ECLI:NL:RBLIM:2018:9914

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2812
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boventalligheid en functieherstructurering binnen de gemeente Brunssum

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum, verweerder. Eiser was als ambtenaar voor onbepaalde tijd aangesteld en werd bij besluit van 9 december 2016 boventallig verklaard. Dit besluit volgde op een minnelijke regeling die eiser en verweerder in 2013 hadden getroffen, waarbij eiser was ontheven uit zijn functie van directeur en was overgeplaatst naar de functie van bestuursadviseur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de functie van bestuursadviseur een organiek karakter had en dat de boventalligheid van eiser gerechtvaardigd was, gezien de organisatieveranderingen binnen de gemeente.

Eiser heeft tegen het besluit van 18 juli 2017, waarin zijn bezwaar tegen de boventalligheid ongegrond werd verklaard, beroep ingesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat de functie van bestuursadviseur nooit boventallig had mogen worden verklaard, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gemaakte afspraken in de minnelijke regeling niet in de weg stonden aan de boventalligheid, en dat verweerder voldoende inspanningen had verricht om eiser te ondersteunen bij het vinden van ander werk. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/2812

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. W.J.F. Geertsen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum, verweerder

(gemachtigde: mr. V.L.S. van Cruijningen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2016 (het primaire besluit) is eiser boventallig verklaard.
Bij besluit van 18 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 29 mei 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [M.], interim-senior HRM-adviseur en coördinator mobiliteitsbureau.

