ECLI:NL:RBLIM:2019:10890

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
C/03/251135 / HA ZA 18-299
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ledenovereenkomst tussen medisch specialisten en coöperatie MSB Atrium-Orbis U.A. wegens verstoorde verhoudingen en gebrek aan samenwerking

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ledenovereenkomst tussen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], medisch specialisten, en de coöperatie MSB Atrium-Orbis U.A. De rechtbank Limburg heeft op 4 december 2019 geoordeeld dat de opzegging van de ledenovereenkomst door MSB rechtmatig was. De verhoudingen binnen de vakgroep radiologie in het ziekenhuis Zuyderland waren ernstig verstoord, wat leidde tot een gebrek aan samenwerking. De rechtbank concludeerde dat de escalatie van juridische procedures en de aansprakelijkstellingen door [eiseres sub 1] en haar medeaandeelhouders de samenwerking binnen de vakgroep onhoudbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat MSB niet in haar verplichtingen jegens de eisers was tekortgeschoten en dat de onmiddellijke opzegging van de ledenovereenkomst gerechtvaardigd was. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/251135 / HA ZA 18-299
Vonnis van 4 december 2019
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. N.P.F.E. van der Peet te Maastricht,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEF MSB ATRIUM-ORBIS U.A.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. K.D. Meersma te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [eiseressen] en individueel [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd worden. Gedaagde zal MSB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging producties van [eiseressen] met 98 producties
  • de conclusie van antwoord met 57 producties
  • de conclusie van repliek met producties 99 t/m 107
  • de conclusie van dupliek met productie 36 (die ontbrak bij de bij antwoord overgelegde producties) en 58 en waarbij in het begeleidend schrijven is meegedeeld dat productie 10 komt te vervallen
  • de akte uitlaten ex artikel 2.11 procesreglement van [eiseressen]
  • de (akte) eiswijziging ex artikel 130 Rv van [eiseressen] met producties 108 en 109
  • het proces-verbaal van de zitting, gehouden op 25 juni 2019
  • de eisvermindering ex artikel 129 Rv met productie 110
  • de akte naar aanleiding van eiswijziging en eisvermindering van MSB
  • de akte uitlaten ex artikel 2.11 procesreglement van [eiseressen] , voor zover het betreft de daarin gemaakte opmerking dat de procedure voor het wijzen van vonnis gereed ligt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] is radioloog en vanaf 2001 werkzaam in het ziekenhuis in Heerlen, welk ziekenhuis thans wordt geëxploiteerd door Stichting Zuyderland Medisch Centrum (hierna: Zuyderland). Zuyderland is ontstaan uit een fusie tussen het Atrium Medisch Centrum Parkstad (hierna: Atrium), waartoe het Heerlense ziekenhuis behoorde, en het Orbis Medisch Centrum te Sittard (hierna: Orbis).
2.2.
MSB is een coöperatie waarin alle medisch specialisten werkzaam in en verbonden aan Zuyderland en hun praktijkvennootschappen verenigd zijn. MSB heeft met Zuyderland per 1 januari 2015 een samenwerkingsovereenkomst gesloten (productie 7 dagvaarding).
2.3.
[eiseres sub 1] oefende haar praktijk tot 1 januari 2015 uit in maatschapsverband met andere radiologen in Heerlen (hierna: de maatschap radiologie). Per 1 januari 2015 hebben de radiologen hun (ziekenhuis)praktijk ingebracht in MSB. Per die datum is een ledenovereenkomst, tevens houdende opdracht tot medisch specialistische zorgverlening gesloten tussen MSB als opdrachtgever en [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] als opdrachtnemers (productie 8 dagvaarding). Op deze ledenovereenkomst is een functioneringsreglement van toepassing.
2.4.
Vanaf 1 januari 2015 zijn de leden van de maatschap radiologie tevens lid geworden van de vakgroep radiologie Heerlen. De vakgroep radiologie Heerlen en de vakgroep medische beeldvorming Sittard zijn per 1 augustus 2017 op aanwijzing van MSB gefuseerd tot de vakgroep medische beeldvorming (hierna: de fusievakgroep).
2.5.
Mitralis Diagnostisch Centrum B.V. (hierna: Mitralis) is in 2008 opgericht als een joint venture van de toenmalige radiologen in Heerlen en het Atrium om de radiologie ten behoeve van de eerste lijn in de regio Heerlen buiten de muren van het ziekenhuis aan te bieden.
2.6.
De aandelen in Mitralis waren vanaf de oprichting in 2008 tot 5 oktober 2017 voor 80% in handen van het op 31 januari 2008 opgerichte Diagnostisch Centrum Parkstad B.V. (hierna: DCP). Enkele radiologen die (via hun praktijkvennootschappen) lid waren van de maatschap radiologie, hebben aandelen in de vennootschap DCP. Eén van die aandeelhouders in DCP is [eiseres sub 2] . De overige 20% van de aandelen in DCP was in handen van Mitralis Zuyderland Klinieken B.V., een 100% dochter van Stichting ZBC Zuyderland Medisch Centrum (hierna: ZBC).
2.7.
In januari 2015 heeft de Commissie Radiologie (ook Cie [naam 1] , [eiseres sub 1] schrijft " [naam 1] "), die is ingesteld naar aanleiding van een gesprek tussen de maatschap radiologie en de Raad van Bestuur van Atrium, gerapporteerd dat sprake is van verstoorde relaties tussen de radiologen in de maatschap, welke situatie in het najaar van 2014 is geëscaleerd. De commissie heeft als oorzaak van deze problemen aangewezen de onevenredige verdeling van aandelen in DCP in de totale groep van radiologen in Heerlen (productie 16 dagvaarding en productie 1, bijlage 3 conclusie van antwoord). Op 19 maart 2015 hebben het bestuur van MSB en de Raad van Bestuur van Zuyderland de vakgroep radiologie te Heerlen een aanwijzing gegeven om het plan van aanpak met betrekking tot de omgangsregels binnen de vakgroep uit te voeren. Tevens voorziet de aanwijzing in de aanstelling van een externe voorzitter voor de vakgroep (productie 17 dagvaarding). Nadat de tweede externe voorzitter, de heer [naam externe voorzitter vakgroep 1] , zijn werkzaamheden medio mei 2016 heeft beëindigd, is [eiseres sub 1] tijdens de vakgroepvergadering van 14 maart 2016 unaniem tot voorzitter van de vakgroep radiologie Heerlen benoemd. In februari 2017 is de heer [naam externe voorzitter vakgroep 2] als derde externe voorzitter van de vakgroep aangesteld.
2.8.
Eind 2015 is door Zuyderland besloten om de in Mitralis ingebrachte eerstelijnszorg terug te halen naar het ziekenhuis. In dat kader is op of omstreeks 20 april 2016 door Zuyderland en ZBC het eerste concrete bod uitgebracht op het belang van DCP in Mitralis. In de periode juli 2016 tot en met januari 2017 heeft het besluit tot verkoop van de aandelen vier keer op de agenda van de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP gestaan. [eiseres sub 1] en de medeaandeelhouders [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] (althans [eiseres sub 2] en de praktijkvennootschappen van [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] ) hebben telkens tegen de verkoop gestemd. De overige aandeelhouders hebben uiteindelijk voor de verkoop gestemd. Het besluit tot verkoop is genomen op de algemene vergadering van aandeelhouders van
4 januari 2017.
2.9.
[eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] hebben zich vervolgens op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig meerderheidsbesluit. Zij zijn door (de praktijkvennootschappen van) medeaandeelhouders [naam mede-aandeelhouder DCP 3] en [naam mede-aandeelhouder DCP 4] op 27 januari 2017 aansprakelijk gesteld voor de waardevermindering van de aandelen in DCP en de terugloop van inkomsten uit DCP die eventueel zou kunnen optreden als gevolg van hun handelingen om de overdracht van de aandelen te vertragen en/of tegen te houden. (De praktijkvennootschappen van) [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] hebben op 28 februari 2017 DCP gedagvaard voor de rechtbank Limburg en onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat sprake is van een non-existent besluit, althans van een nietig besluit. De praktijkvennootschappen van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] hebben ook twee enquêteprocedures ingesteld bij de Ondernemingskamer betreffende de gang van zaken binnen DCP en Mitralis. De rechtbank Limburg heeft bij vonnis in incident ex artikel 223 Rv van 30 augustus 2017 de gevorderde voorlopige voorziening (strekkende tot een verbod op het uitvoeren van handelingen ter voorbereiding en uitvoering van een verkoop en/of overdracht van de aandelen) afgewezen en de beslissing in de hoofdzaak aangehouden. Bij beschikking van 4 mei 2017 heeft de Ondernemingskamer de gevorderde voorlopige voorzieningen afgewezen (productie 1, bijlage 13a conclusie van antwoord). Op 4 oktober 2017 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP gestemd over de uitvoering van het besluit van 4 januari 2017. De rechtsgeldigheid van dit besluit is eveneens door de praktijkvennootschappen van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] in de procedure voor de rechtbank Limburg betrokken. Op 5 oktober 2017 zijn de aandelen die DCP in Mitralis hield verkocht en geleverd aan Zuyderland (48%) en ZBC Zuyderland (32%). De enquêteprocedures zijn medio december 2017 door de praktijkvennootschappen van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] ingetrokken naar aanleiding van de overdracht van het belang van DCP in Mitralis (productie 1, bijlage 25 conclusie van antwoord).
2.10.
Teneinde te komen tot de vorming van de in rov. 2.4 genoemde fusievakgroep hebben in de periode vanaf 2013 tot en met begin 2016 diverse besprekingen plaatsgevonden tussen de vakgroepen in Heerlen en Sittard, zonder dat deze resultaat hebben opgeleverd. Op 13 februari 2017 heeft de fusievakgroep in wording, exclusief [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] , een vergaderding gehouden teneinde het fusieproces nieuw leven in te blazen. In deze vergadering zijn de volgende aanvullende voorwaarden voor participatie van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] geformuleerd (productie 42 dagvaarding) :

a. Verkoop Mitralis onder dezelfde voorwaarden zoals geaccepteerd door [naam mede-aandeelhouder DCP 3] , [naam mede-aandeelhouder DCP 4] en [naam mede-aandeelhouder DCP 5][Rb: de andere aandeelhouders in DCP die lid zijn van de vakgroep en die voor het besluit tot verkoop hebben gestemd]
.
b. Stop zetten van alle lopende rechtszaken t.a.v. (oud-)vakgroepleden rondom Mitralis
c. Verplichting geen nieuwe rechtszaken aan te spannen tegen vakgroepleden.
2.11.
De voorwaarden zijn aan [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] toegezonden en op
24 maart 2017 door [naam externe voorzitter vakgroep 2] , [naam lid dagelijks bestuur 1] en [naam lid dagelijks bestuur 2] (het dagelijks bestuur van de fusievakgroep in wording) met [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] besproken. [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] hebben in die bespreking gezegd niet in te stemmen met de alleen voor hen geldende aanvullende voorwaarden.
2.12.
Op 13 april 2017 heeft wederom een fusiebespreking plaatsgevonden. In deze bespreking is door [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] aangegeven dat zij niet met de aanvullende voorwaarden akkoord zouden gaan. [eiseres sub 1] heeft tevens aangegeven dat de rechtszaak uitsluitsel moet geven ongeacht de consequenties die daaruit vloeien (productie 47 dagvaarding). [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] hebben daarna de vergadering verlaten.
2.13.
In een e-mail van 14 april 2017 aan de fusievakgroep schrijft [eiseres sub 1] :
“[…]
Omdat ik niet akkoord kan gaan met de voorwaarden omtrent Mitralis, hebben jullie gisteren te kennen gegeven mij definitief niet te willen laten deelnemen in de werkgroepen om het fusieproces te continueren en daarmee sluiten jullie mijn deelname in dit proces – wederom op voorhand en op oneigenlijke gronden – uit. Laat ik langs deze weg weten dat ik als voorstander van de fusie die daar graag een bijdrage aan levert, jullie keuze ten zeerste betreur. Zeker gezien het gegeven dat reeds volgende week bij de rechtzitting mogelijk duidelijkheid komt over de situatie omtrent mitralis een onbegrijpelijke beslissing van jullie zijde.”
2.14.
Bij brief van 18 mei 2017 (productie 35 conclusie van antwoord) kondigt [naam radioloog] , een radioloog uit de vakgroep Heerlen, haar vertrek aan en verzoekt “
gezien de uitzonderlijke situatie waarin wij als groep zitten en ook gezien het effect dit op mij persoonlijk heeft” haar opzegtermijn te verkorten naar 3 maanden en haar niet meer te betrekken “
bij alles wat met het gedoe/aandelen/ruzies te maken heeft”.
2.15.
Op 19 juni 2017 schrijven [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] aan de Raad van Bestuur van Zuyderland en het bestuur van MSB dat zij sinds 13 april 2017 voor geen enkele fusiebespreking worden uitgenodigd en dringen zij aan op deelname aan het fusieproces (productie 52 dagvaarding). In een reactie van 7 juli 2017 schrijft het bestuur van MSB geen aanleiding te zien om te interveniëren en het ook niet onbegrijpelijk te vinden dat gesprekken over vakgroepvorming ernstig belast worden door de door [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] gestarte procedures (productie 53 dagvaarding).
2.16.
Bij de beoordeling ten behoeve van de hernieuwde erkenning van de opleiding radiologie van het Zuyderland MC te Heerlen van 30 juni 2017 wordt door de registratiecommissie geneeskundig specialisten opgemerkt dat een van de redenen voor het verlenen van een erkenning voor slechts een beperkte duur is, dat sprake is van een lopend zakelijk conflict waarbij leden van de vakgroepen radiologie uit Heerlen en Geleen-Sittard partij zijn en dat afgewacht moet worden hoe dat conflict wordt opgelost en welke invloed dat conflict heeft op de vorming van een gezamenlijke opleidingsgroep, de fusie en het opleidingsklimaat (productie 1, bijlage 22 conclusie van antwoord).
2.17.
