ECLI:NL:RBLIM:2019:10922

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
C/03/264844 / HA ZA 19-281
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige sluiting van sauna door gemeente Roermond

In deze zaak vorderden de eiseressen, bestaande uit vier besloten vennootschappen die samen een erotisch ontmoetingscentrum exploiteren, dat de gemeente Roermond onrechtmatig handelde door de sluiting van hun sauna. De sluiting was gebaseerd op een besluit van de burgemeester van 23 februari 2017, dat was genomen naar aanleiding van een drugsvondst tijdens een doorzoeking van de sauna. De eiseressen stelden dat de sluiting onrechtmatig was, omdat de sluitingstermijn volgens hen op 6 maart 2018 was verstreken. De rechtbank oordeelde echter dat de sluiting juridisch was gebaseerd op het besluit van 23 februari 2017, dat formele rechtskracht had. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet onbevoegd had gehandeld en dat de sluiting rechtmatig was. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/264844 / HA ZA 19-281
Vonnis van 4 december 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YIN YANG EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Roermond,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOCU B.V.,
gevestigd te Roermond,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS HORECA B.V.,
gevestigd te Roermond,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS SAUNA B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseressen,
advocaat mr. F.J.H.M. Berndsen te Breda,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROERMOND,
zetelend te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. M.G.G. van Nisselroij te Venlo.
Partijen zullen hierna Yin Yang c.s. en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2019, waaraan zijn gehecht de brieven van partijen naar aanleiding van dit proces-verbaal van respectievelijk 18 oktober 2019 (de gemeente), 28 oktober 2019 (Yin Yang c.s.), 4 november 2019 (Yin Yang c.s.) en 6 november 2019 (de gemeente)
  • de ter comparitie genomen akte vermeerdering van eis
  • de akte uitlating vermeerdering eis van de gemeente van 23 oktober 2019
  • de correspondentie n.a.v. het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Yin Yang c.s. exploiteren in het pand aan de Heinsbergerweg 230 te Roermond een erotisch ontmoetingscentrum onder de naam “Saunaclub Yin Yang”, bestaande uit sauna’s, baden, wellnessruimten, horeca en relaxkamers (hierna: de sauna).
Vocu B.V. is eigenaar van het onroerend goed, dat wordt verhuurd aan de andere drie vennootschappen. Yin Yang exploitatie B.V. houdt zich bezig met het ontmoetingscentrum en het ter beschikking stellen van kamers. CS Horeca B.V. houdt zich bezig met het horecagedeelte (catering en bar). CS Sauna B.V. houdt zich bezig met het natte gedeelte (baden, sauna’s enz.).
2.2.
Op 28 november 2016 heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een doorzoeking van de sauna plaatsgevonden (hierna: de doorzoeking).
2.3.
Op 6 januari 2017 is naar aanleiding van de doorzoeking een bestuurlijke rapportage opgesteld, waarin is opgenomen dat bij de doorzoeking 2,55 gram cocaïne en 16 xtc-pillen zijn aangetroffen.
2.4.
Bij besluit van 23 februari 2017 heeft de burgemeester van de gemeente Roermond
(verder: de burgemeester) Yin Yang c.s. op grond van artikel 13b Opiumwet een last onder bestuursdwang opgelegd (hierna: het besluit van 23 februari 2017). Dit besluit is genomen naar aanleiding van de in voornoemde bestuurlijke rapportage genoemde drugsvondst. Het besluit bevat de motivering daarvan, welke motivering wordt afgesloten met de volgende tekst (onder het kopje “
Besluit”):

Op grond van de bevindingen die zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportage heb ik daarom besloten om een last onder bestuursdwang op te leggen die inhoudt dat alle opstallen aan het perceel Heinsbergerweg 230, 6045 CL te Roermond, kadastraal bekend Roermond sectie M nummer 109 met ingang van 6 maart 2017 vanaf 12:00 uur gesloten zullen zijn en blijven voor de duur van 12 maanden. (…)
De tekst wordt vervolgd met een passage (onder het kopje “
Einde sluiting”) waarvan de eerste twee zinnen luiden: “
Op donderdag 6 maart 2018 zal de afdeling Stadstoezicht de zegels verbreken. Daarna hebt u weer toegang tot het pand. (…)”.