Overwegingen

1. Eiser is als ambtenaar voor onbepaalde duur in algemene dienst van de gemeente Brunssum aangesteld.
2. Naar aanleiding van een minnelijke regeling (de Regeling) tussen eiser en verweerder is eiser bij besluit van 6 maart 2013 in het belang van de dienst met ingang van
7 maart 2013 ontheven uit zijn functie van directeur Backoffice en intern overgeplaatst naar de functie van bestuursadviseur in algemene dienst, welke functie rechtstreeks ressorteert onder de gemeentesecretaris en naar zijn aard een organiek karakter heeft. De bezoldiging blijft gebaseerd op schaal 13, periodiek 11 (bruto bezoldiging van € 5.539,- per maand), verhoogd met een persoonlijke toelage (€ 551,- bruto per maand). Doel van de regeling is om eiser gedurende een redelijke periode te faciliteren bij het vinden van ander werk (zie artikel 11 van de Regeling). Op eisers rechtspositie blijven de arbeidsvoorwaarden zoals genoemd in de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten – Uitwerkings-overeenkomst (CAR-UWO) ongewijzigd van toepassing.
3. Bij brief van 20 augustus 2014 is aan eiser bevestigd met welke taken hij tot
1 januari 2015 wordt belast. Daarnaast is in de brief aangegeven dat de ‘afspraak en verplichting’, inhoudende dat eiser solliciteert naar een passende structurele functie buiten de organisatie van de gemeente Brunssum, onverminderd van kracht blijft, dat die zoektocht niet goed verloopt en dat eiser daarbij vanuit Personeel en Organisatie nadrukkelijker zal worden ondersteund. Eind 2014, begin 2015 zal verder bij een gelijkblijvende situatie opnieuw de balans worden opgemaakt ten aanzien van de in maart 2013 gemaakte afspraken en de invulling van de door eiser uitgevoerde projecten.
4. Op 14 januari 2015 heeft eiser een jaargesprek gevoerd met de gemeentesecretaris en de burgemeester. Naar aanleiding hiervan is eiser bij besluit van 31 maart 2015 per
1 maart 2015 voor het volledig dienstverband van 36 uren per week geplaatst binnen de afdeling Algemene en Juridische Zaken (AJZ), waarbij het (waarnemend) hoofd afdeling AJZ eisers direct verantwoordelijk leidinggevende is geworden. Eisers rechtspositie en arbeidsvoorwaarden zijn hierdoor niet veranderd. Eisers generiek functieprofiel is gebaseerd op het profiel van ‘directeur’ (code 02) met functieschaal 13. De bezoldiging is gehandhaafd op het niveau van eisers functieschaal 13.11 en verhoogd met een persoonlijke toelage (totaal € 6.151,- per maand). In dit besluit is (opnieuw) bevestigd dat eiser actief op zoek dient te gaan naar een functie buiten de organisatie van de gemeente Brunssum. De faciliteiten die eiser hiertoe ter beschikking zijn gesteld zijn bij die gelegenheid verlengd.
5. Bij besluit van 6 september 2016 heeft verweerder een organisatieplan opgesteld waarin is vastgelegd dat eisers functie van bestuursadviseur, ingedeeld in het generieke profiel ‘directeur’, wordt aangemerkt als een functie die komt te vervallen (categorie C). Eiser is over het vervallen van deze functie op 6 september 2016 mondeling en op
20 oktober 2016 schriftelijk geïnformeerd. Verweerder heeft daarbij met verwijzing naar het Sociaal Statuut uitgelegd dat eiser de mogelijkheid heeft te solliciteren op een sleutelfunctie uit functieboek 1 en dat mogelijkheden tot plaatsing op een functie in functieboek 2 te zijner tijd zullen worden bezien door de plaatsings- respectievelijk de toetsingscommissie.
6. Op 2 november 2016 heeft eiser gesolliciteerd naar de functie van afdelingshoofd Financiën & Control. Op 7 november 2016 heeft een selectiegesprek plaatsgevonden, waarna verweerder eiser bij brief van 14 november 2016 heeft medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor deze functie. Het tegen dit – niet in deze procedure in geschil zijnde – besluit gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 18 juli 2017 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld, zodat dit inmiddels onherroepelijk is.
7. Bij het primaire besluit is eiser met ingang van 1 januari 2016 boventallig verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
9. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en aangevoerd dat gelet op de Regeling niet alsnog een besluit tot boventalligheid had mogen worden genomen door verweerder. Eiser verwijst ter onderbouwing naar de verklaring van de gemeentesecretaris van 22 maart 2017 (bijlage 3 bij het beroepschrift). Het desondanks laten vervallen van de functie van bestuursadviseur is in strijd met de gemaakte afspraken en daarom in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Eiser benadrukt de afspraken van zijn kant altijd te zijn nagekomen. Verweerder motiveert voorts niet waarom de functie van bestuursadviseur als een C-functie als bedoeld in de was/wordt lijst behorende bij het Organisatieplan gemeente Brunssum 2016 wordt aangemerkt. Voor zover er al sprake is van een C-functie geldt dat boventalligheid opgaat, tenzij plaatsing in een D-functie of een A-functie mogelijk is. Eiser stelt voorts dat hem met betrekking tot de sollicitaties op de functies van afdelingshoofd Financiën en Control en coördinator Financiën en Control geen eerlijke kansen zijn geboden. Onder verwijzing naar de opsomming op pagina 3 van zijn bezwaarschrift betoogt eiser dat er meerdere passende functies zijn geweest, die geschikt voor hem zouden zijn.