ECLI:NL:RBLIM:2019:10110

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
03/659283-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar letsel en verlaten van de plaats van het ongeval door de bestuurder zonder rijbewijs

Op 20 september 2018 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Burgemeester Gommansstraat in Blerick, waarbij de verdachte, die zonder rijbewijs reed, een voetganger, [slachtoffer], aanreed. De verdachte verliet de plaats van het ongeval, waardoor het slachtoffer in hulpeloze toestand werd achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De verdachte had geen rijbewijs en was niet op de hoogte van de verkeersregels, wat zijn schuld vergrootte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzegging van 5 jaar, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf. De rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden op, met een rijontzegging van 3 jaar, en benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte had eerder soortgelijke vergrijpen gepleegd, wat de strafmaat beïnvloedde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659283-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum/plaats] 1997,
wonende te [adres verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.W.J. Faber, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 oktober 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar gewond is geraakt;
Feit 2:de plaats van het ongeval heeft verlaten, waardoor [slachtoffer] in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
Feit 3:een nepwapen in zijn bezit heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. De verdachte reed zonder rijbewijs, hij heeft gelet op de omstandigheden ter plaatse te hard gereden, hij heeft niet goed uitgekeken en geen voorrang gegeven aan [slachtoffer] die op het zebrapad liep. Hij heeft [slachtoffer] aangereden, waardoor zij zwaar gewond is geraakt. Dit verkeersgedrag van de verdachte moet juridisch gekwalificeerd worden als aanmerkelijk onvoorzichtig.
Feit 2 acht de officier van justitie eveneens bewezen. De verdachte is na het ongeval doorgereden en heeft [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten, terwijl het zijn taak als bestuurder was om hulp te bieden aan het slachtoffer.
Het bezit van het nepwapen, feit 3, vindt de officier van justitie ook bewezen. Het wapen is door de politie onderzocht en bleek geen echt wapen te zijn, maar daar wel heel erg op te lijken. Het wapen werd tijdens de aanhouding in de rechtstreekse nabijheid van de verdachte aangetroffen en de verdachte heeft verklaard dat hij het wapen in zijn handen heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van feit 1. De verdachte reed zonder rijbewijs en relatief gezien te snel, waardoor hij zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen.
Voor feit 2 heeft de raadsman partieel vrijspraak bepleit. De verdachte is weliswaar doorgereden na de aanrijding, maar hij heeft [slachtoffer] niet in hulpeloze toestand achtergelaten. Er waren genoeg mensen aanwezig die [slachtoffer] konden helpen en ook daadwerkelijk hebben geholpen na het ongeluk.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen feit 3, het bezit van het nepwapen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
Op 20 september 2018 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Burgemeester Gommansstraat in Blerick. Bij dit verkeersongeval is [slachtoffer] , die als voetganger bezig was het zebrapad over te steken, aangereden door een auto, die na het ongeval is doorgereden. [2]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die dag zijn vriendin had opgehaald bij het station in Blerick en toen de Kazernestraat, een voorrangsweg, wilde oprijden. Hij dacht dat hij genoeg tijd had om in te voegen, draaide naar links en hoorde plots getoeter en een klap. Hij zag dat twee auto’s, die voor hem van rechts kwamen, tegen elkaar gebotst waren. De verdachte besloot door te rijden omdat hij geen rijbewijs had en weg wilde komen. [3] De verdachte is in de richting van de rotonde gereden. Bij de rotonde wilde de verdachte rechtsaf de Burgemeester Gommansstraat inrijden. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij zag dat de rotonde vrij was, dat hij nog in zijn binnenspiegel keek naar de gebotste auto’s en vervolgens op het zebrapad een meisje aanreed dat op zijn voorruit belandde. [4]
De verdachte is niet in het bezit van een rijbewijs. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij nog nooit theorie-examen heeft gedaan of een rijles heeft gevolgd; hij heeft zichzelf aangeleerd om auto te rijden. [5]
[slachtoffer] heeft door het ongeval onder meer een gebroken linker bovenbeen, een gebroken nekwervel, longkneuzingen en wonden in haar gezicht opgelopen. In haar heup is een ijzeren pin geplaatst en ze heeft zes weken met een nekkraag rondgelopen. De duur van de genezing werd op 25 december 2018 geschat op een jaar. [6]
Het ongeval vond plaats op een druk moment van de dag, waardoor veel mensen getuige waren van de aanrijding. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat de verdachte met volle snelheid rechtsaf sloeg. [7] Getuigen [naam 2] en [naam 3] hebben verklaard dat de verdachte hard reed. [8] Getuigen [naam 4] en [naam 5] hebben waargenomen dat de verdachte zonder te remmen rechtsaf sloeg. [9] Getuigen [naam 6] en [naam 7] hebben ook waargenomen dat de verdachte met hoge snelheid rechtsaf sloeg bij de rotonde. [10]
Heeft de verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts is hierbij van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De verdachte is gaan rijden terwijl hij niet in het bezit is van een rijbewijs. Hij was niet (volledig) op de hoogte van de verkeersregels en heeft nooit leren autorijden. Hij beschikte daardoor niet over de vaardigheden die nodig zijn om veilig als verkeersdeelnemer met een auto de weg op te gaan. Door toch de weg op te gaan, heeft de verdachte verwijtbaar gehandeld.