2.5.
Yin Yang c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en hebben de (bestuursrechtelijke) voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg verzocht om het besluit te schorsen. Bij uitspraak van 27 maart 2017 heeft deze voorzieningenrechter het besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
2.6.
Bij besluit van 18 juli 2017 zijn de bezwaren van Yin Yang c.s. ongegrond verklaard en is het besluit van 23 februari 2017 in stand gelaten. Yin Yang c.s. hebben vervolgens tegen het besluit van 18 juli 2017 beroep bij de bestuursrechter aangetekend en de (bestuursrechtelijke) voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg opnieuw om een voorlopige voorziening verzocht.
2.7.
Bij uitspraak van 8 september 2017 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat - zakelijk samengevat - de eerder door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing moet worden voortgezet tot de uitspraak van de rechtbank op het beroep van Yin Yang c.s..
2.8.
Bij uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 november 2017 is het beroep van Yin Yang c.s. tegen het besluit van 18 juli 2017 gegrond verklaard en is het primaire besluit van 23 februari 2017 herroepen, waarmee - praktisch samengevat - het sluitingsbesluit van tafel was. De gemeente heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
2.9.
Bij uitspraak van 16 januari 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot sluiting van de sauna gebruik heeft kunnen maken. De Afdeling heeft
het door de burgemeester ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de
rechtbank Limburg van 29 november 2017 vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde
beroep ongegrond verklaard. Praktisch samengevat was van deze uitspraak het gevolg dat het sluitingsbesluit van 23 februari 2017 weer herleefde.
2.10.
De burgemeester heeft vervolgens bij brief van 6 februari 2019 aangekondigd dat zij ter uitvoering van haar besluit van 23 februari 2017 met ingang van maandag 25 februari
2019 daadwerkelijk zou overgaan tot sluiting van de sauna voor de duur van 12 maanden.
2.11.
Bij brief van 7 februari 2019 hebben Yin Yang c.s. de burgemeester verzocht om een nieuw - voor bezwaar en beroep vatbaar - besluit te nemen, omdat volgens hen de
sluitingstermijn uit het besluit van 23 februari 2017 op 6 maart 2018 was verstreken.
2.12.
Bij e-mailbericht van 11 februari 2019 heeft de burgemeester het standpunt ingenomen dat een nieuw besluit niet nodig was, omdat de aangekondigde sluiting met ingang van 25 februari 2019 de feitelijke uitvoering betreft van het besluit van 23 februari 2017.
2.13.
Yin Yang c.s. heeft vervolgens de gemeente in kort geding gedagvaard en gevorderd dat de gemeente zal worden veroordeeld om de uitvoering van de aangekondigde sluiting van de sauna per 25 februari 2019 te staken en gestaakt te houden. Bij vonnis van 22 februari 2019 heeft de (civiele) voorzieningenrechter Yin Yang c.s. in haar vorderingen niet ontvankelijk verklaard.
2.14.
Op 25 februari 2019 heeft de burgemeester de sauna feitelijk laten sluiten (hierna: de sluiting).
2.15.
Yin Yang c.s. is in hoger beroep gegaan van het vonnis van 22 februari 2019. Bij arrest van 30 april 2019 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd - voor wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring - en de vorderingen van Yin Yang c.s. - na inhoudelijke beoordeling daarvan - afgewezen.
2.16.
De sauna is nadien gesloten gebleven.

3.Het geschil

3.1.