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. De rechtbank stelt allereerst vast, dat de functie ‘bestuursadviseur’, in tegenstelling tot hetgeen eiser daarover betoogt, een organiek karakter had. De keuze voor een organieke functie is, zo is de rechtbank uit de gedingstukken en de toelichting ter zitting verder gebleken, op uitdrukkelijk verzoek van eiser gemaakt om zo aan te kunnen geven dat het in casu niet ging om een bovenformatieve functie, maar om een functie die werd verankerd in de gemeentelijke organisatie. Dit is na de gewijzigde onderbrenging binnen de afdeling Algemeen Juridische Zaken nog eens schriftelijk aan eiser bevestigd.
12. Voorts stelt de rechtbank vast dat, gezien de tekst van de Regeling, geen sprake is van, zoals eveneens door eiser wordt betoogd, een regeling van onbepaalde duur.
De rechtbank verwijst ter onderbouwing naar artikel 11 van de Regeling waarin onder meer is opgenomen dat deze regeling is bedoeld om eiser gedurende een
redelijkeperiode te faciliteren bij het vinden van ander werk en dat een jaar na de interne overplaatsing in de functie van bestuursadviseur in algemene dienst een evaluatie zal plaatsvinden om te bezien in hoeverre dan andere oplossingen voorhanden zijn. Het opnemen van het woord ‘redelijke’ duidt op een beperking in tijd. De formulering van artikel 11 biedt geen ruimte voor een andere uitleg.
13. Gelet op hetgeen is overwogen onder 11. en 12. ziet de rechtbank ook geen aanleiding om eiser te volgen in zijn betoog dat zijn functie van bestuursadviseur nooit boventallig zou kunnen worden. Dit geldt eveneens voor de stelling dat er geen sprake zou kunnen zijn van boventalligheid, omdat er geen andere passende functies voorhanden zouden zijn. Eisers functie van bestuursadviseur (generieke profiel ‘directie’ onder het organisatieonderdeel ‘Algemene, juridische zaken (K510100) valt naar zijn aard wel als generiek aan te merken, maar betreft geen ‘sleutelfunctie’. Gezien het bepaalde in artikel 7, lid 9 juncto artikel 8, lid 5, van het Sociaal Statuut Gemeente Brunssum 2016 (het Sociaal Statuut) is de functie daarom aangemerkt als een functie die niet meer terugkomt in de organisatie. De rechtbank acht de door verweerder gegeven toelichting met betrekking tot deze besluitvorming toereikend en ziet geen aanleiding om eiser te volgen in zijn stelling dat de in geding zijnde boventallig-verklaring een op de persoon gerichte actie betreft.
14. Ten aanzien van de afwijzing van eiser voor de functie van afdelingshoofd Financiën en Control overweegt de rechtbank dat, zoals ook ter zitting is aangegeven, dit een gepasseerd station betreft, aangezien eiser hiertegen geen beroep heeft ingesteld, zodat het besluit onherroepelijk is geworden. Met betrekking tot de afwijzing voor de functies in de categorie A en D, alsmede de functies waarnaar eiser in zijn bezwaarschrift heeft verwezen overweegt de rechtbank dat eiser wel gesteld, maar niet gemotiveerd heeft onderbouwd dat eiser geschikt zou zijn voor de betreffende functies. De door eiser overgelegde verklaring van de gemeentesecretaris dat eisers functioneren als directeur niet zo slecht was als door verweerder is gesteld acht de rechtbank, gezien de adviezen van de plaatsings- en adviescommissie, ontoereikend. Daarbij hecht de rechtbank eraan op te merken dat er ook niet veel functies beschikbaar waren op het schaalniveau van eiser en daar waar deze wel vacant waren, zoals de vacatures van afdelingshoofd maatschappelijke ontwikkeling en afdelingshoofd RO, eiser, zoals hij ter zitting desgevraagd bevestigd heeft, bewust de keuze heeft gemaakt hierop niet te solliciteren, omdat deze functies hem niet zo aanspraken.
15. Dat verweerder tot slot onvoldoende inspanningen zou hebben verricht om de afspraken in het kader van de Regeling na te komen, is door verweerder gemotiveerd bestreden. Gezien het verweerschrift op p. 8, tweede alinea is eiser vanaf de datum waarop hij boventallig werd (1 januari 2017) persoonlijk begeleid door de heer [M.], coördinator van het interne mobiliteitsbureau, en in overleg met passende werkzaamheden belast, zodat hij, conform het bepaalde in artikel 12 van de Regeling voldoende gelegenheid had om te zoeken naar een andere passende betrekking binnen, dan wel buiten de organisatie. Vanaf 3 april 2017 is eiser daarbij begeleid vanuit het Bureau Geerts en Partners. Eiser is vanaf 1 november 2017 op basis van detachering voor een periode van drie jaar gestart bij [huidige werkgever] in een functie die hij naar tevredenheid vervult. Verweerder vergoedt de begeleidingskosten van Geerts en Partners en betaalt eisers salaris tijdens de detacheringsperiode door. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende inspanningen heeft verricht om eiser te begeleiden bij het zoeken naar passend werk.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens (voorzitter), en mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 oktober 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.