ECLI:NL:RBLIM:2019:10590

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
03/702526-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarige en bezit en verspreiding van kinderporno

Op 26 november 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het bezit en de verspreiding van kinderporno. De verdachte, geboren in 1987, werd bijgestaan door advocaat mr. A.M.A. Kok-Verheijde. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 november 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van drie feiten: het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, het verwerven en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, en het verspreiden van dergelijke afbeeldingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, die op het moment van de feiten 13 jaar oud was. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 540 dagen, waarvan 470 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702526-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, advocaat kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 november 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, in de periode van 1 juli 2016 tot en met 20 februari 2018, in de gemeente Venlo, althans in Limburg;
Feit 2: het verwerven, in het bezit hebben van en/of door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst toegang verschaffen tot kinderpornografische afbeeldingen, op 20 februari 2018 in de gemeente Venlo, althans in Nederland;
Feit 3: het verspreiden, aanbieden en/of tentoonstellen van kinderpornografische afbeeldingen in de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 april 2017 in de gemeente Venlo, althans in Nederland.
De rechtbank heeft onder feit 2 en feit 3 van de (in de bijlage I opgenomen) tenlastelegging een kennelijke schrijffout geconstateerd. De bestandsnaam [bestandsnaam 1] ” zal de rechtbank verbeterd lezen als ” [bestandsnaam 2] ”. De rechtbank heeft verder onder feit 2 nog een kennelijke schrijffout geconstateerd. De bestandsnaam ” [bestandsnaam 3] ” zal de rechtbank verbeterd lezen als ” [bestandsnaam 4] ”. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft bekend ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met [slachtoffer] . De verdachte heeft ontkend dat er meerdere malen seks heeft plaatsgevonden tussen beiden. De officier van justitie hecht aan die verklaring geen geloof. [slachtoffer] heeft verklaard ongeveer tien keer seks te hebben gehad met de verdachte en die verklaring vindt steun in de chatgesprekken tussen beiden.
De officier van justitie acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie verwijst hierbij naar het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal en de verklaring van de verdachte dat de foto’s zich op zijn telefoon bevonden en die foto’s door toesturen of automatisch downloaden op zijn telefoon zijn gekomen.
De officier van justitie acht ten slotte feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie verwijst hierbij naar het proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek verspreiden kinderporno. Daarnaast heeft de verdachte verklaard de foto’s van [naam] te hebben doorgestuurd naar anderen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich voor feit 1 op het standpunt dat een bewezenverklaring kan volgen, met dien verstande dat de verdachte maar één keer seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer] en dat dit contact heeft plaatsgevonden in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 november 2016. Voor het overige dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
De raadsvrouw stelt zich voor feit 2 en feit 3 op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen van de foto met bestandsnaam ” [bestandsnaam 2] ”. Betwist wordt dat op de foto een minderjarige is afgebeeld en dat er sprake is van een ontuchtige handeling.
De raadsvrouw heeft over feit 2 verder aangevoerd dat voor wat betreft de foto’s met bestandsnamen [bestandsnaam 5] , [bestandsnaam 6] , [bestandsnaam 7] , [bestandsnaam 8] een bewezenverklaring zou kunnen volgen. Voor de overige foto’s dient vrijspraak te volgen, omdat van de meeste foto’s niet kan worden vastgesteld of het een minderjarige betreft. Mocht de minderjarigheid wel worden aangenomen dan wordt betwist dat op de foto’s ontuchtige gedragingen te zien zijn.
