Op 10 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een tijdelijk huisverbod dat was opgelegd aan verzoeker, de burgemeester van de gemeente Maastricht. Het huisverbod was opgelegd op 2 september 2019 voor de duur van tien dagen, na een ernstig geweldsincident tussen verzoeker en zijn vrouw, waarbij ook hun minderjarige kinderen aanwezig waren. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met in standlating van de rechtsgevolgen tot op heden. De rechter oordeelde dat er na het opleggen van het huisverbod nieuwe feiten en omstandigheden waren die het noodzakelijk maakten om het huisverbod op te heffen. De vrouw en de kinderen waren inmiddels door Veilig Thuis ondergebracht op een veilige locatie, waardoor de situatie in de woning niet langer als gevaarlijk werd beschouwd.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen reden was om aan te nemen dat er opnieuw agressie of huiselijk geweld zou plaatsvinden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat verzoeker geen belang meer had bij deze voorziening. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 1.024,- zijn vastgesteld. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.