Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties van [eisers] met 106 producties;
- de conclusie van antwoord met 58 producties;
- de conclusie van repliek met producties 107 t/m 130;
- de conclusie van dupliek met productie 36 (nagezonden, zoals bij conclusie van antwoord toegezegd) en 59 t/m 62;
- de ten behoeve van het pleidooi door [eisers] op voorhand toegezonden producties 131 t/m 137;
2.De feiten
[eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] , een vergadering gehouden teneinde het fusieproces nieuw leven in te blazen. In deze vergadering zijn de volgende aanvullende voorwaarden voor participatie van [eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] geformuleerd (productie 42 dagvaarding):
4. Aanvullende voorwaarden voor participatie van (…) [naam mede-aandeelhouder DCP 1] , (…) [eiser sub 1] en (…) [naam mede-aandeelhouder DCP 2]:
.
[eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] hebben in die bespreking gezegd niet in te stemmen met de alleen voor hen geldende aanvullende voorwaarden.
gezien de uitzonderlijke situatie waarin wij als groep zitten en ook gezien het effect dit op mij persoonlijk heeft” haar opzegtermijn te verkorten naar 3 maanden en haar niet meer te betrekken “
bij alles wat met het gedoe/aandelen/ruzies te maken heeft”.
Het indringende signaal dat het transitie DB van 13 juli aan het bestuur van het MSB en het bestuur van het ziekenhuis heeft gestuurd over de steeds nijpender wordende situatie in de vakgroep Heerlen en de gevolgen daarvan voor continuïteit en patiëntveiligheid, maken het naar het oordeel van beide besturen onverantwoord om vakgroepvorming nog langer uit te stellen. (…)
veroorzaakt tussen de vakgroepen en 3 radiologen, te noemen Dhr [naam mede-aandeelhouder DCP 2] , Dhr [eiser sub 1] en Mevr [naam mede-aandeelhouder DCP 1] , en hebben naast op de Heerlen gebaseerde radiologen, ook een duidelijke impact op de totale groep ‘Radiologie Sittard/Nucleaire Geneeskunde’.”
Het bestuur van het MSB heeft een afschrift ontvangen van de aansprakelijkstelling die u op 16 januari 2018 heeft verstuurd (…). Het bestuur van het MSB maakt zich zorgen over de impact van deze aansprakelijkstelling voor de onderlinge verhoudingen in de vakgroep (…)”.
Het DB heeft ten behoeve van het gesprek op 6 februari de opvattingen van de vakgroepleden die niet betrokken zijn in het geschil geïnventariseerd. Daaruit komt de breed gedragen opvatting dat er een totaal verziekt werkklimaat heerst en er absoluut geen vertrouwen is in deze 3 oud-Heerlense collega’s[Rb: [eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] ]. (…)
cliënten (de heer [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] )” MSB weten dat het informatieverzoek een ‘fishing expedition’ betreft met als doel een additionele opzeggingsgrond te creëren.
In reactie op uw uitnodiging voor een zienswijzegesprek op 3 april 2018 bericht ik u hierbij mede namens de achttien leden van de vakgroep medische beeldvorming die de brief als vermeld in de volgende alinea hebben ondertekend, als volgt.
6.Besluit van het MSB
3.Het geschil
traineert uitvoering van meerderheidsbesluiten) zijn allen onjuist. Verder heeft MSB tijdens het zienswijzegesprek van 13 maart 2018 toegezegd dat verwijten die de maatschap radiologie betreffen, buiten de reikwijdte van MSB vallen en geen onderdeel van de opzegging vormen (nrs. 230 en verder dagvaarding). De stelling van MSB dat de gesprekken met de door [eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] aansprakelijkgestelden een verontrustend beeld schetsen, is onvoldoende concreet en niet herleidbaar tot personen (nrs. 259 e.v. dagvaarding). Niet blijkt van enige onafhankelijke, onpartijdige, onbevooroordeelde, integere en objectieve beeldvorming (nr. 264 dagvaarding). De bronnen deugen dus niet.
zwijgen in verband met de vermeende betrokkenheid van [eiser sub 1] bij Rad-doc B.V.’. Dat [eiser sub 1] daarover zweeg, was alleszins begrijpelijk omdat niet duidelijk was of die vermeende betrokkenheid aan de opzegging ten grondslag werd gelegd en omdat niet duidelijk was waarom MSB van mening was dat eventuele beweerdelijke activiteiten van Rad-doc B.V. concurrerend waren. Toen vervolgens bleek dat de vermeende betrokkenheid bij Rad-doc B.V. aan de opzegging ten grondslag werd gelegd, hoefde geen informatie te worden verstrekt omdat er geen concrete betrokkenheid werd gesteld door MSB, zodat hetgeen MSB deed, moet worden aangeduid als vissen naar informatie.