Bij e-mail van 13 juli 2017 (productie 1, bijlage 8 conclusie van antwoord) heeft het dagelijks bestuur van de fusievakgroep in wording zijn grote zorgen uitgesproken over de situatie binnen de vakgroep radiologie Heerlen. Diezelfde dag vindt een overleg plaats tussen het dagelijks bestuur, MSB en Zuyderland. Op 1 augustus 2017 heeft MSB aan de individuele leden van de vakgroepen de in rov. 2.4 genoemde aanwijzing opgelegd waarmee de fusievakgroep tot stand is gebracht. In een brief van die datum aan de leden van de vakgroep, waarbij de nieuw te gelden reglementen aan de leden van de vakgroep zijn toegezonden, schrijft de heer [naam voorzitter MSB] , voorzitter van MSB:

Het indringende signaal dat het transitie DB van 13 juli aan het bestuur van het MSB en het bestuur van het ziekenhuis heeft gestuurd over de steeds nijpender wordende situatie in de vakgroep Heerlen en de gevolgen daarvan voor continuïteit en patiëntveiligheid, maken het naar het oordeel van beide besturen onverantwoord om vakgroepvorming nog langer uit te stellen. […]
Het bestuur van het MSB en de Raad van Bestuur van Zuyderland menen dat vakgroepvorming een noodzakelijke stap is om de problemen in de vakgroep Heerlen op te lossen en de bijdrage van de medisch beeldvorming aan het zorgaanbod in huis te optimaliseren. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat meer nodig is: herstel van onderling vertrouwen en goede verhoudingen en het eindigen van de reeks juridische procedures die zijn gestart door drie leden.[…]”
2.18.
Op 16 januari 2018 zijn (de praktijkvennootschappen van) [naam mede-aandeelhouder DCP 5] , [naam mede-aandeelhouder DCP 3] en [naam mede-aandeelhouder DCP 4] door (de praktijkvennootschappen van) [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van het handelen van de heer [naam mede-aandeelhouder DCP 3] als bestuurder van DCP en als gevolg van de gedragingen van [naam mede-aandeelhouder DCP 5] , [naam mede-aandeelhouder DCP 3] en [naam mede-aandeelhouder DCP 4] als (indirecte) aandeelhouders van DCP, welke schade onder meer bestaat uit het verschil tussen de huidige, veel te lage opbrengst van de verkoop van het belang in Mitralis en de opbrengst die behaald had kunnen worden. Ook hebben [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] het bestuur van DCP gesommeerd tot het verstrekken van de documentatie met betrekking tot de verkoop van het belang in Mitralis.
2.19.
Naar aanleiding van de aansprakelijkstelling heeft op 8 februari 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] (alsmede hun advocaten) en de heer [naam voorzitter bestuur MSB] (voorzitter MSB), mevr. [naam directeur MSB] (directeur MSB), de heer [naam lid Raad van Bestuur] (Raad van Bestuur Zuyderland) en de advocaat van MSB en Zuyderland. Op dezelfde datum schrijven de ‘Sittardse’ leden van de fusievakgroep aan het bestuur (productie 1, bijlage 15 conclusie van antwoord):
“De problemen bij de ‘Radiologie Heerlen’ zijn zeer omvangrijk en overschrijden zakelijke en persoonlijke grenzen. De diverse rechtszaken rondom Mitralis verzieken het werkproces volledig. Deze ontwikkelingen hebben een schisis[schisma]
veroorzaakt tussen de vakgroepen en 3 radiologen, te noemen Dhr [naam mede-aandeelhouder DCP 1] , Dhr [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en Mevr [eiseres sub 1] , en hebben naast op de Heerlen gebaseerde radiologen, ook een duidelijke impact op de totale groep ‘Radiologie Sittard/Nucleaire Geneeskunde’.”
2.20.
Op 19 februari 2018 is [eiseres sub 1] door [naam voorzitter bestuur MSB] uitgenodigd voor een gesprek op woensdag 21 februari 2018 om de bevindingen, naar aanleiding van de door het bestuur van MSB gevoerde gesprekken, aan [eiseres sub 1] terug te koppelen (productie 80 dagvaarding). Dit gesprek is niet doorgegaan (nr. 143 dagvaarding).
2.21.
Bij brief van 20 februari 2018 (productie 82 dagvaarding) heeft [naam voorzitter bestuur MSB] namens MSB aan [eiseres sub 1] het voornemen van MSB tot opzegging van de ledenovereenkomst met [eiseres sub 2] en daarmee met haar, [eiseres sub 1] , kenbaar gemaakt. Bij het schrijven van [naam voorzitter bestuur MSB] is een brief aan [naam voorzitter bestuur MSB] van 20 februari 2018 van 18 leden van de fusievakgroep gevoegd waarin onder ander het volgende staat (ook productie 82 dagvaarding, ook overgelegd als productie 1, bijlage 14 conclusie van antwoord):
“[…]
Het DB heeft ten behoeve van het gesprek op 6 februari de opvattingen van de vakgroepleden die niet betrokken zijn in het geschil geïnventariseerd. Daaruit komt de breed gedragen opvatting dat er een totaal verziekt werkklimaat heerst en er absoluut geen vertrouwen is in deze 3 oud-Heerlense collega’s[Rb: [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] ]. […]
De hele vakgroep wordt door het geschil over Mitralis gegijzeld. De vakgroep staat stil.[…]
Wij hebben aangegeven dat het vertrouwen in [naam mede-aandeelhouder DCP 2] , [eiseres sub 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] volledig weg is, de situatie niet meer werkbaar is en dat zelfs een toekomst met deze drie binnen de vakgroep niet mogelijk wordt geacht.[…]
U heeft de vraag voorgelegd of het de patiëntenzorg raakt. Wij hebben daar geen concrete voorbeelden van. Niettemin kan het niet anders dan dat de stapeling van conflicten het functioneren van de meest direct betrokkenen raakt. Je kunt in een conflict over miljoenen niet samenwerken alsof er niets aan de hand is.[…]
Bij dit alles speelt ook een rol dat wij uit uw terugkoppeling van het gesprek met [naam mede-aandeelhouder DCP 2] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [eiseres sub 1] hebben begrepen dat zij menen dat de samenwerking niet geraakt wordt door de geschillen.[…]”
2.22.
Op 7 maart 2018 hebben [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] hun zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen opzegging kenbaar gemaakt. Op 13 maart 2018 heeft vervolgens een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
2.23.
Op 13 of 14 maart 2018 (zie nr. 146 dagvaarding) heeft MSB verzocht om informatie over Rad-doc B.V. In een e-mail van 16 maart 2018 heeft de advocaat van [eiseres sub 1] aan MSB bericht dat het informatieverzoek een ‘fishing expedition’ betreft met als doel een additionele opzeggingsgrond te creëren (productie 88 dagvaarding).
2.24.
Op 26 maart 2018 heeft vervolgens weer een zienswijzegesprek plaatsgevonden. In het (op schrift gestelde) openingswoord van de advocaten van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] (productie 89 dagvaarding) is gesteld dat [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] niet bekend zijn met enige blijk dat Rad-doc B.V. is opgericht en ingezet om in 2017 te voorzien in radiologen bij Mitralis en dat MSB voor dit verstrekkend verwijt geen enkele concrete onderbouwing heeft.
2.25.
[eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] zijn op 3 april 2018 in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven over het voorgenomen besluit tot opzegging van de ledenovereenkomst. De advocaat van [eiseres sub 1] heeft op 9 april 2018 een schriftelijke zienswijze bij het MSB ingediend omdat hij op 3 april verhinderd was (zie nr. 222 conclusie van antwoord).
2.26.
Middels een schrijven van 11 april 2018 (productie 3 dagvaarding), ondertekend door de heer [naam voorzitter bestuur MSB] , voorzitter MSB, is [eiseres sub 1] in kennis gesteld van het besluit van het bestuur van MSB tot opzegging met onmiddellijke ingang van de (in rov. 2.4 genoemde) ledenovereenkomst. Dat besluit is door het MSB als volgt toegelicht:

2.2 Opzeggingsgronden Ledenovereenkomst
Artikel 5.1 van de Ledenovereenkomst bevat een aantal opzeggingsgronden. In het kader van onderhavige opzegging zijn de volgende opzegginsgronden relevant:
‘e. indien door een gebrek aan samenwerking van de Medisch Specialist binnen de onderneming van de Opdrachtgever, het MSB en/of de Vakgroep verdere uitvoering van de Opdracht door het Lid bij het MSB redelijkerwijs van het MSB niet kan worden gevergd;’
‘j. op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van het MSB niet kan worden verlangd de Ledenovereenkomst met het Lid ongewijzigd in stand te houden.’
[…]
3.1.
Aansprakelijkstelling d.d. 16 januari 2018
Bij brief van 16 januari 2018 heeft u in hoedanigheid van aandeelhouder van Diagnostisch Centrum Parkstad B.V. (‘DCP’) de heer [naam mede-aandeelhouder DCP 3] (als bestuurder van Mitralis) en de mede-aandeelhouders van DCP aansprakelijk gesteld. […]
U heeft een waardering van Mitralis laten opstellen door een corporate finance adviseur. Die heeft het verschil tussen de koopprijs die Zuyderland voor Mitralis heeft geboden en de waarde op basis van de discounted cash flow methode becijferd op circa € 6,1 miljoen (p. 24 van dat rapport). Met verwijzing naar dit rapport heeft u in de door u aangespannen juridische procedures betoogd dat het bod van Zuyderland (veel) te laag was. U spreekt uw drie collega’s op grond van onderdeel a van de aansprakelijkstelling voor minimaal enkele tonnen en maximaal het bedrag van € 6,1 miljoen aan. […]
4.4.4.
De bronnen voor opzegging
[…]
Het MSB stelt voorop dat het voortduren en verergeren van het conflict in het Heerlense deel, en het betrokken raken van de Sittardse collega’s in de fusievakgroep, tot ingrijpen nopen. Daarbij verwijt het MSB u in ieder geval de escalatie met juridische procedures die in 2017 en 2018 heeft plaatsgevonden. U blijft hangen in standpunten die door twee rechterlijke colleges uitgebreid gewogen en van geen gewicht bevonden zijn. U blijft persoonlijke financiële belangen najagen op een manier die ontwrichtend werkt voor de samenwerking in de vakgroep. U bent meermalen gewezen op het effect dat de procedures hebben op de sfeer en de samenwerking in de vakgroep. U heeft daar geen enkele boodschap aan en gaat maar door, en komt zelfs met een nieuwe aansprakelijkstelling die, zo moeten we aannemen, op dezelfde juridische grondslag is gebaseerd als die waarvan u twee rechterlijke colleges tevergeefs hebt proberen te overtuigen. Dat is een concreet verifieerbaar verwijt aan uw adres dat ertoe heeft geleid dat uw collega’s het vertrouwen in u hebben opgezegd. […]

6.Besluit van het MSB

Met deze brief zegt het MSB het lidmaatschap en de ledenovereenkomst met u en uw vennootschap [eiseres sub 2] op met onmiddellijke ingang.
Het besluit tot opzegging met onmiddellijke ingang van de Ledenovereenkomst berust op de volgende grondslagen:
  • Artikel 5.1 sub e: er is mede door uw toedoen een onwerkbare situatie ontstaan binnen de vakgroep radiologie Heerlen. De verhoudingen binnen de vakgroep radiologie zijn duurzaam ontwricht en er is binnen de vakgroep geen basis voor verdere samenwerking. Herstel van de verhoudingen met een werkbare uitkomst valt niet te verwachten. Daarmee is er sprake van een onoplosbaar probleem. Het MSB constateert dat er sprake is van een gebrek aan samenwerking als bedoeld in artikel 5.1 sub e van de ledenovereenkomst.
  • Artikel 5.1 sub j: het MSB constateert dat achttien leden van de vakgroep geen vertrouwen in u hebben. Daarnaast acht het MSB het aannemelijk dat u betrokken bent (geweest) bij Rad-doc BV, en leidt uw opstelling in de discussie over dit onderwerp er mede toe dat het MSB het vertrouwen in u is kwijtgeraakt. Alle omstandigheden tezamen, zoals in deze brief besproken, leiden ertoe dat niet van het MSB kan worden verlangd de Ledenovereenkomst met u ongewijzigd in stand te houden.
Toelichting
Op basis van het voorgaande kan er wat ons betreft geen twijfel over bestaan dat er geen “goede verhouding in collegialiteit en teamgeest” in de vakgroep is en dat de verhoudingen duurzaam ontwricht zijn. Achttien collega’s hebben het vertrouwen in u opgezegd om redenen die het MSB begrijpelijk vindt. De voortdurende geschillen over Mitralis en uw houding bij – en na de vakgroepvorming maken dat uw collega’s niet meer met u willen samenwerken. Er is een langdurig samenwerkingsprobleem dat tenminste teruggaat tot 2014 en dat in elk geval mede door uw optreden is veroorzaakt. Ondanks vele pogingen daartoe blijkt dat niet opgelost te kunnen worden. Daarbij is in 2017 en 2018 een verdere escalatie van conflicten opgetreden waarvan het einde niet in zicht komt. Die conflicten hebben in het verleden er al toe geleid dat collega’s vertrokken, en het DB van de vakgroep schat in dat de conflicten wederom tot discontinuïteit bij collega’s gaan leiden. Terzake van die escalatie legt het MSB de schuld eenzijdig bij u. U bent procedures gestart met het oog op het frustreren van de uitvoering van een meerderheidsbesluit. Daarbij heeft u met de recente aansprakelijkstelling laten zien dat de strijd wat u betreft doorgaat. Die situatie kan niet langer voortduren en vereist nu ingrijpen door het MSB.
Het MSB ziet geen basis meer voor een goed functionerende vakgroep medische beeldvorming zolang u daarvan onderdeel uitmaakt. De Raad van Bestuur van Zuyderland onderschrijft dat en acht, met het MSB, ingrijpen noodzakelijk met het oog op de kwaliteit, veiligheid en continuïteit van patiëntenzorg. Deze omstandigheden leiden ertoe dat het MSB besluit de Ledenovereenkomst met u op te zeggen.
Gebrek aan vertrouwen bestaat tussen u en uw collega’s, maar ook tussen u en het MSB. Uw weigering om u uit te laten over uw betrokkenheid bij Rad-doc BV maakt dat het MSB geen vertrouwen heeft in uw inzet en loyaliteit richting het MSB bij de uitvoering van de opdracht. Het MSB heeft goede grond te vrezen dat u zich laat leiden door andere belangen zonder daarover openheid van zaken te willen geven en wil zichzelf en zijn opdrachtgever daar niet meer aan blootstellen.