De raadsvrouw heeft ten slotte over feit 3 aangevoerd dat er weliswaar foto’s zijn verspreid, maar dat het geen foto’s zijn met een onmiskenbare seksuele strekking of die strekken tot seksuele prikkeling. Vrijspraak voor feit 3 dient te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Feit 1
Op 20 november 2016 heeft de vader van [slachtoffer] bij de politie melding gemaakt van het vermoeden dat zijn veertienjarige dochter slachtoffer zou zijn van loverboy-praktijken. [2] Zij zou contact hebben met een negentwintigjarige man, genaamd [verdachte] (verdachte). De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 1 juli 2016 tot 20 november 2016 eenmaal bij hem thuis, in de gemeente Venlo, (buiten echt) ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum verdachte] 2002. [3] / [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij [verdachte] slechts tweemaal lijfelijk heeft ontmoet en dat hij enkel de eerste keer met haar seks heeft gehad. Hij wist toen dat ze minderjarig was. Tijdens de tweede ontmoeting heeft hij een verdere ‘relatie’ afgebroken, nadat hij naar zijn zeggen erachter was gekomen dat [verdachte] zelfs jonger was dan 16 jaar. [verdachte] heeft daarentegen verklaard dat zij de verdachte in de zomer van 2016 heeft leren kennen en dat hij op de hoogte was van het feit dat zij 13 jaar was. Zij heeft hem dat helemaal in het begin verteld. Zij hebben elkaar ongeveer 10 keer ontmoet en ze zouden ook ongeveer 10 keer seks hebben gehad in de woning van de verdachte. Zij heeft verklaard dat de verdachte met zijn geslachtsdeel in haar vagina is geweest en dat hij haar heeft gevingerd. [5]
Ter discussie staat of de verdachte eenmaal of meermalen seks heeft gehad met [verdachte] . De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij maar 1 keer seks heeft gehad met [verdachte] . Er is geen enkele aanwijzing dat de verklaring van de verdachte kloppend zou zijn. De rechtbank heeft daarentegen geen redenen te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [verdachte] . De rechtbank ziet niet in waarom [verdachte] daarover zou liegen en welk belang zij daarbij zou hebben. Ter ondersteuning van de verklaring van [verdachte] wijst de rechtbank naar de chatgesprekken tussen [verdachte] en de verdachte [6] waaruit -in onderlinge samenhang bezien- naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat er meerdere (seksuele) contacten hebben plaatsgevonden. Uit die chats blijkt verder dat de verdachte al die tijd geweten heeft dat [verdachte] ‘te jong’ was maar niet dat hij daar op enig moment een probleem mee had.
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het feit dat de verdachte heeft ontkend te hebben geweten dat [verdachte] nog geen 16 jaren oud was toen hij seksueel contact met haar had, niet afdoet aan een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. De leeftijd vormt een geobjectiveerd bestanddeel, waarover de verdachte geen wetenschap hoefde te hebben.
De vaststelling dat [verdachte] nog geen 16 jaren oud was ten tijde van het ten laste gelegde is voldoende voor een bewezenverklaring daarvan.
Conclusie
Alles overwegende komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 als weergegeven onder 3.4, met dien verstande dat zij de bewezen verklaarde periode beperkt van 1 juli 2016 tot en met 20 november 2016, het moment waarop de vader van [verdachte] melding heeft gemaakt bij de politie. Niet is gebleken dat nadien nog enig seksueel contact heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal de verdachte (partieel) vrijspreken van de ten laste gelegde seksuele gedragingen onder het tweede en vierde gedachtestreepje omdat daarvoor geen wettig en overtuigend bewijs is.
3.3.2
Feit 2
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bezitter is van twee telefoons, te weten een Sony smartphone D6503 en een Sony smartphone LT30p Xperia T. [7] Deze telefoons zijn op 20 februari 2018 tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres] (onder de verdachte) in beslag genomen. [8] Op de telefoon, te weten de Sony smartphone LT30p Xperia T, alsmede op de Lexar geheugenkaart uit de Sony smartphone D6503 is door verbalisant [verbalisant] (kinder)pornografisch materiaal aangetroffen, als door de officier van justitie ten laste gelegd. Niet ter discussie staat dat voor wat betreft de foto’s met bestandsnamen [bestandsnaam 5] , [bestandsnaam 6] , [bestandsnaam 7] , [bestandsnaam 8] een bewezenverklaring kan volgen. De verbalisanten hebben deze foto’s beoordeeld en gekenmerkt als kinderpornografisch afbeeldingen. [9] De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de conclusies van de verbalisanten te twijfelen en aldus zal daarvoor een bewezenverklaring volgen.