De verdachte heeft zich niet voldoende geconcentreerd op de weg. Hij heeft immers verklaard dat hij bij het naderen van de rotonde nog in zijn binnenspiegel keek in plaats van naar de weg voor hem. De verdachte was ter plaatse bekend en wist dus ook dat de rotonde werd gevolgd door een zebrapad.
Hoewel niet is vastgesteld hoe hard de verdachte daadwerkelijk reed, maakt de rechtbank uit de getuigenverklaringen op dat de verdachte met onverminderde snelheid rechtsaf is geslagen bij de rotonde. Hij heeft niet afgeremd bij het zebrapad, terwijl dit wel had gemoeten. Zeker nu het een druk moment van de dag was en er net een trein was aangekomen op station Blerick, namelijk de trein waarin zowel het slachtoffer als de vriendin van de verdachte zaten. De verdachte had dus extra alert moeten zijn op overstekende verkeersdeelnemers en zijn snelheid hierop moeten aanpassen.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Gezien de aard van de gedragingen en de gevolgen die deze gedragingen hebben gehad, acht de rechtbank feit 1 in de primaire variant bewezen.
Feit 2: doorrijden na ongeval
De verdachte is na de aanrijding met [slachtoffer] doorgereden. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij iemand had aangereden en dat hij bang was dat [slachtoffer] overleden zou zijn. [11] Dit betekent dat de verdachte (in ieder geval) strafbaar is op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Wegenverkeerswet 1994.
Volgens de raadsman van de verdachte kan echter niet bewezen worden dat de verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten, omdat veel omstanders getuige waren van de aanrijding en [slachtoffer] te hulp konden schieten. De rechtbank verwerpt dit verweer.
De plicht om het slachtoffer van een verkeersongeval te hulp te schieten richt zich rechtstreeks tot de betrokkene bij en veroorzaker van een verkeersongeval. [12] Dit betekent dat de betrokkene/veroorzaker zich niet aan deze plicht kan onttrekken met een verwijzing naar de toevallige aanwezigheid van omstanders.
De verdachte heeft het slachtoffer aangereden. Ze belandde op zijn voorruit en kwam vervolgens op de weg terecht. Het kan dan ook niet anders dan dat de verdachte wist dat [slachtoffer] letsel had opgelopen. Hij had haar daarom te hulp moeten schieten. Door dit niet te doen heeft hij [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten, wat (tevens) overtreding van
artikel 7 lid 1 sub b van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert.
Feit 3: het wapenbezit
De rechtbank acht op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad.
De verdachte werd op 23 september 2018 aangehouden in een woning in Roermond. In de rechtstreekse nabijheid van de verdachte werd een op een vuurwapen lijkend voorwerp aangetroffen. [13] Dit voorwerp werd in beslag genomen en onderzocht. [14] Het bleek een veerdrukpistool te zijn dat lijkt op een bestaand vuurwapen van het merk Beretta model 92L. Dit betekent dat het voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie is. [15] De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen op de grond heeft zien liggen en in zijn handen heeft gepakt. [16]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 20 september 2018, te Blerick, in de gemeente Venlo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Gommansstraat, komende vanaf de Kazernestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor bij een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor het besturen van dat motorrijtuig, op voornoemde Kazernestraat geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende bestuurder van een motorrijtuig mede waardoor een verkeersongeval tussen twee andere voertuigen op die Kazernestraat is ontstaan en vervolgens heeft gereden met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en een in voornoemde Burgemeester Gommansstraat gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en vervolgens voornoemde [slachtoffer] , die als voetganger bezig was voornoemde voetgangersoversteekplaats over te steken, niet voor heeft laten gaan en niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen voor die voetgangersoversteekplaats, waardoor een aanrijding is ontstaan met zijn, verdachtes, motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] , terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend;
2.