[…]
Uw belang bij inachtneming van de contractuele opzegtermijn van zes maanden legt het af tegen het belang van het MSB om tot een goed functionerende vakgroep te komen waar kwaliteit, veiligheid en continuïteit niet langer op het spel gezet worden met uw gedrag, de juridische procedures en aansprakelijkstellingen. Dat laatste rechtvaardigt een opzegging met onmiddellijke ingang.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vorderen, na eiswijzigingen, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht verklaart dat het besluit van MSB d.d. 11 april 2018 strekkende tot beëindiging van de ledenovereenkomst door MSB met [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] niet op goede gronden is genomen en daarom niet tot beëindiging van de ledenovereenkomst leidt;
b. voor recht verklaart dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vanaf 11 april 2018 onverminderd lid zijn gebleven van MSB en de ledenovereenkomst onverminderd van kracht is;
c. voor recht verklaart dat MSB haar verplichtingen jegens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op basis van de ledenovereenkomst vanaf 11 april 2018 onverminderd dient na te komen, totdat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de ledenovereenkomst;
d. MSB veroordeelt om – binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis – [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in staat te stellen het beroep van medisch specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang bij MSB uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor elke dag dat MSB hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 500.000,- is bereikt;
dan wel voorwaardelijk – in geval de rechtbank van mening is dat een voortzetting van de ledenovereenkomst tussen het MSB en [eiseres sub 1] onmogelijk c.q. onwenselijk is – de ledenovereenkomst met het MSB per datum van het in dezen te wijzen vonnis ontbindt en daarbij:
1. het MSB veroordeelt de vergoeding ten bedrage van € 299.571,- ex artikel 6 van de ledenovereenkomst aan [eiseres sub 1] te voldoen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
2. het MSB veroordeelt om een schadevergoeding van € 149.785,- wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn ex artikel 5.4 van de ledenovereenkomst aan [eiseres sub 1] te voldoen te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
3. het MSB veroordeelt een schadevergoeding ten bedrage van € 599.142,- zijnde twee keer de goodwillvergoeding dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan [eiseres sub 1] te voldoen te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
e. MSB veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] te vergoeden de schade die zij hebben geleden, lijden en nog zullen lijden, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
f. MSB veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en te bepalen dat, indien deze (na)kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald, MSB daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eiseressen] hebben hieraan het volgende ten grondslag gelegd:
De stelling dat [eiseres sub 1] niet meer werkzaam kan zijn in Zuyderland is onjuist, omdat [eiseres sub 2] nooit een opzeggingsbrief heeft ontvangen van MSB zodat de ledenovereenkomst met MSB nog steeds van kracht is. MSB heeft daarnaast geen besluit tot opzegging van de ledenovereenkomst met [eiseres sub 1] genomen, zodat de overeenkomst met [eiseres sub 1] ook nog steeds van kracht is. [eiseres sub 1] mocht bovendien ervan uitgaan dat de kennisgeving van de opzegging geen kracht had omdat de kennisgeving enkel door [naam voorzitter bestuur MSB] is getekend, die volgens het KvK-Handelsregister enkel gezamenlijk bevoegd is.
Ten aanzien van de eerste opzeggingsgrond (onder art. 5.1 sub e, gebrek aan samenwerking) geldt het volgende: Onduidelijk is wat [eiseres sub 1] nu concreet verweten wordt. Zowel de procedures als de daaruit voortvloeiende aansprakelijkstelling betreffen geen persoonlijk meningsverschil, maar een puur zakelijke en juridische discussie. Deze discussie heeft niets te maken met de samenwerking binnen de vakgroep. [eiseres sub 1] heeft deze discussie ook niet van invloed laten zijn op haar functioneren, zij heeft immers altijd uitstekend gefunctioneerd. Daar komt bij dat de samenwerking binnen de fusievakgroep is beperkt als gevolg van het feit dat een radioloog hoofdzakelijk in zorgketens actief is en in de secties waarvan zij lid is en die samenwerking altijd goed is geweest. Een eventueel
mededoor toedoen van [eiseres sub 1] ontstaan gebrek aan samenwerking is niet afdoende voor een beroep op art. 5.1 sub e. Het moet gaan om een uitsluitend aan [eiseres sub 1] te verwijten gebrek aan samenwerking. Er is geen sprake van langdurige samenwerkingsproblemen die (uitsluitend) aan [eiseres sub 1] zijn toe te rekenen. Er is ook geen sprake van een escalatie van conflicten in 2017 en 2018. De problemen binnen de vakgroep waren immers begin 2016 opgelost en de aandelen Mitralis zijn in oktober 2017 aan het ziekenhuis geleverd. [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] hebben de vorming van de fusievakgroep nooit gefrustreerd. Dat konden zij ook niet omdat zij geen meerderheid hadden in de vakgroep. De overige verwijten in de opzeggingsbrief betreffen quotes die niet te herleiden zijn tot concrete feiten en omstandigheden, en (meestal) ook niet tot de persoon van wie ze afkomstig zijn, dan wel tot wie ze zijn gericht ( [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] of [naam mede-aandeelhouder DCP 1] ).
Ten aanzien van de tweede opzeggingsgrond (onder art. 5.1 sub j, overige omstandigheden) geldt het volgende: Om een beroep op deze opzeggingsgrond te kunnen doen, dient MSB niet eerder genoemde omstandigheden aan te voeren. Het gaat immers om opzegging op grond van overige omstandigheden. MSB heeft verder alleen als overige omstandigheid aan de opzegging ten grondslag gelegd dat men het vertrouwen in [eiseres sub 1] is kwijtgeraakt als gevolg van haar zwijgen in verband met de vermeende betrokkenheid van [eiseres sub 1] bij Rad-doc B.V. Dat [eiseres sub 1] daarover zweeg was, gezien de situatie waarin [eiseres sub 1] verkeerde, echter alleszins begrijpelijk en MSB heeft niet gemotiveerd waarom dit zwijgen van dien aard zou zijn dat het verlies van vertrouwen in [eiseres sub 1] , en het opzeggen van de ledenovereenkomst, daardoor wordt gerechtvaardigd.
Hoe dan ook geldt dat de opzegging in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. MSB diende, na 8 februari 2018, toen aan [eiseres sub 1] voor het eerst is meegedeeld dat er sprake zou zijn van een gebrek aan samenwerking, de situatie nader te onderzoeken. Van MSB mocht bovendien worden verwacht dat zij zich objectief zou opstellen in een zakelijke discussie. In plaats daarvan heeft MSB partij gekozen voor [naam mede-aandeelhouder DCP 3] , [naam mede-aandeelhouder DCP 4] en [naam mede-aandeelhouder DCP 5] en heeft zij haar bemiddelende rol niet vervuld, ondanks verzoeken daartoe van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] . Voor [eiseres sub 1] is pas uit de opzeggingsbrief kenbaar geworden dat MSB van mening was dat de procedures spanningen veroorzaakten en dat MSB wilde dat [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] deze procedures introkken. Zij is daarvoor nooit ergens op aangesproken en heeft nimmer een laatste waarschuwing gehad. De opzegging is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid daarom onaanvaardbaar. Daarnaast geldt dat, gezien het zwaarwegende belang van [eiseres sub 1] bij voortzetting van de ledenovereenkomst, MSB een minder vergaande maatregel had moeten treffen.
Op basis van art. 5.4 van de ledenovereenkomst geldt dat bij opzegging door MSB een opzegtermijn van zes maanden in acht moet worden genomen, tenzij sprake is van een dringende reden die onverwijld moet zijn medegedeeld. In casu is aan geen van beide voorwaarden voldaan.
Op grond van bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, zijn [eiseressen] van mening dat de opzegging van de ledenovereenkomst door MSB niet op goede gronden is gedaan, althans onterecht en onrechtmatig is. Door de opzegging is MSB jegens [eiseressen] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de ledenovereenkomst, waardoor [eiseressen] schade hebben geleden. In geval van ontbinding van de ledenovereenkomst heeft [eiseres sub 1] , naast de door haar geleden schade, bovendien recht op de contractueel overeengekomen vergoeding ex artikel 6 van de ledenovereenkomst. Tot slot geldt dat bij een afweging van het belang van het MSB bij handhaving van het concurrentiebeding en het belang van [eiseres sub 1] bij ontslag uit het concurrentiebeding, het belang van [eiseres sub 1] zwaarder moet wegen.
