5.3.Het betoog van eisers dat in de Passende beoordeling geen rekening is gehouden met feit dat bij het besproeien van de greens en tees met chemicaliën vervuild regenwater naar beschermd gebied waait, kan – wat daar verder van zij – aan het vorenstaande niet aan afdoen. Zoals hiervoor reeds overwogen kan en dient de rechtbank in de onderhavige procedure immers slechts te beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van overtreding van de voorschriften die in 2009 aan de aanlegvergunning van ZLGCC zijn verbonden. Deze voorschriften zeggen niets over het gebruik van chemicaliën en de vraag of deze chemicaliën (indien in gebruik) in Natura-2000 gebied terecht komen, valt evenmin onder de voorschriften van de aanlegvergunning.
6. Eisers hebben zich tot slot op het standpunt gesteld dat ook (nog steeds) niet is voldaan aan voorschrift 4. Ter onderbouwing hiervan hebben zij foto’s overgelegd waarop iemand met een bladblazer te zien is, alsmede bladafval. Deze bladafval verstikt het struweel en tast de afscheiding/bosranden aan, aldus eisers. Ter zitting hebben eisers nog aangevoerd dat er bomen worden gekapt, hetgeen in strijd is met het vereiste herstel van het boskarakter.
7. De rechtbank is van oordeel dat ook deze beroepsgrond niet slaagt. Zij overweegt hiertoe dat de wijze van beheer van de baanranden, het opschonen van bosranden, het bomenbeheer en beheer van struwelen en mantels en het omgaan met bladafval, zoals dat door ZLGCC moet worden uitgevoerd, in paragraaf 3.5.1. van de Passende beoordeling uitgebreid is beschreven. De rechtbank is niet gebleken dat ZLGCC zich niet aan de beschreven werkwijze houdt. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het controlerapport van 27 november 2017 blijkt dat door (onder meer) het toepassen van struwelen, aanplanten van eikenbomen en beuken voor een visuele afscherming is gezorgd. Dat de tot dusver gerealiseerde afscherming in de optiek van eisers en afgezet tegen de situatie ten tijde van het realiseren van de bosbaan in 1956 beter zou kunnen, doet er niet aan af dat voor een visuele afscherming is gezorgd. Voorts is ter zitting gebleken dat er inderdaad bomen zijn gekapt, maar niet is gebleken dat dit onnodige bomenkap was, die in strijd is met het in voorschrift 4 van de vergunning voorgestane herstel van het boskaraker van de golfbaan.
8. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 oktober 2018