Yin Yang c.s. vordert - na eiswijziging - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de gemeente onrechtmatig handelt jegens Yin Yang c.s., dan wel heeft gehandeld voor zover op het moment van het wijzen van het vonnis in deze de feitelijke sluiting reeds beëindigd is;
2. de gemeente te gebieden om, indien de sluiting op het moment van het in deze te wijzen vonnis nog niet is beëindigd, de feitelijke uitvoering van de sluiting met onmiddellijke ingang te beëindigen;
3. de gemeente te veroordelen om aan Yin Yang c.s. te vergoeden de door haar
geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen, te vermeerderen
met de wettelijke rente hierover vanaf de datum waarop zij bekend is geworden met het
onrechtmatig handelen van de gemeente en de daaruit voortvloeiende schade, althans vanaf
de datum van aansprakelijkstelling van de gemeente, althans vanaf de datum van
dagvaarding, althans de wettelijke rente vanaf een door U E.A. in goede Justitie te bepalen
datum, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. de gemeente te veroordelen om aan Yin Yang c.s. te vergoeden de kosten tot
vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en de kosten ter verkrijging van voldoening
buiten rechte, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van dagvaarding, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5. ( samengevat) veroordeling van de gemeente in de proces- en nakosten.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Yin Yang c.s. heeft haar vorderingen gebaseerd op de stelling dat de gemeente jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. De onrechtmatige gedragingen van de gemeente waarop de vorderingen van Yin Yang c.s. betrekking hebben, bestaan - zo begrijpt de rechtbank op basis van de tekst van de dagvaarding en de mondelinge toelichting daarop van Yin Yang c.s. op de comparitie - uit (a) de sluiting nu deze onbevoegdelijk heeft plaatsgevonden, (b) misbruik van bevoegdheid doordat de sluiting is toegepast als een punitieve sanctie en (c) misbruik van bevoegdheid bestaande uit het in het kader van de sluiting uitdelen van flyers.
onbevoegdelijke sluiting?
4.2.
Yin Yang c.s. heeft haar stelling dat de sluiting onbevoegdelijk heeft plaatsgevonden, gebaseerd op de aanname dat de begin- en einddatum van de sluiting een essentieel onderdeel vormen van het besluit van 23 februari 2017 nu de begindatum (6 maart 2017) en de einddatum (6 maart 2018) in de tekst van het besluit zijn vermeld (zie hierboven rechtsoverweging 2.4). Dat betekent volgens Yin Yang c.s. dat de uit het besluit van 23 februari 2017 voortvloeiende bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting over te gaan op 6 maart 2018 is geëindigd, zodat de feitelijke sluiting per 25 februari 2019 niet is gebaseerd op een (rechts)geldig besluit en aldus onrechtmatig is.
4.3.
De rechtbank is - met de gemeente - van oordeel dat Yin Yang c.s. met haar onder rechtsoverweging 4.2 weergegeven stellingen een onjuiste rechtsopvatting heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen.
4.3.1.
Het besluit van 23 februari 2017 wordt gevormd door (a) de beslissing een last onder bestuursdwang op te leggen inhoudende (kort samengevat) sluiting van de sauna en (b) de beslissing dat zal worden gesloten voor de duur van 12 maanden. Deze twee elementen vormen de onderdelen van het besluit (in de zin van de tekst van het schrijven van 23 februari 2017 waarin het besluit in de zin van een in artikel 1:3 Awb bedoelde rechtshandeling is neergelegd) die zijn gericht op rechtsgevolg. De in het besluit (in de zin van de tekst) vervatte data moeten worden gekwalificeerd als mededelingen over de feitelijke uitvoering van het besluit (in de zin van artikel 1:3 Awb). De beslissing tot sluiting voor een bepaalde duur geeft een titel om de sauna in fysieke zin te sluiten, welk sluiten op zichzelf feitelijk handelen is. De mededeling van de datum waarop feitelijk zal worden gesloten is derhalve niet op rechtsgevolg gericht en daarmee niet te kwalificeren als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Deze uitleg wordt ook door de hoogste bestuursrechter gehanteerd, zoals blijkt uit de door de gemeente aangehaalde uitspraken van de Afdeling van respectievelijk 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1259) en 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2229).