3.3.
MSB heeft betwist dat de kennisgeving van 11 april 2018 niet aan [eiseres sub 2] is gericht en dat het besluit tot opzegging van de ledenovereenkomst geen betrekking heeft op [eiseres sub 1] . MSB heeft daarnaast gesteld dat [eiseres sub 1] geen beroep kan doen op een eventueel gebrek in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam voorzitter bestuur MSB] . MSB heeft bovendien betwist dat de opzegging van de Ledenovereenkomst met [eiseressen] niet op goede gronden is gedaan, dan wel onterecht of onrechtmatig was en dat [eiseres sub 1] recht heeft op (schade)vergoeding.

4.De beoordeling

Formele argumenten mb.t. het besluit tot opzegging

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat aan de kennisgeving tot opzegging van de ledenovereenkomst redelijkerwijs geen andere uitleg kan worden gegeven dan dat deze zowel tot [eiseres sub 1] (in persoon) als tot [eiseres sub 2] is gericht en zowel betrekking heeft op de overeenkomst van MSB met [eiseres sub 2] als op de overeenkomst van MSB met [eiseres sub 1] . In de kennisgeving wordt immers onder het kopje ‘6. Besluit van het MSB’ vermeld dat het MSB de ledenovereenkomst met [eiseres sub 1] en haar vennootschap [eiseres sub 2] opzegt (zie r.o 2.26). Uit de adressering van de kennisgeving aan ‘de weledelgeleerde mevrouw [eiseres sub 1] ’ kan bovendien niet worden afgeleid dat daarmee de kennisgeving alleen zou zijn bedoeld voor [eiseres sub 1] in persoon en niet mede voor [eiseres sub 1] als vertegenwoordiger van [eiseres sub 2] . De rechtbank zal het betoog van [eiseressen] ter zake derhalve passeren. Daarnaast wordt nog overwogen dat uit niets is gebleken dat [eiseressen] ook maar enig moment hebben gemeend dat de opzegging niet aan beiden was gericht.
4.2.
Het betoog van [eiseressen] met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam voorzitter bestuur MSB] wordt gepasseerd. [eiseres sub 1] kan, gezien art. 2:53a lid 1 jo. art. 2:45 lid 3 BW, geen beroep doen op een eventuele onbevoegdheid van [naam voorzitter bestuur MSB] .
Art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst
4.3.
Art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst die tussen MSB en [eiseressen] is gesloten bepaalt dat MSB de overeenkomst door opzegging kan beëindigen, “indien door gebrek aan samenwerking van de Medisch Specialist binnen de onderneming van de Opdrachtgever, het MSB en/of de Vakgroep verdere uitvoering van de Opdracht [het verlenen van medisch specialistische zorg] door het Lid bij het MSB redelijkerwijs van het MSB niet kan worden gevergd.” Zuyderland valt hierbij, volgens de definities van artikel 1.1. van de ledenovereenkomst, onder “Opdrachtgever”.
4.4.
De tekst van art. 5.1 sub e geeft, anders dan [eiseressen] menen, geen aanleiding voor het standpunt dat sprake moet zijn van een gebrek aan samenwerking dat uitsluitend aan de medisch specialist is te verwijten. Een ‘gebrek aan samenwerking van de Medisch Specialist’ treedt immers zowel op als de medisch specialist daarvoor uitsluitend verantwoordelijk is, als in het geval de medisch specialist daarvoor mede verantwoordelijk is. Hierbij weegt ook mee dat [eiseressen] geen aanknopingspunten hebben gegeven voor hun uitleg dat het gebrek aan samenwerking uitsluitend aan de medisch specialist moet zijn te verwijten. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat een grond voor opzegging in de zin van art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst ook aanwezig kan zijn in geval van een gebrek aan samenwerking dat
medete wijten is aan de medisch specialist.
Het verwijt dat door MSB aan [eiseres sub 1] is gemaakt
4.5.
Uit de tekst van de kennisgeving van 11 april 2018 – met name de hierboven in rov. 2.26 geciteerde passages onder ‘4.4.4 De bronnen voor opzegging’ en ‘6. Besluit van het MSB’ – maakt de rechtbank op dat het gebrek in samenwerking dat (mede) aan [eiseres sub 1] wordt verweten, bestaat uit het laten escaleren van het conflict omtrent Mitralis in de loop van 2017 en begin 2018. Het kritieke punt waarop MSB die escalatie, gezien de effecten op de fusievakgroep, niet langer kon tolereren, werd bereikt in de periode na het moment dat [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] de aansprakelijkstellingen verstuurden (16 januari 2018), en wel rond het moment dat het vertrouwen door het grootste deel van de fusievakgroep in [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] werd opgezegd. Dus in de loop van februari 2018. Hoewel MSB geen principiële bezwaren heeft willen maken tegen het starten van de procedures bij de Ondernemingskamer en de rechtbank Limburg als zodanig (zie nummer 168 conclusie van antwoord), begrijpt de rechtbank dat de juridische escalatie die besloten lag in de eerdere correspondentie die namens [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] is gevoerd door hun advocaat (zie par. 4.4.7 van de opzeggingsbrief, productie 21 conclusie van antwoord), het daarna daadwerkelijk uitvoering geven aan het dreigement om te gaan procederen en de wijze waarop die procedures zijn gevoerd – met name het gegeven dat [eiseres sub 1] haar verlies niet heeft genomen na de beschikking van de Ondernemingskamer op 4 mei 2017 en na het vonnis van de rechtbank Limburg van 31 augustus 2017 – wel aan [eiseres sub 1] wordt verweten. De aansprakelijkstellingen van 16 januari 2018 worden [eiseres sub 1] vervolgens het zwaarst aangerekend omdat daaruit voortvloeide dat de problemen met Mitralis nog lange tijd zouden voortduren.
4.6.
De rechtbank zal het betoog van [eiseressen] dat aan [eiseres sub 1] geen concreet verwijt is gemaakt passeren. Uit bovenstaande volgt immers dat aan [eiseres sub 1] wel degelijk een concreet verwijt is gemaakt.
Zuiver zakelijk conflict of samenwerkingsprobleem?
