ECLI:NL:RBLIM:2019:10535

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
C.03 / 267203 / KGZA 19-356
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid bij verzoeken op grond van de WOB en AVG door voormalig ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Nederweert en een voormalig ambtenaar, aangeduid als [gedaagde]. De Gemeente vorderde een verbod op het indienen van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) door [gedaagde], die herhaaldelijk verzoeken indiende die volgens de Gemeente misbruik van recht vormden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] met zijn veelvuldige verzoeken misbruik maakte van zijn bevoegdheden, aangezien zijn verzoeken voornamelijk gericht waren op het verkrijgen van informatie voor zijn eigen rechtszaken en niet op het algemeen belang van openbaarmaking. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] onterecht grievende en beschuldigende uitlatingen deed over medewerkers van de Gemeente, wat leidde tot een onrechtmatige aantasting van hun persoonlijke levenssfeer. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente een spoedeisend belang had bij het treffen van maatregelen en dat de vorderingen van de Gemeente grotendeels toewijsbaar waren. De rechtbank verbood [gedaagde] om gedurende twee jaar vaker dan eens per twee maanden een Wob- of AVG-verzoek in te dienen dat betrekking had op het arbeidsconflict en bepaalde andere procedures. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/267203 / KG ZA 19-356
Vonnis in kort geding van 5 september 2019
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NEDERWEERT,
zetelend te Nederweert,
eiseres,
advocaat mr. S.M. Schipper te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de Gemeente en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 117;
  • de akte houdende eiswijziging tevens akte overlegging producties (productie 118 tot en met 120);
  • de brief aan de voorzieningenrechter van 14 augustus 2019 van [gedaagde] met producties;
  • de twee brieven aan de voorzieningenrechter van 20 augustus 2019 van [gedaagde] met producties;
  • de mondelinge behandeling van 22 augustus 2019;
  • de pleitnota van de Gemeente;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft ongeveer 17.000 inwoners. [gedaagde] is niet woonachtig in de Gemeente. Bij de Gemeente werken ongeveer 135 mensen (112 fte).
2.2.
[gedaagde] is op 1 maart 1978 in dienst getreden bij de Gemeente en heeft daar verschillende functies vervuld. De laatste functie van [gedaagde] betrof de functie van beleidsmedewerker. Op 27 oktober 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college van B&W) [gedaagde] eervol ontslag verleend (productie 11 bij dagvaarding).
2.3.
Hierop volgden verschillende (bestuursrechtelijke) procedures (productie 13 tot en met 14 bij dagvaarding) betreffende het ontslagbesluit en de gronden van het ontslag (hierna: het arbeidsconflict). Na de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) van 2 augustus 2012 (productie 16 bij dagvaarding) waarin - kort gezegd - is geoordeeld dat [gedaagde] mocht worden ontslagen vanwege ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhoudingen, is het ontslag van [gedaagde] onherroepelijk komen vast te staan.
2.4.
[gedaagde] heeft nadien diverse procedures gevoerd om het ontslag opnieuw ter beoordeling/toetsing voor te leggen.
2.4.1.
Zo heeft hij een tweetal herzieningsverzoeken ingediend, die de CRvB bij uitspraken van 18 juli 2013 en 16 juni 2015 heeft afgewezen (productie 17 en 18).
Daarnaast heeft hij het college van B&W verzocht om op het ontslagbesluit terug te komen. Dit heeft geresulteerd in een uitspraak van 10 december 2015 van de rechtbank Limburg waarbij het beroep van [gedaagde] tegen de weigering van het college van B&W om terug te komen op het ontslagbesluit ongegrond is verklaard (productie 19 bij dagvaarding). Het door [gedaagde] daartegen ingestelde hoger beroep is door de CRvB bij uitspraak van 20 oktober 2016 ongegrond verklaard.
2.4.2.
Verder heeft [gedaagde] procedures gevoerd om de grondslagen van het onherroepelijk ontslagbesluit (nogmaals) tot onderwerp van debat te kunnen maken.