4.3.2.
De rechtsbeschermingsmogelijkheden ten aanzien van het besluit van 23 februari 2017 zijn tot de hoogste rechterlijke instantie doorlopen. Bij uitspraak van 16 januari 2019 heeft de Afdeling geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot sluiting van de sauna gebruik heeft kunnen maken. De strekking van deze uitspraak is dat het besluit van 23 februari 2017 uiteindelijk in stand is gebleven. In de onderhavige procedure dient, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, de civiele rechter ervan uit te gaan dat het besluit van 23 februari 2017, zowel wat haar inhoud als haar wijze van tot stand komen betreft met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen in overeenstemming is (hierna: de formele rechtskracht van het besluit van 23 februari 2017). Deze formele rechtskracht heeft betrekking op de in dat besluit vervatte op rechtsgevolg gerichte beslissingen, te weten (a) sluiting van de sauna (b) gedurende 12 maanden. Deze formele rechtskracht heeft geen betrekking op de in het besluit (in de zin van tekst) opgenomen feitelijke mededelingen.
4.3.3.
Uit vorenstaande overwegingen volgt, dat het besluit van 23 februari 2017 niet is “uitgewerkt” omdat geen sprake is van het juridisch bindend vastleggen van begin- en einddatum van de sluiting. Dat betekent dat de feitelijke sluiting met ingang van 25 februari 2019 juridisch is gebaseerd op het besluit van 23 februari 2017. Anders dan Yin Yang c.s. heeft aangevoerd, is derhalve geen sprake van een onbevoegdelijk uitgevoerde feitelijke sluiting van de sauna.
misbruik van bevoegdheid/punitieve sanctie?
4.4.
Voor het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de burgemeester in beginsel bevoegdheid toekwam om op 25 februari 2019 alsnog tot sluiting over te gaan - wat zo is - heeft Yin Yang c.s. als subsidiaire grondslag aangevoerd dat in dat geval moet worden aangenomen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Yin Yang c.s. heeft daartoe nader aangevoerd dat de gemeente/de burgemeester geen in redelijkheid te respecteren belang (meer) heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid in het licht van de belangen aan de zijde van Yin Yang c.s. die daardoor zullen worden geschaad en de maatregelen die Yin Yang c.s. inmiddels zelf heeft getroffen ter voorkoming van het aanwezig zijn van drugs in het pand.
4.5.
De rechtbank is - met de gemeente - van oordeel dat uit de formele rechtskracht van het besluit van 23 februari 2017 volgt dat de civiele rechter dient uit te gaan van de rechtmatigheid van dat besluit en in het verlengde daarvan dat de uitvoering daarvan in beginsel rechtmatig is. Gegeven de reikwijdte van de formele rechtskracht kan de civiele rechter niet treden in een nadere beoordeling van het besluit zelf, maar moet deze zich beperken tot de beantwoording van de vraag of uit de door eisers aangevoerde stellingen kan volgen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van misbruik van executiebevoegdheid door de feitelijke uitvoering van het besluit door te zetten. Anders gezegd: de aangevoerde stellingen moeten worden beoordeeld als een executiegeschil in de zin van artikel 438 Rv. Van een dergelijke vorm van misbruik van (executie)bevoegdheid kan sprake zijn indien het onderliggende besluit op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging daarvan op grond van na de einduitspraak (hier: van de Afdeling) voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand doet ontstaan waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Dat sprake zou zijn van een juridische of feitelijke misslag in de uitspraak van de Afdeling is gesteld noch gebleken. Dat sprake zou zijn van een noodtoestand in vorenbedoelde zin is wellicht impliciet gesteld door onder andere een beroep op de verstrekkende gevolgen van de sluiting