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat, ander dan [eiseressen] hebben aangevoerd, op het moment van het opzeggen van de ledenovereenkomst geen sprake (meer) was van een zuiver zakelijk conflict wat betreft Mitralis. Hoewel mogelijk is dat het conflict rondom de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP in de aanleg een zuiver zakelijk conflict was, is duidelijk dat de verhoudingen binnen de vakgroep als gevolg van de in 2017 opgestarte procedures inzake Mitralis alsmede de aansprakelijkstelling op
16 januari 2018 (opnieuw) onder druk zijn komen te staan. De rechtbank wijst in dit verband op het volgende:
- blijkens het verslag van de vakgroepvergadering van de Sittardse vakgroep van 1 maart 2016 is de onduidelijkheid rondom Mitralis aanleiding geweest voor de Sittardse vakgroep om de financiële fusie met de Heerlense vakgroep op te schorten (productie 24 bij de conclusie van antwoord);
- in de in rov. 2.10 genoemde vergadering van 13 februari 2017 is als aanvullende voorwaarde voor deelname aan het fusieproces onder meer de stopzetting van rechtszaken rond Mitralis gesteld (productie 42 bij de dagvaarding);
- als gevolg van het feit dat [eiseres sub 1] niet akkoord is gegaan met de aanvullende voorwaarden is zij uitgesloten van deelname aan het fusieproces;
- de brief van 18 mei 2017 van [naam radioloog] , een radioloog uit de vakgroep Heerlen, waarin zij haar vertrek aankondigt en verzoekt “gezien de uitzonderlijke situatie waarin wij als groep zitten en ook gezien het effect dit op mij persoonlijk heeft” haar opzegtermijn te verkorten naar 3 maanden en haar niet meer te betrekken “bij alles wat met het gedoe/aandelen/ruzies te maken heeft” (productie 34 bij de conclusie van antwoord);
- de beoordeling ten behoeve van de hernieuwde erkenning van de opleiding radiologie van het Zuyderland MC te Heerlen van 30 juni 2017 door de registratiecommissie geneeskundig specialisten, waarin deze commissie opmerkt dat een van de redenen voor het verlenen van een erkenning voor slechts een beperkte duur is dat sprake is van een lopend zakelijk conflict waarbij leden van de vakgroepen radiologie uit Heerlen en Geleen-Sittard partij zijn en dat afgewacht moet worden hoe dat conflict wordt opgelost en welke invloed dat conflict heeft op de vorming van een gezamenlijke opleidingsgroep, de fusie en het opleidingsklimaat (productie 56 bij de conclusie van antwoord);
- de e-mail van 13 juli 2017 waarin het dagelijks bestuur van de fusievakgroep het bestuur van MSB wijst op de steeds meer nijpende situatie die ontstaat binnen de vakgroep radiologie Heerlen en waarin zij gewag maakt van hun ervaring “dat de verhoudingen binnen de groep (Rb: vakgroep radiologie Heerlen) met de dag verslechteren waarbij de emotionele druk bij een groot deel van de leden onhoudbaar is” en van “conflicterende belangen die jullie allen bekend zijn” (productie 1, bijlage 8, bij de conclusie van antwoord);
- de brief van 8 februari 2018 van de ‘Sittardse’ leden van de fusievakgroep, waarin deze stellen: “De problemen bij de ‘Radiologie Heerlen’ zijn zeer omvangrijk en overschrijden zakelijke en persoonlijke grenzen. De diverse rechtszaken rondom Mitralis verzieken het werkproces volledig. Deze ontwikkelingen hebben een schisis [schisma] veroorzaakt tussen de vakgroepen en 3 radiologen, te noemen Dhr [naam mede-aandeelhouder DCP 1] , Dhr [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en Mevr [eiseres sub 1] , en hebben naast op de Heerlen gebaseerde radiologen, ook een duidelijke impact op de totale groep ‘Radiologie Sittard/Nucleaire Geneeskunde’” (productie 1, bijlage 15, bij de conclusie van antwoord);
- de brief van de 18 leden van de fusievakgroep aan [naam voorzitter bestuur MSB] zoals geciteerd in rov. 2.19.
4.8.
Uit bovenstaande volgt afdoende dat, ook als het zo is dat de problemen binnen de vakgroep begin 2016 waren opgelost, de problemen niettemin door het voeren van de procedures in 2017 en het versturen van de aansprakelijkstellingen begin 2018 (opnieuw) in volle hevigheid zijn opgelaaid. Alhoewel in de aansprakelijkstellingen geen bedragen zijn genoemd, blijkt uit niets dat alle betrokkenen toen niet min of meer kenden/voor ogen hadden de bedragen die zijn genoemd in het rapport van [naam 2] van april 2017 (productie 38 dagvaarding). Het betreft dan meerdere tonnen in euro’s tot enkele miljoenen euro’s. Door het voeren van de procedures en door het versturen van de aansprakelijkstellingen is het conflict dus (opnieuw) geëscaleerd. Dat heeft, wederom gezien bovenstaande, geleid tot problemen in de samenwerking in het algemeen en problemen in de vorming van de fusievakgroep in het bijzonder. Die samenwerkingsproblemen zijn in ieder geval mede aan [eiseressen] te verwijten, nu zij samen met [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] de betreffende procedures heeft gevoerd en de aansprakelijkstellingen heeft verzonden. In zoverre is sprake van een gebrek aan samenwerking van de medisch specialist in de zin van art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst. Dat [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] geen meerderheid hadden in de vakgroep zodat zij de vorming van de fusievakgroep niet (zelfstandig) konden frustreren en dat [eiseres sub 1] de discussie rondom Mitralis niet van invloed zou hebben laten zijn op haar functioneren, kan aan bovenstaande conclusie niet afdoen. Het centrale verwijt dat [eiseres sub 1] wordt gemaakt is immers niet dat zij in de dagelijkse omgang of in haar bijdrage aan de besluitvorming omtrent de fusievakgroep de samenwerking rechtstreeks heeft gefrustreerd, maar dat zij door haar deelname in de escalatie van het conflict omtrent Mitralis heeft bijgedragen aan het ontstaan dan wel de verergering van de problemen in de samenwerking.
4.9.
[eiseres sub 1] heeft er nog op gewezen dat zij zelf door (de praktijkvennootschappen van) medeaandeelhouders [naam mede-aandeelhouder DCP 3] en [naam mede-aandeelhouder DCP 4] op 27 januari 2017 aansprakelijk is gesteld voor de waardevermindering van de aandelen in DCP en de terugloop van inkomsten uit DCP die eventueel zou kunnen optreden als gevolg van hun handelingen om de overdracht van de aandelen te vertragen en/of tegen te houden. Zij begrijpt daarom niet waarom MSB zo zwaar tilt aan de aansprakelijkstellingen van 2018. De rechtbank is van oordeel dat de aansprakelijkstellingen van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] in januari 2017 zeker niet bijgedragen zullen hebben aan een goede verhouding tussen de medisch specialisten, maar te begrijpen zijn als reactie op de aangekondigde acties van [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] tegen de besluitvorming omtrent de aandelenoverdracht. Die acties hebben de samenwerking naar gebleken is onherstelbaar op scherp gesteld. Uiteraard stond het [eiseres sub 1] in algemene zin vrij om juridische stappen te nemen in het conflict omtrent Mitralis. Dat laat onverlet dat dergelijke acties op enig moment consequenties kunnen hebben voor de deelname aan het verband waarin de medische specialisten zijn verenigd en waarbinnen zij gehouden zijn tot samenwerking.
Redelijkheid en billijkheid; subsidiariteit en proportionaliteit; laatste waarschuwing?
4.10.
Tussen partijen is niet in geding dat op MSB de verplichting rust om zich de belangen van aangesloten medische specialisten, waaronder [eiseres sub 1] , aan te trekken. Daarmee is niet gezegd dat MSB in alle opzichten de rol van neutrale arbiter moet spelen als een geschil ontstaat tussen de medische specialisten. MSB heeft immers jegens het ziekenhuis en de patiënten de zwaarwegende verantwoordelijkheid om kwalitatief goede en veilige zorg te leveren. MSB behoeft daarom niet te dulden dat ten gevolge van een (langslepend) conflict tussen medische specialisten de samenwerking binnen de vakgroep in gevaar komt. Juist in een dergelijk geval zal MSB op enig moment van de bevoegdheid gebruik moeten kunnen maken om de ledenovereenkomst met een of meer leden op te zeggen, ook als de problemen niet uitsluitend aan de betreffende leden te wijten zijn. MSB heeft getracht voor de problemen in onderhavige geval een oplossing te vinden: Zij heeft in 2015 bij aanwijzing een plan van aanpak opgelegd en heeft in de daaropvolgende jaren tot driemaal toe een externe voorzitter aangesteld (zie rov. 2.7). Op 1 augustus 2017 heeft MSB een aanwijzing opgelegd waarbij de fusievakgroep tot stand is gekomen. In 2017 en 2018 is het conflict rondom Mitralis (opnieuw) geëscaleerd, uitmondend in de aansprakelijkstelling van
16 januari 2018. MSB zag zich na die aansprakelijkstelling geconfronteerd met de mogelijkheid van wederom een langslepend conflict ten aanzien van Mitralis met alle gevolgen voor de samenwerking binnen de vakgroep, terwijl 18 leden van de fusievakgroep het vertrouwen in [eiseres sub 1] opzegden (zie rov. 2.21). Dat MSB in die situatie de ledenovereenkomst met [eiseressen] heeft opgezegd komt, naar het oordeel van de rechtbank, niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid of met enig beginsel van subsidiariteit en proportionaliteit.