Dit leidde tot een uitspraak van de Rechtbank Limburg van 17 juli 2014 waarbij het rechtstreeks beroep tegen de weigering van het college van B&W om de onherroepelijke personeelsbeoordeling van 26 februari 2008 in te trekken ongegrond is verklaard (productie 21 bij dagvaarding). De CRvB heeft met haar uitspraak van 18 juni 2015 de uitspraak van de rechtbank Limburg bevestigd (productie 22 bij dagvaarding).
2.4.3.
Daarna heeft [gedaagde] nog diverse andere procedures aanhangig gemaakt, te weten:
- klachtprocedures bij de Gemeente en diverse andere instanties;
- een (handhavings)procedure bij de Autoriteit Persoonsgegevens;
- tuchtrechtelijke procedures tegen personen die betrokken waren bij het ontslag (ook is tegen diverse personen die betrokken waren bij het ontslag aangifte gedaan);
- civielrechtelijke procedures tegen de Gemeente en individuele ambtenaren ter vergoeding van geleden schade.
2.4.4.
Op 1 juli 2016 heeft [gedaagde] een verzoekschrift ingediend bij het Huis voor Klokkenluiders (hierna: HvK) strekkend tot het uitvoeren van een bejegeningsonderzoek.
Op 1 mei 2019 heeft het HvK haar onderzoek gepubliceerd. Het HvK heeft geconcludeerd dat de rapportage van [gedaagde] over illegale stortingen van gemeentelijke groenafval niet is aan te merken als een interne melding in de zin van de Wet Huis voor Klokkenluiders, aangezien het opstellen daarvan deel uitmaakte van de normale werkzaamheden als beleidswerker. Ook was de rapportage van [gedaagde] volgens het HvK niet de oorzaak van de verstoorde arbeidsrelatie en het ontslag van [gedaagde] in 2009.
2.4.5.
De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraken van 15 oktober 2018 (productie 115) en 14 februari 2019 (productie 116) geoordeeld dat [gedaagde] ten aanzien van zijn verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur hierna: de Wob-verzoeken) van 6 september 2016, 4, 10 en 11 juli 2017 misbruik van zijn recht heeft gemaakt.
2.5.
De Gemeente heeft [gedaagde] meerdere malen verzocht niet meer met (organen van en/of personen werkzaam binnen) de gemeente te communiceren over het ontslag. Daarnaast heeft de Gemeente gemeld dat zij klachten en meldingen van misstanden niet in behandeling zal nemen.
2.5.1.
Op 6 september 2012 heeft de burgemeester [gedaagde] verzocht om geen brieven over het ontslag aan de gemeenteraad te sturen (productie 104 bij dagvaarding).
2.5.2.
Op 31 januari 2013 heeft mr. Kerkhof (advocaat van de Gemeente) bij brief aan [gedaagde] verzocht om in zijn brieven niet meer in te gaan op het ontslag en aangegeven dat het college van B&W niet meer zal reageren op brieven en e-mails over de arbeidsrechtelijke kwestie (productie 108). Deze boodschap is bij brieven van 13 en 27 november 2013 herhaald (productie 109).
2.5.3.
Bij brief van 16 augustus 2016 is aan [gedaagde] medegedeeld dat zijn klachten die direct of indirect in verband staan met het ontslag niet meer in behandeling worden genomen (productie 10 bij dagvaarding).
2.5.4.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft de gemeentesecretaris aan [gedaagde] bericht dat zijn meldingen van (een vermoeden van) misstanden niet meer in behandeling werden genomen.
2.6.
Sinds 2 oktober 2012 heeft [gedaagde] (tot het moment van dagvaarden in dit kort geding) 96 verzoeken ingediend bij de gemeente op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (hierna: Wob) (productie 3 bij dagvaarding).
Jaar
Wob-verzoeken [gedaagde]
2012
1
2013
4
2014
11
2015
9
2016
31
2017
18
2018
15
2019
7
2.7.