voor Yin Yang c.s. dan wel de door Yin Yang c.s. getroffen maatregelen, maar de betrokken stellingen zien alle niet op feiten of omstandigheden die eerst na de uitspraak van de Afdeling zijn voorgevallen of aan het licht gekomen. In het bijzonder de financiële en feitelijke nadelen (zoals omzetverlies voor Yin Yang c.s. en baanverlies voor haar werknemers) moeten immers worden geacht reeds te zijn meegewogen door de Afdeling, die immers heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot sluiting van de sauna gebruik heeft kunnen maken. Ook aan de stelling van Yin Yang c.s. - zo begrijpt de rechtbank - dat de gemeente/de burgemeester met de sluiting aan Yin Yang c.s. een punitieve sanctie heeft opgelegd, moet de rechtbank voorbij gaan. Uit de formele rechtskracht vloeit voort dat moet worden aangenomen dat het besluit van 23 februari 2017 een herstelsanctie betreft en niet een punitieve sanctie en daarmee is gegeven - zeker in het licht van de beginselplicht tot handhaving - dat hetzelfde geldt voor de feitelijke uitvoering van het besluit. Er zijn door Yin Yang c.s. geen eerst na de uitspraak van de Afdeling voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden aangevoerd, die zouden kunnen leiden tot de slotsom dat van voornoemd uitgangspunt zou moeten worden afgeweken.
misbruik van bevoegdheid/uitdelen flyers?
4.6.
Yin Yang c.s. hebben verder aangevoerd dat sprake is van misbruik van bevoegdheid bestaande uit het in het kader van de sluiting uitdelen van flyers. Dit punt kan door de civiele rechter worden getoetst, omdat het gaat om feitelijke handelingen in het kader van de tenuitvoerlegging van het besluit van 23 februari 2017. Een nadere (feitelijke) toelichting door Yin Yang c.s. op deze globale stelling ontbreekt in de in deze zaak ingenomen stellingen, waarbij de rechtbank aantekent dat het haar niet vrijstaat stellingen van een partij te ontlenen aan door die partij overgelegde producties indien de betrokken partij daar niet uitdrukkelijk en voldoende duidelijk naar heeft verwezen. Uit het - niet door Yin Yang c.s. weersproken - verweer van de gemeente blijkt evenwel dat sprake is geweest van het uitdelen van flyers, waarbij in de saunaclub werkzame prostituees zijn geïnformeerd over de aanstaande sluiting van de sauna. De gemeente heeft aangevoerd dat deze flyers zijn uitgedeeld uit een oogpunt van zorgvuldigheid in de richting van de werkneemsters van de sauna die immers werk en/of woning zouden verliezen door de sluiting. In het licht van deze toelichting op het uitdelen van de flyers alsmede de rechtmatigheid van het besluit van 23 februari 2017, valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet in te zien hoe het uitdelen van de flyers als een onrechtmatige daad jegens Yin Yang c.s. zou kunnen worden gezien. Los daarvan valt niet in te zien waarom Yin Yang c.s. een belang (in de zin van artikel 3:303 BW) zou kunnen hebben bij een verklaring voor recht betreffende deze gestelde onrechtmatige gedraging, omdat is gesteld noch gebleken dat Yin Yang c.s. hierdoor schade heeft geleden.
4.7.
Uit de bovenstaande overwegingen volgt, dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van enige onrechtmatige gedraging van de gemeente jegens Yin Yang c.s.. Met dat oordeel komt de grondslag aan de vorderingen van Yin Yang c.s. te ontvallen. De vorderingen van Yin Yang c.s. liggen derhalve integraal voor afwijzing gereed.
4.8.
Yin Yang c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.996,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Yin Yang c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.996,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Yin Yang c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Yin Yang c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019. [1]

Voetnoten

1.type: RK