4.11.
De rechtbank passeert het betoog van [eiseres sub 1] dat zij voorafgaand aan de opzeggingsbrief door MSB nooit ergens op is aangesproken en ten onrechte geen laatste waarschuwing heeft gekregen. [eiseres sub 1] heeft niet onderbouwd dat een dergelijke laatste waarschuwing voorafgaand aan de opzegging op grond van art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst noodzakelijk is. Uit de tekst van dat artikel volgt dat ook niet. Overigens geldt dat MSB bij brief van 1 augustus 2017 heeft aangegeven dat het eindigen van de juridische procedures door [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] noodzakelijk was voor een herstel van onderling vertrouwen en goede verhoudingen (zie rov. 2.17.) en in reactie op de brief van [eiseres sub 1] van 19 juni 2017 bij brief van 7 juli 2017 aan onder meer [eiseres sub 1] heeft laten weten het invoelbaar te vinden dat gesprekken over vakgroepvorming ernstig worden belast door de gestarte procedures (zie rov. 2.15).
Opzegging met onmiddellijke ingang?
4.12.
Op grond van art. 5.4 van de ledenovereenkomst moet bij opzegging een termijn van zes maanden in acht worden genomen, tenzij een dringende, de andere partij onverwijld mede te delen reden de onmiddellijke beëindiging van de ledenovereenkomst rechtvaardigt. Uit de ledenovereenkomst noch uit andere feiten en omstandigheden valt in te zien dat een dergelijke dringende reden slechts aanwezig is als sprake is van een tekortschieten van [eiseres sub 1] in haar functioneren als medisch specialist of als sprake is van enig uiterst verwijtbaar gedrag van [eiseres sub 1] , zoals [eiseressen] betogen. In de context van een opzegging op grond van art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst is voldoende dat het gebrek aan samenwerking waarvan de betreffende medisch specialist in ieder geval deels een verwijt moet kunnen worden gemaakt, van een zodanige aard is dat onmiddellijke opzegging gerechtvaardigd is. Voor MSB is het kritieke punt, waarop zij de escalatie van het conflict omtrent Mitralis niet langer kon tolereren, bereikt in de periode na het moment dat [eiseres sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 2] en [naam mede-aandeelhouder DCP 1] de aansprakelijkstellingen verstuurden en nadat het overgrote deel van de leden van de fusievakgroep het vertrouwen in [eiseres sub 1] opzegde (derhalve in de loop van februari 2018). De rechtbank acht zonder meer begrijpelijk dat MSB zo snel mogelijk aan deze situatie een definitief einde wilde maken, mede gezien de gevaren die bij een dergelijke situatie naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval in potentie kunnen ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg. De rechtbank kan hierbij in het midden laat of deze gevaren daadwerkelijk zijn ontstaan of daadwerkelijk zouden zijn ontstaan bij instandhouding van de ledenovereenkomst met [eiseressen] De situatie rechtvaardigde naar het oordeel van de rechtbank dan ook een onmiddellijke opzegging.
4.13.
MSB heeft de dringende reden tot onmiddellijk opzegging van de ledenovereenkomst op 11 april 2018 aan [eiseres sub 1] kenbaar gemaakt, nadat eerst op 20 februari 2018 het voornemen tot opzegging van de ledenovereenkomst aan [eiseres sub 1] kenbaar is gemaakt (met de redenen daarvoor), zienswijzegesprekken zijn georganiseerd, [eiseres sub 1] meerdere malen in staat is gesteld om haar zienswijze schriftelijk te geven, en de raadsman van [eiseres sub 1] op 9 april 2018 nog een schriftelijke zienswijze bij het MSB heeft ingediend. MSB heeft derhalve voortvarend het benodigde onderzoek gedaan en is daarna vrijwel direct, en derhalve onverwijld, overgaan tot het kenbaar maken van de dringende reden tot onmiddellijke opzegging. De rechtbank zal het betoog van [eiseressen] , dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor onmiddellijke opzegging op de voet van art. 5.4 van de ledenovereenkomst, dan ook passeren.
4.14.
Uit bovenstaande volgt dat het betoog van [eiseressen] dat de onmiddellijke opzegging van de ledenovereenkomst op de grond van art. 5.1 sub e van die overeenkomst niet op goede gronden is gedaan, althans onterecht en onrechtmatig is, moet worden verworpen. De rechtbank hoeft daarom niet meer te oordelen over het betoog van [eiseressen] met betrekking tot de opzegging op grond van art. 5.1 sub j van de ledenovereenkomst. Hiermee staat vast dat de onmiddellijke opzegging door MSB niet in strijd is met de ledenovereenkomst en dat MSB niet in haar verplichtingen jegens [eiseressen] is tekortgeschoten. De rechtbank zal de onder a., b., c., d. (primair), en e. ingestelde vorderingen, die alle zijn gegrond op de gedachte dat MSB door de opzegging jegens [eiseressen] tekort is geschoten, daarom afwijzen.
4.15.
De subsidiaire vordering onder d. – die ertoe strekt dat de rechtbank de ontbinding van de ledenovereenkomst uitspreekt en daarbij MSB veroordeelt tot (schade)vergoeding – is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank van mening is dat een voortzetting van de ledenovereenkomst tussen het MSB en [eiseres sub 1] onmogelijk c.q. onwenselijk is. Deze voorwaardelijke vordering is door [eiseressen] in de akte eiswijziging ex artikel 130 Rv en de akte eiswijziging ex artikel 129 Rv aldus toegelicht, dat [eiseressen] het daarmee mogelijk maken om in deze procedure hetzij tot een voortzetting van de ledenovereenkomst hetzij tot ontbinding van de ledenovereenkomst met aanverwante vorderingen over te gaan. De voorwaardelijke vordering is dus kennelijk ingesteld voor het geval de rechtbank weliswaar oordeelt dat MSB door de opzegging tekort is geschoten, maar de rechtbank niettemin voortzetting van de ledenovereenkomst onmogelijk of onwenselijk vindt, terwijl de vordering kennelijk ook is gegrond op de gedachte dat MSB door de opzegging tekort is geschoten. Nu in bovenstaande is geoordeeld dat dit niet het geval is en daarmee de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet is vervuld (alsmede de grondslag aan de vordering komt te ontvallen), zal de rechtbank de voorwaardelijke vordering in zijn geheel afwijzen.
4.16.
[eiseressen] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van MSB tot op heden begroot op € 626,- (griffierecht) en € 2.443,50 (salaris advocaat, 4,5 punt x tarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van MSB begroot op € 3.069,50,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, mr. I.M. Etman en mr. W. Loof en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.