Naast de Wob-verzoeken heeft [gedaagde] verzoeken ingediend op grond van de Wet Bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).
Jaar
AVG-verzoeken [gedaagde]
2008
1
2009
1
2015
2
2016
15
2017
15
2018
8
2019
12
2.8.
In totaal heeft [gedaagde] (tot het moment van dagvaarden in dit kort geding) 54 verzoeken ingediend op grond van de Wbp en AVG (productie 4 bij dagvaarding).
2.9.
Van 16 juni 2009 tot eind 2018 heeft [gedaagde] (tot het moment van dagvaarden in dit kort geding) 771 brieven, e-mailberichten, klachten en verzoeken verzonden aan bestuursorganen en personen werkzaam bij de gemeente (productie 2 bij dagvaarding). Van deze brieven waren er 239 gericht aan de gemeenteraad. Ook zijn er door [gedaagde] brieven gestuurd naar de burgemeester, de gemeentesecretaris, wethouders, de raadsvoorzitter en diverse ambtenaren. Sinds 2019 heeft [gedaagde] 100 brieven, klachten en verzoeken aan de Gemeente verstuurd.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij vonnis [gedaagde] :
te verbieden om zich gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, met brieven, faxen, e-mails, andere vormen van communicatie(sms, telefonisch, contact aan de balie etc.), of door betreding van het gemeentehuis tot organen binnen en/of personen die werkzaam zijn (geweest) bij de gemeente Nederweert, te richten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
subsidiair:
te verbieden om zich gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, met brieven, faxen e-mails, andere vormen van communicatie (sms, telefonisch, contact aan de balie etc.) of door betreding van het gemeentehuis tot organen binnen en/ of personen die werkzaam zijn (geweest) bij de gemeente Nederweert, te richten voor zover deze brieven, faxen, e-mails of andere communicatievormen betrekking hebben op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek zoals gedefinieerd in randnummer 9 van deze dagvaarding en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
2.
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van dit vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de Wob bij de gemeente Nederweert in te dienen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van €1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
subsidiair:
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de Wob bij de gemeente Nederweert in te dienen dat betrekking heeft op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek zoals gedefinieerd in randnummer 9 van deze dagvaarding en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
meer subsidiair:
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de Wob bij de gemeente in te dienen, dat naast het eigenlijke verzoek één of meerdere passages bevat die betrekking hebben op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek zoals gedefinieerd in randnummer 9 van deze dagvaarding en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
3.
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de AVG bij de gemeente Nederweert in te dienen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
subsidiair:
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de AVG bij de gemeente Nederweert in te dienen, dat betrekking heeft op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek zoals gedefinieerd in randnummer 9 van deze dagvaarding en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
meer subsidiair:
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de AVG bij de gemeente in te dienen, dat naast het eigenlijke verzoek één of meerdere passages bevat die betrekking hebben op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek zoals gedefinieerd in randnummer 9 van deze dagvaarding en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
4.
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, een klacht of melding van vermoeden van een misstand bij de gemeen te Nederweert in te dienen die betrekking heeft op personen die betrokken zijn gewest bij het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek zoals gedefinieerd in randnummer 9 en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
5.
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, in brieven, e-mails, verzoeken, klachten en/of meldingen naar de gemeente en/of derden beledigend, dan wel beschuldigend uit te laten over personen werkzaam (geweest) bij of voor de gemeente Nederweert op straffe van verbeurte van een dwangsom van €1.000,- of een bedrag in goede justitie te bepalen, per overtreding met een maximum van €100.000,-;
subsidiair:
te verbieden om gedurende vijf (5) jaar na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, in brieven, e-mails, verzoeken, klachten en/of meningen na de gemeente en/of derden beledigingen of beschuldigingen te uiten zoals genoemd in randnummer 115 over personen werkzaam (geweest) bij of voor de gemeente Nederweert op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding met een maximum van € 100.000,00, dan wel een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum.