De discussie heeft zich in deze zaak bij de overige afbeeldingen toegespitst op onder meer de leeftijd van de afgebeelde meisjes, gelet op het leeftijdscriterium dat is opgenomen in het artikel in het Wetboek van Strafrecht waarin kinderpornografie is strafbaar gesteld.
“Personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt”.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag hoe het delictsbestanddeel “personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt” in artikel 240b Sr. moet worden beoordeeld.
Ingevolge de wetsgeschiedenis en de heersende leer in de jurisprudentie hoeft de werkelijke leeftijd van de persoon op de afbeelding niet bewezen te worden. In het (voor)onderzoek is desondanks veel aandacht besteed aan het achterhalen van de werkelijke leeftijden van een aantal meisjes op de foto’s, op het moment dat de desbetreffende foto’s zijn genomen.
Artikel 240b Sr. is (onder meer) met ingang van 1 oktober 2002 gewijzigd. Van de zijde van de regering is in de memorie van toelichting (TK 2000-2001, 27745, nr. 3, blz. 4) over deze voorgestelde wijziging (de leeftijdsgrens was in dat voorstel nog 16 jaar) onder meer het volgende vermeld:
“In de uitvoeringspraktijk is soms discussie geweest over de betekenis van het woord «kennelijk» (afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken). De vraag is gerezen of dit woord de reikwijdte van de bepaling beperkt of verruimt. Opneming van het woord «kennelijk» berust op de overweging dat het bewijs van de leeftijd(scategorie) van het slachtoffer niet altijd te leveren valt, als zijn of haar identiteit niet bekend is. Daarom behoeft de leeftijd van het slachtoffer niet bewezen te worden. Aan de hand van de afbeelding moet een schatting worden gemaakt van de leeftijd. Het kan dus zijn dat vervolging en veroordeling achterwege blijven, omdat het kind ouder wordt geschat dan 15 jaar, terwijl niet kan worden uitgesloten dat de werkelijke leeftijd jonger dan 16 jaar is. Ook het omgekeerde kan zich voordoen: vervolging en veroordeling kunnen volgen, omdat het afgebeelde kind jonger dan 16 jaar oogt, terwijl het in werkelijkheid ouder kan zijn dan 15 jaar.”
Naar aanleiding van latere vragen in de Eerste Kamer (de leeftijdsgrens was toen in verband met internationale verdragen gewijzigd in 18 jaar) heeft de regering nog het volgende geantwoord (EK 2001-2002, 27745, nr. 299b, blz. 2):
“Het voorgestelde artikel 240b stelt onder meer strafbaar (allerlei gedragingen rond) kinderporno waarbij een seksuele gedraging van een persoon is afgebeeld die er jonger uitziet dan 18 jaar. In dit voorstel is de werkelijke leeftijd van deze persoon niet relevant. Aan dit voorstel ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het niet alleen gaat om bescherming van een kind tegen de productie en verspreiding van kinderporno, maar ook om bescherming van kinderen tegen gedrag dat kan worden gebruikt om hen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel verkeer, of tegen gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert. De bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik vereist dat er niet alleen geen ruimte dient te bestaan voor het bestaan van echte kinderpornografische afbeeldingen, maar ook niet voor het bestaan van pornografische afbeeldingen van op kinderen gelijkende personen. Ook dit materiaal beoogt immers misbruik van echte kinderen op een realistische wijze te verbeelden. Het toelaten van strafuitsluitend tegenbewijs verdraagt zich niet met het uitgangspunt dat aan de voorgestelde wijziging ten grondslag ligt. Iets anders is dat de werkelijke leeftijd van de afgebeelde persoon wél een omstandigheid is, waarmee bij de beoordeling van de zaak rekening kan worden gehouden.”
Het gaat bij de strafbaarstelling van kinderporno dus om de bescherming tegen schade aan kinderen in het algemeen. De indruk van de leeftijd die een afbeelding van een kind oproept is daarbij belangrijker dan de werkelijke leeftijd. Deze uitleg past ook bij de strekking van de wet, namelijk zoveel mogelijk de seksuele uitbuiting van kinderen tegen te gaan; kinderen in het algemeen moeten worden beschermd tegen de productie en verspreiding van kinderporno en de exploitatie daarvan.
Het maakt niet uit dat het kind de foto zelf heeft gemaakt of dat het op eigen initiatief een foto heeft toegezonden en zelfs toestemming heeft gegeven voor verspreiding ervan. Een minderjarige wordt geacht de gevolgen van deze instemming (nog) niet geheel te kunnen overzien. Van algemene bekendheid is dat als een foto eenmaal verspreid wordt, het nagenoeg onmogelijk is om over de verdere verspreiding van de foto de eigen regie te voeren.
De rechtbank is met al hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de (de betwiste) overige afbeeldingen kinderpornografisch zijn, als beschreven in het eerder vermelde proces‑verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw ter zake.
De rechtbank volgt de raadsvrouw wel in haar verweer dat op de foto met bestandsnaam ” [bestandsnaam 2] ”. geen ontuchtige handelingen staan afgebeeld. De rechtbank heeft de foto waargenomen en kan de feitelijke beschrijving van de ontuchtige handelingen niet onderschrijven. Naar het oordeel van de rechtbank houdt de persoon op de foto enkel haar hand voor haar geslachtsdeel. De verdachte zal van dit ten laste gelegde onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de verdachte eveneens vrijspreken van de ten laste gelegde foto’s met de bestandsnaam: [bestandsnaam 9] . Uit onderzoek naar de persoon op de foto’s is gebleken dat het de destijds 22-jarige [mevrouw] was, zodat deze foto geen kinderporno betreft.
Conclusie
Alles overwegende komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 als weergegeven onder 3.4.
3.3.3
Feit 3
Op 30 augustus 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan tegen de verdachte ter zake het verspreiden van haar (kinderpornografische) afbeeldingen. Zij heeft verklaard dat zij 14 of 15 jaar oud was toen de foto’s werden gemaakt. [10] De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ‘rationeel gezien’ naaktfoto’s van een minderjarige heeft verspreid en dat hij het doorsturen van de foto’s via de chat met [slachtoffer 2] had besproken. [11] Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de foto’s heeft verspreid met zijn telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij gebruikte daarbij onder meer de namen [verdachte] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en <3. [12]
De rechtbank is gelet op de bewijsmiddelen van oordeel dat de (verspreide) afbeeldingen kinderpornografisch zijn, als beschreven in het onder 3.3.2. vermelde proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat het geen foto’s betreffen met een onmiskenbare seksuele strekking en/of die strekken tot seksuele prikkeling.
De rechtbank volgt de raadsvrouw wel in haar verweer dat op de foto met bestandsnaam ” [bestandsnaam 2] ”. geen ontuchtige handelingen staan afgebeeld. Evenmin betreft het een foto met een afbeelding die onmiskenbaar een seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling. De rechtbank heeft de foto waargenomen en ziet niet dat er sprake is van een seksueel getinte foto. Naar het oordeel van de rechtbank houdt de persoon op de foto immers enkel haar hand voor haar geslachtsdeel, zodat dit niet te zien is. De verdachte zal van dit ten laste gelegde onderdeel worden vrijgesproken.
Conclusie
Alles overwegende komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 3 als weergegeven onder 3.4.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
meermalen, in de periode van 1 juli 2016 tot en met 20 november 2016 in de gemeente Venlo, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum verdachte] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , namelijk het (telkens):
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
2.
op 20 februari 2018 in de gemeente Venlo, gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een telefoon (Sony Smartphone LT30p Xperia T) en een Lexar geheugenkaart (uit Sony Smartphone D6503), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft
verworven en/of
in bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose(s) van deze persoon en/of uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel en/of borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(een foto met bestandsnaam: " [bestandsnaam 3] " en een foto met bestandsnaam: " [bestandsnaam 5] "/ " [bestandsnaam 6] " en een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 10] "/ [bestandsnaam 8] en een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 2] ". en een foto met bestandsnaam: " [bestandsnaam 11] ". en een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 12] en een foto met bestandsnaam
" [bestandsnaam 13] " en een foto met bestandsnaam
[bestandsnaam 14] ".