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Blerick, in de gemeente Venlo, op de Burgemeester Gommansstraat, op 20 september 2018, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op 23 september 2018, in de gemeente Roermond, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen van het merk Beretta model 92L, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt doordat hij geen voorrang heeft verleend
T.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte is al eerder veroordeeld voor het verlaten van de plek van het ongeval en voor het rijden zonder rijbewijs. De verdachte heeft geen contact opgenomen met het slachtoffer. Aan de andere kant is de verdachte nog erg jong en lijkt er sprake te zijn van onkunde. De officier van justitie heeft verder gekeken naar de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
Naast de gevangenisstraf heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren geëist. Rijden tijdens een ontzegging wordt bestraft met een gevangenisstraf in plaats van met een geldboete en de officier van justitie hoopt dat de dreiging met een gevangenisstraf de verdachte ervan weerhoudt om opnieuw zonder rijbewijs te gaan rijden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een (onvoorwaardelijke) taakstraf. De verdachte lijkt zijn leven gebeterd te hebben en dat traject moet niet doorkruist worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten aanzien van de gevorderde rij-ontzegging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft met een voor de situatie te hoge snelheid gereden over een weg, waarvan hij, omdat hij ter plaatse bekend was, wist dat zich daar een zebrapad bevond.
Daarbij komt dat de verdachte niet beschikte over een rijbewijs. Alleen hierdoor heeft hij al een enorm gevaar veroorzaakt voor zichzelf en voor de andere weggebruikers. Ook heeft de verdachte er kennelijk niet bij stilgestaan dat hij zonder rijbewijs onverzekerd deelnam aan het verkeer. Dat het gevaar zich ook heeft verwezenlijkt, is duidelijk: de verdachte heeft [slachtoffer] aangereden terwijl zij op het zebrapad liep. Dit is een ernstig feit. Vervolgens is de verdachte er vandoor gegaan en heeft de politie hem pas na drie dagen kunnen aanhouden. De verdachte heeft hiermee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen belang; het ontkomen aan de politie. De verdachte heeft ook geen rekening gehouden met het slachtoffer. Ook nadat de verdachte is aangehouden heeft hij die verantwoordelijkheid niet getoond. Ter terechtzitting is immers gebleken dat de verdachte geen enkel contact heeft gezocht met het slachtoffer.
[slachtoffer] is zwaar gewond geraakt. Ter terechtzitting is een schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen, waaruit blijkt dat [slachtoffer] , ruim een jaar na het ongeval, nog steeds niet volledig hersteld is en dat haar leven drastisch is veranderd. De verdachte heeft het leven van [slachtoffer] compleet op zijn kop gezet en haar veel leed toegebracht. Geen enkele straf zal voor het slachtoffer als rechtvaardig en voldoende voelen. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de gevolgen die het ongeluk voor het slachtoffer heeft gehad.
Op het strafblad van de verdachte is te zien dat hij al eerder is veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs en zelfs nog nádat deze aanrijding heeft plaatsgevonden en vrij kort voor de zitting heeft verdachte kennelijk weer zonder rijbewijs gereden. Het lijkt alsof de aanrijding de verdachte er niet van heeft weerhouden om zonder rijbewijs deel te nemen aan het verkeer. Ook volgt uit het strafblad van de verdachte dat hij al eerder de plek van een ongeval heeft verlaten. Juist omdat het niet de eerste keer is dat de verdachte voor dergelijke feiten veroordeeld wordt, dient er een duidelijk signaal afgegeven te worden richting de verdachte. Het moet duidelijk zijn dat hij niet zonder rijbewijs een motorvoertuig kan besturen en dat hij, als er ongelukken gebeuren, er niet zomaar vandoor kan gaan. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er in dit geval dan ook niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS. Bij het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedrag heeft vertoond, kan aansluiting gezocht worden bij de categorieën “ernstige schuld” en “zeer hoge mate van schuld”. Bij “ernstige schuld” geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 160 uren en een jaar onvoorwaardelijke rij-ontzegging en bij “zeer hoge mate van schuld” geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden en een onvoorwaardelijke rij-ontzegging van 2 jaren.
Voor het wapenbezit geldt als oriëntatiepunt een geldboete.
Er zijn geen oriëntatiepunten voor het verlaten van de plaats van het ongeval en het hierbij in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie gaan voor dit soort feiten bij recidive uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke rij-ontzegging voor de duur van 70 maanden.
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van 8 maanden passend. Ook acht de rechtbank een rij-ontzegging op zijn plaats. De verdachte heeft al meerdere keren voertuigen bestuurd zonder dat hij een rijbewijs heeft. Als wordt gereden tijdens een rij-ontzegging wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank hoopt dat deze stok achter de deur de verdachte ervan weerhoudt om nogmaals te gaan rijden. Wel zal de rechtbank een kortere rij-ontzegging opleggen dan gevorderd, namelijk voor de duur van drie jaren. De verdachte is nog jong en de rechtbank wil hem toch de mogelijkheid geven om over een aantal jaren rijlessen te kunnen volgen.