[eisers] van mening dat de opzegging van de ledenovereenkomst door MSB niet op goede gronden is gedaan, althans onterecht is (nr. 337 dagvaarding). Door de opzegging is MSB jegens [eisers] toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen op basis van de ledenovereenkomst en/of de samenwerkingsovereenkomst. MSB moet de daardoor door [eisers] geleden schade vergoeden.
4.De beoordeling
“indien door gebrek aan samenwerking van de Medisch Specialist binnen de onderneming van de Opdrachtgever, het MSB en/of de Vakgroep verdere uitvoering van de Opdracht (het verlenen van medisch specialistische zorg) door het Lid bij het MSB redelijkerwijs van het MSB niet kan worden gevergd”(rov 2.3). Zuyderland valt hierbij, volgens de definities van artikel 1.1. van de ledenovereenkomst, onder “Opdrachtgever”.
medete wijten is aan de medisch specialist.
dat de verhoudingen binnen de groep(Rb: vakgroep radiologie Heerlen
) met de dag verslechteren waarbij de emotionele druk bij een groot deel van de leden onhoudbaar is” en van “conflicterende belangen die jullie allen bekend zijn” (productie 1, bijlage 8, bij de conclusie van antwoord).
[eisers] heeft opgezegd, levert geen strijd op met de verplichting van MSB om zich de belangen van alle aangesloten specialisten aan te trekken. Uit het vorenstaande blijkt eveneens dat de situatie binnen de fusievakgroep zo was geëscaleerd en de verhoudingen tussen een overgroot deel van de leden enerzijds en [eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] anderzijds zo waren verziekt, dat de opzegging niet kan worden gekwalificeerd als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Voor een dergelijke kwalificatie hebben [eisers] onvoldoende zwaarwegende feiten aangedragen, bezien in het licht van de aan deze opzeggingsgrond ten grondslag gelegde feiten. De rechtbank ziet verder niet dat enig hiervoor vastgesteld verwijt dat ten grondslag is gelegd aan de opzeggingsgrond van art. 5.1 sub e valt binnen het bereik van de door [eiser sub 1] gestelde toezegging van MSB dat verwijten die de maatschap radiologie betreffen, niet ten grondslag zouden worden gelegd aan de opzegging. Tenslotte kan in het kader van het feit dat een en ander al jaren speelde, gesprekken en dergelijke geen resultaat boden en de zich steeds verhardende verhoudingen niet worden gesteld dat ook nu nog MSB gehouden was om een minder vergaande maatregel dan opzegging te nemen.
[eiser sub 1] in zijn functioneren als medisch specialist of als sprake is van enig uiterst verwijtbaar gedrag van [eiser sub 1] . In de context van een opzegging op grond van art. 5.1 sub e van de ledenovereenkomst is voldoende dat het gebrek aan samenwerking waarvan de betreffende medisch specialist in ieder geval deels een verwijt moet kunnen worden gemaakt, van een zodanige aard is dat onmiddellijke opzegging gerechtvaardigd is. Voor MSB is het kritieke punt, waarop zij de escalatie van het conflict omtrent Mitralis niet langer kon tolereren, bereikt in de periode na het moment dat [eiser sub 1] , [naam mede-aandeelhouder DCP 1] en [naam mede-aandeelhouder DCP 2] de aansprakelijkstellingen verstuurden en nadat het overgrote deel van de leden van de fusievakgroep het vertrouwen in [eiser sub 1] opzegde (derhalve in de loop van februari 2018). De rechtbank acht zonder meer begrijpelijk dat MSB zo snel mogelijk aan deze situatie een definitief einde wilde maken, mede gezien de gevaren die bij een dergelijke situatie naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval in potentie kunnen ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg. De rechtbank kan hierbij in het midden laten of deze gevaren daadwerkelijk zijn ontstaan of daadwerkelijk zouden zijn ontstaan bij instandhouding van de ledenovereenkomst met [eisers] De situatie rechtvaardigde naar het oordeel van de rechtbank dan ook een onmiddellijke opzegging.