3.
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 april 2017 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, afbeeldingen, te weten foto's bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft
verspreid en
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose(s) van deze persoon en/of uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel en/of borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 15] " en foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 16] " en/of een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 17] ").
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verworven en/of in bezit hebben, meermalen gepleegd
Feit 3:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

GZ-psycholoog drs. M. van Heteren heeft over de geestvermogens van de verdachte op
24 augustus 2018 een rapport uitgebracht. Zij heeft vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een (ziekelijke) stoornis op het autisme spectrum niveau 1. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Vanuit zijn ziekelijke stoornis kan de verdachte moeilijk sociaal contact leggen en heeft hij zijn heil op internet gezocht. De verdachte ziet de ander meer als een object dan als een subject. Zoals hij gamet en een nieuw karakter aanmaakt, zo chatte hij met fantasieën over prostitutie en trio’s, waarbij hij zich ook wel voordeed onder een andere (meisjes) naam. Sociaal-emotioneel is hij weinig uitgerijpt en kan hij het qua leeftijd beter met jongere meisjes vinden dan met leeftijdgenoten. Op grond van deze bevindingen adviseert de deskundige om de verdachte als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
De rechtbank neemt het advies van deskundige -gelet op haar bevindingen- over en is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is echter strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid
geheeluitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 467 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tijdens de proeftijd dienen als bijzondere voorwaarden te worden gesteld:
- een meldplicht;
- een ambulante behandelverplichting; en
- begeleiding door de reclassering.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om het onvoorwaardelijke gedeelte van een eventueel op te leggen gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld als weergegeven in het reclasseringsadvies van 7 november 2019. De verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte en [slachtoffer] hadden gedurende ongeveer 5 maanden een seksuele relatie. De verdachte was 29 en [verdachte] was 13 toen de relatie begon. Binnen deze (buitenechtelijke) relatie hadden zij ook meerdere keren seks met elkaar. Volgens [verdachte] hadden zij ongeveer tien keer seks gehad in die periode. De ernst van het handelen van de verdachte wordt naar het oordeel van de rechtbank met name bepaald door de jonge leeftijd van [verdachte] en door het aantal keren dat er sprake was van seks. Ook de omstandigheid dat de verdachte het initiatief nam om tegen [verdachte] te zeggen dat de relatie tussen hen ‘stil’ moest worden gehouden, omdat het eigenlijk niet zou mogen, weegt voor de rechtbank mee. Dit alsmede de inhoud van de chatgesprekken die hij met haar voerde, toont een calculerende verdachte aan, die zijn lusten fantasieën heeft laten prevaleren boven de belangen van de minderjarige.
De strafwet beschermt jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Een beschermd belang van de jeugdige is een ongestoorde seksuele ontwikkeling. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van [verdachte] geschonden. Dit wordt niet anders wanneer de jongere zelf met de relatie instemt en deze relatie kennelijk ook fijn vond. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen omdat jeugdigen de impact van het handelen nog niet kunnen overzien en bovendien vaak minder bestand zijn tegen het overwicht van personen die al ouder zijn. Het was de verdachte die zich dit als volwassene had moeten realiseren en weerstand had moeten bieden aan de gevoelens van hem en [verdachte] .
Verdachte heeft voorts een hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in bezit gehad. Met dit handelen wordt de productie van dergelijk materiaal gestimuleerd en in stand gehouden. Weliswaar werden de foto’s (gevraagd en ongevraagd) naar de verdachte toegestuurd door de minderjarige meisjes, maar dat hij als volwassen man deze foto’s verzamelde, soms terwijl hij zich in chats voordeed als meisje, maakt dat voor deze meisjes schadelijk kan zijn en mogelijk in hun latere leven nog tot nadelige gevolgen leidt.
Bij de strafmaat weegt de rechtbank mee dat het gaat om in totaal 181 foto’s. Weliswaar is in de tenlastelegging, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, slechts een kleine representatieve selectie van het materiaal opgenomen, maar bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de grotere hoeveelheid kinderpornografisch materiaal die bij verdachte is aangetroffen.
Ten slotte heeft de verdachte kinderpornografische foto’s van een minderjarige meisje verspreid, met onder meer het doel om zo foto’s van andere meisjes te vergaren. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij de gemaakte foto’s heeft verspreid voor zijn persoonlijke behoeftebevrediging en dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat hij genoot en van de kwetsbaarheid van een jonge vrouw die zoekende is naar haar seksuele voorkeur. De foto’s worden op ongecontroleerde wijze verspreid en daardoor is het niet ondenkbaar dat een constante inbreuk op de privacy van (onder meer) [slachtoffer 2] wordt gemaakt. Niet alleen de verdachte maar ook familieleden en niet in de laatste plaats [slachtoffer 2] zelf, zijn volkomen de regie kwijt over die foto’s. Dit betekent dat [slachtoffer 2] , zelfs haar hele leven, onverhoeds geconfronteerd kan worden met deze foto’s. Blijkens de (door de ouders van [slachtoffer 2] gegeven) toelichting op de vordering tot schadevergoeding zijn de negatieve gevolgen op het leven van [slachtoffer 2] nog immer merkbaar.
Dergelijke feiten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit volgt uit de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en uit de LOVS oriëntatiepunten, die enkel voor het verspreiden van kinderporno uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar. De ontucht en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal is hierbij (nog) niet meegewogen. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor dergelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat de verdachte lijdt aan het Autisme Spectrum Stoornis (ASS) met de daaruit voortvloeiende beperkingen, waardoor de feiten slechts in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
De psycholoog schrijft in haar rapport dat de recidivekans laag-matig is. De verdachte heeft een beperkt probleemoplossend vermogen en sociaal onvermogen. Hij zal meer inzicht in zijn ASS-problematiek moeten verwerven via psycho-educatie waardoor hij valkuilen eerder herkent. Een behandeling bij een nader te bepalen forensische polikliniek is geïndiceerd. De psycholoog adviseert daarom het opleggen van een gedeeltelijke voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht. Dit advies wordt ook door de reclassering onderschreven, met dien verstande dat eerst een intake bij FPP de Horst dient plaats te vinden.
Het is nu aan de rechtbank om een strafmaat te bepalen die enerzijds genoegdoening biedt aan de geschonden belangen van de minderjarigen en aan de maatschappelijke verontwaardiging over het door hem vertoonde gedrag en die anderzijds preventief werkt, om herhaling door verdachte in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank acht, alle omstandigheden afwegend en gelet op de hiervoor omschreven strafdoelen, in deze zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een taakstraf de meest passende modaliteit. De rechtbank volgt daarmee de eis van de officier van justitie. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank gelijk stellen aan de duur van het al door verdachte ondergane voorarrest, omdat zij van oordeel is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur gegeven de omstandigheden van deze zaak niet passend is. Door naast een onvoorwaardelijke straf ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen, hoopt de rechtbank tot de verdachte te laten doordringen dat zijn handelen maatschappelijk onaanvaardbaar is en dat hij in de toekomst weerstand zal moeten bieden, zoals van een volwassene verwacht wordt en verwacht mag worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 22 juni 2018 in verzekering is gesteld en dat op 30 augustus 2018 het bevel voorlopige hechtenis is opgeheven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat in totaal 70 dagen voor aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr in aanmerking komt. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 540 dagen, waarvan 470 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, als hierna in het dictum omschreven. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam] vordert een schadevergoeding van € 300,00 aan immateriële schadevergoeding ter zake van feit 3.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ter zake aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade ex artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek slechts in beperkte gevallen toewijsbaar is.
De Nederlandse wet kent immers een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts:
a. wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht
op smart);
bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon
op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die [slachtoffer 2] stelt te hebben geleden, valt onder categorie b.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op (onder meer) het zelfbeschikkingsrecht, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat vergoeding van immateriële schade aan [slachtoffer 2] wettelijk gezien mogelijk is. Aan de rechter komt een grote discretionaire bevoegdheid toe wanneer het gaat om de begroting van de immateriële schade. Daar de rechtbank de hoogte van de vordering niet onredelijk acht zal zij het gevorderde bedrag aan de benadeelde partij toewijzen.
Conclusie
De rechtbank acht een bedrag van € 300,00 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2017. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen worden verbeurd verklaard omdat het voorwerpen betreffen die aan de verdachte toebehoren en waarmee de feiten onder 2 en 3 zijn begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 240b, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich na onherroepelijk worden van het vonnis bij de Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041501 en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de veroordeelde neemt deel aan een intake bij FPP de Horst en indien geïndiceerd laat hij zich behandelen door FPP de Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten voorts tot een taakstraf voor de duur van
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam] geleden immateriële schade ad.
    € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
    1 maart 2017tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam] vervalt en omgekeerd.
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • mobiele telefoon Sony Experia (voorwerpnummer LBRCC17009_443366);
  • mobiele telefoon Sony Experia (voorwerpnummer LBRCC17009_443370).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. M.A. Teeuwissen en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
26 november 2019.
Buiten staat
Mr. R. Verkijk en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 20 februari 2018 in de gemeente Venlo, althans in Limburg, in elk geval in Nederland (telkens)
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum verdachte] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , namelijk het (telkens):
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] , althans het zich laten pijpen door die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks de periode 20 februari 2018 in de gemeente Venlo, althans in Nederland,
afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films
en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een of meer telefoon(s) (Sony Smartphone LT30p Xperia T en/of Nokia 6) en/of een Lexar geheugenkaart (uit Sony Smartphone D6503), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- ontuchtige handelingen, bestaande uit door een minderjarige zichzelf betasten/aanraken van geslachtsdelen met een vinger/of hand
(een foto met bestandsnaam: " [bestandsnaam 2] ")
en/of
- het geheel naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose(s) van deze persoon en/of uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel en/of borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(een foto met bestandsnaam: " [bestandsnaam 4] " en/of een foto met bestandsnaam: [bestandsnaam 9] en/of een foto
met bestandsnaam: " [bestandsnaam 5] "/ " [bestandsnaam 6] " en/of
een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 10] "/ [bestandsnaam 8] en/of
een foto met bestandsnaam “ [bestandsnaam 2] ”. en/of een foto met
bestandsnaam: " [bestandsnaam 11] ". en/of een foto met bestandsnaam
" [bestandsnaam 12] en/of een foto met bestandsnaam
" [bestandsnaam 13] " en/of een foto met bestandsnaam
[bestandsnaam 14] ".
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 13 april 2017in de gemeente Venlo, althans in Nederland, afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films
en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een of meer telefoon(s) (Sony Smartphone LT30p Xperia T ) en/of een Lexar geheugenkaart (uit Sony Smartphone D6503), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft
verspreid en/of
aangeboden en/of
openlijk tentoongesteld
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- ontuchtige handelingen, bestaande uit door een minderjarige zichzelf betasten/aanraken van geslachtsdelen met een vinger/of hand
(een foto met bestandsnaam: " [bestandsnaam 2] ")
en/of
- het geheel naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose(s) van deze persoon en/of uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel en/of borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 2] ". en/of een foto met
bestandsnaam " [bestandsnaam 15] " en/of een foto met bestandsnaam
" [bestandsnaam 16] " en/of een foto met bestandsnaam " [bestandsnaam 17] ")

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, proces-verbaalnummer LBRCC17009-68, gesloten d.d. 6 november 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 3693.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 2860 tot en met 2862.
3.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2019.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 12 juli 2018, doorgenummerde dossierpagina 2959 (geboortedatum).
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 12 juli 2018, doorgenummerde dossierpagina 3377.
6.Geschriften, zijnde chatgesprekken tussen [slachtoffer] en de verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 2873 tot en met 2900.
7.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2019.
8.Geschriften, zijnde kennisgevingen van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina’s 1577, 1578, 1583, 1584.
9.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 15 mei 2018 (incluis bijlagen), doorgenummerde dossierpagina’s 1652 tot en met 1663.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 30 augustus 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 3098-3099.
11.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 22 augustus 2018, doorgenummerde dossierpagina 2360.
12.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2019.