een bedrag van € 38.743,00 uitgekeerd. Dit bedrag heeft [benadeelde] op de schadevordering in mindering gebracht, zodat de totale vordering nog € 336.613,92 bedraagt. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente en de proceskosten van de raadsman van [benadeelde] conform het liquidatietarief. Daarnaast is de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde] geheel toewijsbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde] volledig toegewezen kan worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel, zoals immateriële schadevergoeding (art. 6:95, eerste lid, BW).
[benadeelde] vordert de vergoeding van de waarde van de gestolen horloges en van de inkomsten die hij als gevolg van het strafbare feit is misgelopen in 2016, 2017 en 2018.
Beide posten (de waarde van de horloges en het verlies aan verdienvermogen) vormen vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 1 BW en zijn het rechtstreekse gevolg van het strafbare feit. Deze posten zijn voldoende onderbouwd, onder andere met jaarstukken, en zijn door de verdediging in het geheel niet weersproken. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stellingen van [benadeelde] en dat de materiële schadevordering, die de rechtbank overigens ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, toegewezen wordt.
Het bedrag dat [benadeelde] reeds door de verzekering uitgekeerd heeft gekregen, is op het gevorderde bedrag aan schadevergoeding in mindering gebracht, zodat de rechtbank hier verder geen rekening meer mee hoeft te houden.
Daarnaast vordert [benadeelde] immateriële schadevergoeding. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer sprake is van een aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel (sub b). Daar is in het onderhavige geval sprake van. De vordering is ter terechtzitting uitgebreid toegelicht en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen dit onderdeel van de vordering. De immateriële schadevordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom (eveneens) toegewezen.
Gelet op het voorgaande is daarmee de gehele vordering ad € 336.613,92 toewijsbaar. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het strafbare feit is gepleegd, zijnde 30 maart 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ter zake van de vordering tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan verdachte. De rechtbank zal de vervangende hechtenis, gelet op de zeer lange duur die de verdachte de komende jaren zal doorbrengen in detentie in Nederland en Duitsland, symbolisch vaststellen op één dag.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief in civiele zaken. Het bedrag van de te liquideren kosten is enerzijds afhankelijk van de verrichte werkzaamheden en anderzijds van het geldelijk belang van de zaak.
Gelet op de hoogte van de vordering van [benadeelde] dient aansluiting gezocht te worden bij tarief VI van het liquidatietarief in civiele zaken. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op
€ 2.402,00. Voor het indienen van de schriftelijke vordering en voor het bijwonen van de zitting heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van elk één punt. Dit betekent dat de proceskosten begroot worden op (2 x € 2.402,00 =) € 4.804,00.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaren;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vorderingvan de benadeelde partij [benadeelde] , wonende te Maastricht,
    volledig toeen veroordeelt de verdachte mitsdien om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] , wonende te Maastricht, te betalen
    € 336.613,92, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 maart 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 4.804,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] een bedrag van € 336.613,92, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 30 maart 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en
mr. A.K. Kleine, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2019.
Buiten staat
Mr. A.K. Kleine is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2016 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal horloges (merk Omega en/of Rolex en/of Zenith L primero en/of Piaget en/of Ulyss Nardin), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, genoemde [benadeelde] , meermalen (met kracht) met een taser, in elk geval met een hard voorwerp tegen het
gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd heeft geslagen, althans heeft geraakt, ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel (te weten: een beschadiging van het oog waardoor er sprake is van een beperking van het gezichtsveld, een gebroken neus en een gebroken oogkas) heeft opgelopen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 2016056415, gesloten d.d. 30 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 181.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever met bijlagen, pagina 86 tot en met 94.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever met bijlagen, pagina 95 tot en met 106.
4.De letselbeschrijving d.d. 1 april 2016 door forensisch geneeskundige [naam] , pagina 110 en 111.