In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 januari 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2001, en het verzoek om gesloten jeugdhulp. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot aan zijn meerderjarigheid, met zorgen over zijn ontwikkeling en veiligheid. De minderjarige verblijft in een leefgroep en heeft te maken met ernstige problemen, waaronder schoolverzuim, gedragsproblemen en ongezonde contacten. De moeder van de minderjarige is psychisch kwetsbaar en niet in staat om de nodige zorg te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat de hulp die nodig is niet door de moeder wordt geaccepteerd. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen tot 5 november 2019, maar het verzoek om gesloten jeugdhulp is afgewezen. Dit omdat de instemming van de gedragswetenschapper niet voldeed aan de wettelijke eisen, aangezien hij de minderjarige niet kort tevoren had onderzocht. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige kwetsbaar is en dat een gesloten plaatsing mogelijk traumatiserend kan zijn. Er zijn mogelijkheden voor vrijwillige hulpverlening onderzocht, waarbij de minderjarige in een beschermde omgeving kan worden opgevangen.