7.Het beslag

Er zijn diverse voorwerpen in beslag genomen.
Het T-shirt (goednummer 1113109) en de broek (goednummer 1113112) van het slachtoffer zijn in beslag genomen. Deze kleding wordt teruggeven aan het slachtoffer.
De personenauto (goednummer 1113117) waarin de verdachte reed, is in beslag genomen. De personenauto is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat feit 1 en 2 met behulp van deze personenauto zijn begaan.
Het wapen (goednummer 1118907) dat bij de verdachte werd aangetroffen, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat met betrekking tot dit wapen feit 3 is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 63 Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 13 en 55
van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan de verdachte op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- 1.00 STK Personenauto [kenteken]
AUDI A3 1996 Kl:rood
1113117
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
- 1.00 STK Wapen

1118907 - veerdrukpistool

- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan het slachtoffer [slachtoffer] :
- 1.00 STK Shirt
MANGO basics
1113109 - kleding slachtoffer
- 1.00
- 1.00 STK Broek
ONLY
1113112 - kleding slachtoffer
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 september 2018, te Blerick, in de gemeente Venlo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Gommansstraat, komende vanaf de Kazernestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen zeer, dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, al dan niet, zonder dat aan hem door de daar toe bevoegde autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor het besturen van dat motorrijtuig, op voornoemde Kazernestraat geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende bestuurder van een motorrijtuig (mede) waardoor een verkeersongeval tussen twee andere voertuigen op die Kazernestraat is ontstaan en/of (vervolgens) heeft gereden met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of (daarbij) (terwijl hij naar het ongeval tussen de twee andere voertuigen keek), een in voornoemde Burgemeester Gommansstraat gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en vervolgens voornoemde [slachtoffer] , die als voetganger bezig was voornoemde voetgangersoversteekplaats over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of (terwijl hij naar het ongeval tussen de twee andere voertuigen keek) een in voornoemde Burgemeester Gommansstraat gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd, op het moment dat voornoemde [slachtoffer] , die als voetganger bezig was, althans op het punt stond, om voornoemde voetgangersoversteekplaats over te steken, niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen voor die voetgangersoversteekplaats, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
a. hij op of omstreeks 20 september 2018, te Blerick, in de gemeente Venlo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de weg, de Burgemeester Gommansstraat, komende vanaf de Kazernestraat, op voornoemde Kazernestraat geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende bestuurder van een motorrijtuig (mede) waardoor een verkeersongeval tussen twee andere voertuigen op die Kazernestraat is ontstaan en/of (vervolgens) heeft gereden met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of (daarbij) (terwijl hij naar het ongeval tussen de twee andere voertuigen keek), een in voornoemde Burgemeester Gommansstraat gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en een voetganger die bezig was voornoemde voetgangersoversteekplaats over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of (terwijl hij naar het ongeval tussen de twee andere voertuigen keek) een in voornoemde Burgemeester Gommansstraat gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd, op het moment dat een voetganger bezig was, althans op het punt stond, om voornoemde voetgangersoversteekplaats over te steken, niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen voor die voetgangersoversteekplaats, waardoor, althans mede waardoor, eerdergenoemde aanrijding tussen de twee andere voertuigen en/of een botsing en/of aan- of overrijding met/tussen/door zijn, verdachtes,
motorrijtuig en voornoemde voetganger zijn/is ontstaan, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
b. hij op of omstreeks 20 september 2018 te Blerick, in de gemeente Venlo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Burgemeester Gommansstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
(artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
2.
dat hij als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Blerick, in de gemeente Venlo, op/aan de Burgemeester Gommansstraat, op of omstreeks 20 september 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten, althans terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander ( [slachtoffer] ) letsel was toegebracht;
(artikel 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
3.
hij op of omstreeks 23 september 2018, in de gemeente Roermond, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zondanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen van het merk Beretta model 92L, voorhanden heeft gehad.
(artikel 13 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, afdeling Team Tactische Ondersteuning Verkeer, locatie Buchten, proces-verbaalnummer PL2300-2018144289, gesloten d.d. 15 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 203.
2.Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina 30.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 62.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 56.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 60.
6.De bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer, pagina 138.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , pagina 158.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , pagina 164, en van getuige [naam 3] , pagina 169.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , pagina 166, en van getuige [naam 5] , pagina 170.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6] , pagina 181, en van getuige [naam 7] , pagina 182.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 56.
12.
13.Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 43.
14.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 71.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 152 en 153.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 66.