Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De gronden voor het wrakingsverzoek
partijdigheid op grond van het eigen verbod in de rechtbank ‘discriminatie naar geslacht’”.
Rechtbank Limburg
Op 12 november 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. Th.M. Schelfhout, rechter in dezelfde rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 september 2019 en was gebaseerd op vermeende partijdigheid van de rechter tijdens een eerdere zitting op 22 augustus 2019, waar verzoekster door de vertegenwoordiger van het UWV herhaaldelijk als 'meneer' werd aangesproken. Verzoekster voelde zich hierdoor gediscrimineerd op basis van geslacht en was van mening dat de rechter niet adequaat had gereageerd op deze situatie.
De rechter had op 26 september 2019 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven niet in de wraking te berusten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2019 was verzoekster aanwezig, maar de rechter niet. De wrakingskamer heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat verzoekster, ondanks de tijdsverloop tussen de gebeurtenissen en de indiening van het verzoek, ontvankelijk was in haar verzoek. Dit werd onderbouwd door de emotionele impact van de situatie op verzoekster.
In de beoordeling van de wrakingsgronden heeft de wrakingskamer vastgesteld dat verzoekster geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een zwaarwegende aanwijzing voor subjectieve partijdigheid van de rechter opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de teleurstelling van verzoekster over het niet corrigeren van de UWV-gemachtigde door de rechter niet voldoende was om te concluderen dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond, waarbij ook de kwestie van het proces-verbaal niet leidde tot de conclusie van partijdigheid.