6.
te veroordelen in de kosten van het geding, onder bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zal zijn als hij deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zal hebben voldaan, en
7.
te veroordelen in de nakosten, begroot op € 157,00 (zonder betekening) respectievelijk € 239,00 (met betekening), onder bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zal zijn wanneer zij deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zal hebben voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] houdt in dat de vorderingen van de Gemeente moeten worden afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang aan de zijde van de Gemeente.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter slaagt het verweer niet. Daarvoor is van belang dat de Gemeente - onbetwist - heeft aangevoerd dat zij alleen al in 2019 (tot het moment van dagvaarden in dit kort geding) 105 brieven van [gedaagde] heeft ontvangen, waaronder 12 AVG-verzoeken, 7 Wob- verzoeken, 5 klachten en 4 meldingen van het vermoeden van een misstand. Verder heeft de Gemeente onweersproken aangevoerd dat afhandeling van deze verzoeken veel mankracht (0,75 tot 1 fte) en geld kost en dat de vele beschuldigingen en beledigingen gericht aan medewerkers en organen van de Gemeente zeer belastend zijn, terwijl er geen is indicatie dat [gedaagde] zal stoppen met zijn gedragingen jegens de Gemeente. In de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de aard van de vorderingen ligt de spoedeisendheid reeds besloten, zodat de overige stellingen van [gedaagde] op dit punt geen nadere bespreking meer behoeven. Dat betekent dat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil
4.3.
Misbruik van bevoegdheid: Wob
4.3.1.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter maakt [gedaagde] met het veelvuldig indienen van Wob-verzoeken misbruik van recht in de zin van artikel 3:13 BW. Daarvoor is het volgende van belang.
4.3.2.
De Wob bevat een algemene regeling voor de openbaarmaking van overheidsinformatie. Het doel van de Wob is openbaarmaking voor eenieder van informatie over een bestuurlijke aangelegenheid. Gelet op het doel van de Wob houdt het begrip "bestuurlijk" in: het openbaar bestuur in al zijn facetten. Het betreft niet alleen het externe optreden van het bestuur, maar ook de interne organisatie en de wijze waarop ambtenaren hun ambt vervullen.
4.3.3.
Het doel dat [gedaagde] met zijn Wob-verzoeken nastreeft, betreft niet het openbaar maken van informatie voor eenieder. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zijn Wob-, Wbp- en AVG-verzoeken en brieven niet zijn gericht op openbaarmaking van informatie voor eenieder over bestuurlijke aangelegenheden, maar enkel zijn gericht op het verkrijgen van informatie over of in verband met het arbeidsgeschil met de Gemeente, het bejegeningsonderzoek en/of andere daaruit voortvloeiende procedures tussen [gedaagde] en de Gemeente. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij deze informatie uitsluitend vraagt om duidelijkheid over zijn ontslag te verkrijgen en dat hij de verkregen informatie wil(de) gebruiken voor de door hem tegen de Gemeente geëntameerde procedures, waaronder de procedure bij het Huis voor Klokkenluiders, en dat hij hiermee uiteindelijk rehabilitatie wil bereiken. Reeds uit [gedaagde] ’ eigen stellingen volgt dat hij de bevoegdheid om (een) Wob-verzoek(en) in te dienen voor een andere doel heeft gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven. De stelling van [gedaagde] dat hij de verkregen informatie wel zou willen openbaren, maakt niet dat de Wob-verzoeken met terugwerkende kracht voldoen aan de doelstelling van de Wob. Hierbij komt dat door de Gemeente onbetwist is gesteld dat [gedaagde] herhaaldelijk Wob-verzoeken heeft ingediend voor informatie die hij allang in zijn bezit had, dat de verzoeken verhuld of gemengd met andere verzoeken en regelmatig binnen een zeer kort tijdsbestek zijn gedaan en dat dit ertoe leidt dat een tijdige en juiste besluitvorming (door de Gemeente) wordt bemoeilijkt. Dat, zoals [gedaagde] stelt, het indienen van zijn verzoeken nut heeft gehad omdat de CRvB bij tussenuitspraak van 3 november 2011heeft geoordeeld dat disfunctioneren niet aan het ontslagbesluit ten grondslag kon worden gelegd, leidt niet tot een ander oordeel omdat ook deze verzoeken met een ander doel zijn gedaan dan waarvoor de bevoegdheid in de Wob is gegeven. Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen en weren van partijen op dit punt geen nadere bespreking meer.
4.4.
Misbruik van bevoegdheid: Wbp en AVG
4.4.1.
Verder is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [gedaagde] ook met het veelvuldig indienen van verzoeken op grond van de Wbp en AVG misbruik van recht in de zin van artikel 3:13 BW maakt, gelet op het volgende.
4.4.2.
De Wbp is gebaseerd op de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en heeft tot doel de bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met verwerkingsactiviteiten te harmoniseren en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie te waarborgen. Blijkens overweging 9 van de AVG blijven de doelstellingen en beginselen van de Richtlijn 95/46/EG overeind.
4.4.3.
Het inzagerecht dat voorheen in artikel 12 van de Richtlijn 95/46 (artikel 35 Wbp) was vastgelegd en nu in artikel 15 van de AVG is opgenomen, heeft tot doel de betrokkene in staat te stellen kennis te nemen van de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld en te controleren of die gegevens juist zijn en rechtmatig zijn vastgelegd. Nu de doelstellingen en beginselen van de Richtlijn 95/46 ten aanzien van de AVG ongewijzigd zijn gebleven zijn er vooralsnog geen aanwijzingen dat onder de AVG de doelstelling en omvang van dit inzagerecht ten opzichte van de Privacyrichtlijn is gewijzigd.
4.4.4.
Dit geldt ook voor het correctierecht dat voorheen in artikel 10 van de Richtlijn 95/46 (artikel 36 Wbp) was vastgelegd en nu in artikel 16 van de AVG is opgenomen. Ook hier zijn er, gelet op de Memorie van Toelichting bij de uitvoeringswet van de AVG, geen aanwijzingen dat onder de AVG de doelstelling en omvang van het correctierecht ten opzichte van de Privacyrichtlijn is gewijzigd. Het correctierecht strekt tot correctie of wijziging van persoonsgegevens. Deze bepaling is niet bedoeld om gegevens, bestaande uit indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. De juistheid van die mening kan immers in een daartoe strekkend betoog in de daarvoor geëigende procedure aan de orde worden gesteld. Ook strekt het correctierecht er niet toe om inhoudelijk te toetsen of persoonsgegevens onjuist zijn. Correctie is alleen mogelijk bij op eenvoudige en objectieve wijze vast te stellen onjuistheden.
4.4.5.
De Gemeente heeft gemotiveerd gesteld dat [gedaagde] de verzoeken veelal indient met het oogmerk om documenten te verkrijgen om deze te kunnen gebruiken in procedures tegen de Gemeente. Daarbij worden de Wbp-/AVG-verzoeken veelal ook in het kader van de Wob gedaan en wordt om informatie gevraagd die al bij [gedaagde] bekend is. Verder stelt de Gemeente dat [gedaagde] het correctierecht gebruikt om zijn mening en/of visie op bepaalde zaken te geven.
4.4.6.
[gedaagde] heeft dit alles niet betwist of weersproken. [gedaagde] heeft ter zitting wel verklaard dat hij deze verzoeken - net als de Wob-verzoeken - uitsluitend indient om duidelijkheid over zijn ontslag te verkrijgen, dat hij de verkregen informatie wil(de) gebruiken voor de door hem tegen de Gemeente geëntameerde procedures - waaronder de procedure bij het Huis voor Klokkenluiders - en dat hij hiermee uiteindelijk rehabilitatie wil bereiken.
4.4.7.
Reeds uit [gedaagde] ’ eigen stellingen en op grond van de onbetwiste stellingen van de Gemeente blijkt dat het doel dat [gedaagde] nastreeft geen betrekking heeft op het controleren of persoonsgegevens juist en rechtmatig zijn vastgelegd óf dat zijn doel strekt tot correctie of wijziging van persoonsgegevens. Het doel van [gedaagde] bij zijn inzagerecht en correctierecht ziet dan ook niet op de bescherming van persoonsgegevens, zodat ook ten aanzien van de Wbp-/AGV-verzoeken sprake is van misbruik van recht. Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen en weren van partijen op dit punt geen verdere bespreking meer.
Onrechtmatige handelen door beschuldigende en beledigende uitlatingen
4.5.
De voorzieningenrechter is verder voorshands van oordeel dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door zich in de correspondentie aan (medewerkers en organen van) de Gemeente beschuldigend en beledigend uit te laten. Daarvoor acht zij het volgende van belang.
4.6.
Ter beoordeling staat de rechtmatigheid van de gewraakte uitingen van [gedaagde] in het licht van artikel 7 van de Grondwet en de artikelen 8 en 10 EVRM. Het gaat hier om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting (klachtrecht) en het petitierecht (artikel 5 van de Grondwet) en aan de zijde van de Gemeente het recht op bescherming van de eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van haar medewerkers. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. De volgende omstandigheden zijn daarvoor van belang.
4.7.
Uit de door de Gemeente overgelegde citaten uit de correspondentie van [gedaagde] (productie 7 bij dagvaarding), waarvan de inhoud niet is betwist, blijkt dat [gedaagde] zich onnodig grievend uitlaat over personen die werkzaam zijn bij en voor de Gemeente gedurende de periode augustus 2012 tot heden. Deze grievende uitlatingen bestaan voornamelijk uit beschuldigingen en beledigingen van ambtenaren werkzaam bij of voor de Gemeente en hebben betrekking op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek.
De termen die [gedaagde] in zijn correspondentie gebruikt zijn onder andere: valsheid in geschrift, smaad, integriteitsschendingen, liegen, ambtsmisdrijven, corruptie, langdurig onwettig blokkeren van behandelingen van bezwaarschriften en brieven, pesten, mobbing, intimideren, bewust schenden van de afgelegde eed of belofte, mentaal kapot maken om arbeidsongeschiktheid te veroorzaken, discriminatie, misstanden op grond van de Wet Huis voor Klokkenluiders, schending van de ambtelijke gedragscode integriteit, psychische mishandeling, misbruik van overheidsgeld, misbruik van recht en macht, verzaken van elementaire zorgplichten, het met opzet schenden van regelgeving en intentioneel kwaadaardig gedrag en meineed.
4.8.
[gedaagde] stelt dat hij het volste recht heeft om personen die hem benadelen (of hebben benadeeld) aan te spreken. Desgevraagd heeft hij tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij zich beschuldigend uitlaat over en naar medewerkers van de Gemeente of mensen die voor de Gemeente werken maar dat hij deze beschuldigingen - in zijn visie - kan staven met objectieve informatie, zoals diverse getuigenverklaringen en verschillende deskundigenberichten. De Gemeente heeft echter gemotiveerd betwist dat de in dit kader door [gedaagde] overgelegde producties objectief zijn, nu zij in opdracht van [gedaagde] en enkel op grond van de eenzijdig door [gedaagde] verstrekte informatie tot stand zijn gekomen. Verder is ook uit de gevoerde procedures niet gebleken dat de beschuldigingen van [gedaagde] waar zijn.
4.9.
Hierbij komt dat [gedaagde] , ondanks meerdere verzoeken van de Gemeente om hiermee op te houden, is doorgegaan met het doen van stelselmatige beschuldigingen en beledigingen aan het adres van de Gemeente en haar medewerkers. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven niet met deze beschuldigingen te zullen stoppen als hij dit nodig acht.
4.10.
Gelet op het hiervoor overwogene onder randnummer 4.7 tot en met 4.9 is de voorzieningenrechter van oordeel dat berichten in de correspondentie van [gedaagde] de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijden. Te gelden heeft dat die vrijheid van meningsuiting begrensd wordt door de beginselen van zorgvuldigheid die eenieder jegens een ander in acht dient te nemen. [gedaagde] heeft met zijn berichten de grenzen van betamelijkheid zodanig overschreden dat dit een onrechtmatige aantasting is van de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers en organen van de Gemeente. Gelet daarop dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrecht het recht van de Gemeente zwaarder te wegen dan het recht van [gedaagde] .
Handelen [gedaagde] onevenredig
4.11.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voorts sprake van misbruik van bevoegdheid zijdens [gedaagde] en handelt hij onrechtmatig jegens de Gemeente gezien de onevenredigheid tussen zijn belang bij het indienen van Wob, Wbp en AVG-verzoeken, klachten en meldingen en overige correspondentie met betrekking tot het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek en het belang dat hij daarmee schaadt, naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheden had kunnen komen. Daarvoor is het volgende van belang.
4.12.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de aard van de verhouding tussen overheid en burger met zich brengt dat minder snel mag worden aangenomen dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid dan in de verhouding tussen burgers onderling. Echter, hiertegenover staat dat misbruik van bevoegdheid kan worden aangenomen in gevallen wanneer de uitoefening van deze bevoegdheden evident onredelijk is. Een Gemeente mag dan maatregelen treffen om de belasting die hiermee gepaard gaat te beperken. In dit geval is er sprake van een evidente onredelijke uitoefening van de bevoegdheden door [gedaagde] . De verzoeken en correspondentie (96 Wob-verzoeken, 54 Wbp en AGV-verzoeken en in totaal 771 brieven en e-mailberichten) van [gedaagde] hebben namelijk een buitensporig beslag gelegd op het openbaar bestuur. Dit blijkt uit het feit dat er zich van de 112 fte er in totaal 0,75 tot 1 fte bezighoudt met de verzoeken en correspondentie van [gedaagde] . Ook brengen deze werkzaamheden kosten met zich mee die bestaan uit € 323.228,58 aan personeelskosten en € 376.682,29 aan advocaatkosten. Hierbij komt dat [gedaagde] geen inwoner is van de Gemeente en als voormalig ambtenaar van de Gemeente had moeten weten of had behoren te weten dat hij met zijn verzoeken en correspondentie een onevenredig grote druk op de Gemeente en haar medewerkers heeft gelegd. Voorts zijn de verzoeken van [gedaagde] uitgeoefend met een ander doel, is een groot deel van de correspondentie onnodig grievend en heeft deze betrekking op de onherroepelijk geworden arbeidsrechtelijke procedure, dan wel op het afgeronde bejegeningsonderzoek van het Huis voor Klokkenluiders.
Slotsom
4.13.
Uit bovenstaande overwegingen blijkt dat [gedaagde] veelvuldig misbruik van zijn bevoegdheden maakt en onrechtmatig handelt met betrekking tot het indienen van Wob, Wbp en AVG- verzoeken, klachten, meldingen en het voeren van onnodig grievende correspondentie, dan wel correspondentie die betrekking heeft op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek, hetgeen zeer belastend is voor de Gemeente. Het treffen van een voorziening ligt daarom in de rede.
4.14.
In kort geding kunnen, bij voldoende spoedeisend belang, slechts voorlopige voorzieningen worden getroffen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat de Gemeente minder zware en ingrijpende middelen ter beschikking staan. Dat volgt de voorzieningenrechter niet. [gedaagde] heeft immers meerdere keren van de Gemeente het verzoek gekregen om op te houden terwijl hem ook is meegedeeld dat klachten en meldingen van misstanden niet meer in behandeling zouden worden genomen. Desondanks heeft [gedaagde] zich bij herhaling tot de Gemeente gewend met nieuwe verzoeken, klachten, meldingen en onnodig grievende correspondentie. Niet valt in te zien dat [gedaagde] zich thans wel aan eventuele afspraken zou houden.
4.15.
Anders dan de Gemeente heeft gevorderd, acht de voorzieningenrechter voorshands een periode van twee jaar toereikend om in een bodemprocedure een verbod op het onderhavige onrechtmatig handelen van [gedaagde] te verkrijgen. Hieruit volgt dat een spoedeisend belang bij een voorziening voor een langere duur dan twee jaar ontbreekt.
4.16.
De voorzieningenrechter zal het primair onder 1 gevorderde afwijzen aangezien dit, zo heeft de Gemeente ter zitting ook erkend, neerkomt op een algeheel contactverbod met de Gemeente. Uit hetgeen op grond van het dossier en de behandeling ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de correspondentie van [gedaagde] (in welke vorm dan ook) uitsluitend ziet op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek en alles wat daarmee samenhangt. Gelet op de aard van de verhouding tussen overheid en burger strekt een algeheel contactverbod dan ook (veel) te ver. De subsidiaire vordering onder 1 zal eveneens worden afgewezen omdat, zo volgt ook uit de verklaring van de Gemeente ter zitting, dit ook een algeheel contactverbod bevat - zij het met betrekking tot het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek. Voor zover de Gemeente heeft betoogd dat met de communicatie(vormen) onder het onder 1, subsidiair gevorderde, wordt bedoeld alle communicatie(vormen) niet zijnde de Wob- en AVG-verzoeken, klachten, meldingen van misstanden en beschuldigende correspondentie zoals geformuleerd in de overige vorderingen, acht de voorzieningenrechter de vordering evenmin toewijsbaar omdat niet aannemelijk is geworden dat dit onrechtmatig is. Dat betekent dat de gehele vordering onder 1 zal worden afgewezen.
4.17.
Ook met betrekking tot de vorderingen onder 2 en 3 zal de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering toewijzen aangezien is gebleken dat ook de verzoeken van [gedaagde] slechts betrekking hebben op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek. De termijn van 5 jaar zal worden beperkt tot 2 jaar.
4.18.
De vorderingen onder 4 en 5 zullen worden toegewezen voor een termijn van 2 jaar nu vast is komen te staan dat [gedaagde] zich op verschillende manieren onnodig grievend jegens de Gemeente en haar medewerkers heeft uitgelaten.
4.19.
Nu de vorderingen van de Gemeente gelet op het bovenstaande grotendeels worden toegewezen zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Gemeente worden begroot op.
- dagvaarding € 103,06
- griffierecht 639,00
- salaris advocaat
980,00
totaal € 1.722,06.
4.20.
De vordering tot veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De rechtbank zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om zich gedurende 2 jaar na betekening van dit vonnis, vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de Wob bij de Gemeente in te dienen dat betrekking heeft op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de Gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, per overtreding met een maximum van € 100.000,00,
5.2.
verbiedt [gedaagde] om zich gedurende 2 jaar na betekening van dit vonnis vaker dan eens per twee (2) maanden een verzoek op grond van de AVG bij de Gemeente in te dienen, dat betrekking heeft op het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de Gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00,
5.3.
verbiedt [gedaagde] om gedurende 2 jaar na betekening van dit vonnis, een klacht of melding van vermoeden van een misstand bij de Gemeente in te dienen voor zover betrekking hebbend op het arbeidsconflict en/of bejegeningsconflict die betrekking heeft op personen die betrokken zijn geweest bij het arbeidsconflict en/of het bejegeningsonderzoek en/of andere procedures tussen [gedaagde] en de gemeente die zijn afgerond en waarin geen rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend zoals opgenomen zoals opgenomen in productie 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00, per overtreding met een maximum van € 100.000,00,
5.4.
verbiedt [gedaagde] om gedurende 2 jaar na betekening van dit vonnis, in brieven, e-mails, verzoeken, klachten en/of meldingen naar de Gemeente en/of derden beledigingen of beschuldigingen te uiten zoals genoemd in rechtsoverweging 4.7 van dit vonnis over personen werkzaam (geweest) bij of voor de Gemeente op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.722,06, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Krens en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019 door mr. S.V. Pelsser. [1]

Voetnoten

1.type: JJ