ECLI:NL:RBLIM:2019:10589

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
8086172 AZ VERZ 19-91
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning opvolgend werkgeverschap en loonbetaling

In deze zaak hebben drie werknemers, aangeduid als verzoekers, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, met als doel te verklaren dat de verwerende partij, ONTZORGD WONEN GROEP B.V., hun opvolgend werkgever is. Daarnaast vroegen zij om toelating tot de werkvloer en betaling van het loon. De procedure is gestart op basis van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarbij de zaak is verwezen naar de dagvaardingsprocedure. De verzoekers hebben in hun verzoekschrift primair gevraagd om een verklaring voor recht dat OWG hun opvolgend werkgever is geworden, en subsidiair om betaling van de transitievergoeding indien herstel van de werkrelatie niet mogelijk zou zijn.

De verwerende partij, OWG, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de werknemers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de primaire verzoeken in wezen vorderingen zijn die bij dagvaarding ingediend hadden moeten worden. Daarom is besloten de zaak te verwijzen naar de rolzitting voor de dagvaardingsprocedure. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat het griffierecht in de dagvaardingsprocedure gelijk is aan het griffierecht dat in deze procedure is geheven, waardoor de verzoekers geen extra griffierecht hoeven te betalen.

Ten aanzien van het subsidiaire verzoek is de kantonrechter van mening dat dit verzoek niet kan worden toegewezen, mocht de primaire vordering worden afgewezen. De kantonrechter heeft daarom het subsidiaire verzoek voorwaardelijk afgewezen en de procedure in de stand waarin deze zich bevindt, voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord aan de zijde van OWG op 18 december 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8086172 AZ VERZ 19-91
Beschikking van 22 november 2019
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,

2.[verzoeker sub 2] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

3.[verzoeker sub 3] ,

wonend te [woonplaats 3] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. M.W. van de Loo
tegen
de besloten vennootschap
ONTZORGD WONEN GROEP B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verwerende partij,
gemachtigde mr. B.E.H. Zwezerijen.
Partijen zullen hierna [verzoekers] en OWG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de zes door OWG nagezonden producties
  • het faxbericht van 11 november 2019 van OWG (ontvangen om 14:39 uur)
  • het faxbericht van 11 november 2019 van [verzoekers] (ontvangen om 17:08 uur)
  • het faxbericht van 11 november 2019 van OWG (ontvangen om 17:23 uur)
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
[verzoekers] hebben in hun verzoekschrift het volgende verzocht:
primair:
een verklaring voor recht dat OWG hun opvolgend werkgever is geworden
toelating tot de werkvloer ten einde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten
betaling van het met rechtsvoorgangers overeengekomen salaris met terugwerkende kracht
subsidiair:
betaling van de transitievergoeding indien herstel van de werkrelatie niet mogelijk zou zijn.
2.2.
OWG voert verweer.

3.De beoordeling

3.1.
In hun faxberichten van 11 november 2019 hebben partijen de kantonrechter verzocht de zaak op grond van art. 69 Rv te verwijzen naar de dagvaardingsprocedure omdat de primaire verzoeken in wezen vorderingen zijn.
3.2.
De kantonrechter onderschrijft het standpunt van partijen dat de drie primaire verzoeken bij dagvaarding hadden moeten worden ingediend. De zaak zal daarom in de stand waarin deze zich bevindt worden verwezen naar de
rolzitting van
OWG heeft een als conclusie van antwoord aan te merken verweerschrift ingediend. OWG heeft echter nog niet kunnen reageren op de nagezonden producties van [verzoekers]
OWGzal daarom op voornoemde datum een
conclusie van antwoordmogen nemen.
3.3.
Het griffierecht in de dagvaardingsprocedure is gelijk aan het griffierecht dat in deze procedure is geheven, zodat [verzoekers] in verband met deze verwijzing geen griffierecht hoeven bij te betalen.
3.4.
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek hebben partijen zich niet uitgelaten. Een
mogelijkheid zou zijn dat de verdere behandeling van het verzoekschrift wordt aangehouden
in afwachting van de uitkomst van de dagvaardingsprocedure. Slecht in geval in de
dagvaardingsprocedure de primaire verzoeken (eigenlijk vorderingen) in de
dagvaardingsprocedure worden afgewezen, zou aan de beoordeling van het subsidiaire
verzoek namelijk toegekomen kunnen worden. Reeds nu valt echter vast te stellen dat in
geval van afwijzing van de primaire vorderingen het subsidiaire verzoek niet toewijsbaar is.
OWG is dan immers geen (opvolgend) werkgever van [verzoekers] zodat zij in dat geval niet
veroordeeld kan worden tot betaling van een transitievergoeding aan [verzoekers] Er is dus
geen grond om de behandeling van het subsidiaire verzoek aan te houden. Het verzoek zal
voorwaardelijk worden afgewezen, voor het geval de primaire vorderingen worden
afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst (voor het geval de primaire vorderingen worden afgewezen) het subsidiaire verzoek af,
4.2.
beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
4.3.
verwijst de zaak hiertoe naar de rolzitting van
18 december 2019te 10:00 uur voor conclusie van antwoord aan de zijde van OWG,
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW