Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.stichting woonpunt,
2.STICHTING FOKUS EXPLOITATIE
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding d.d. 4 september 2018
- de op 28 september 2018 ingekomen incidentele conclusie tot voeging van Fokus
- de van de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op 5 oktober 2018 ingekomen producties
- de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 8 oktober 2018.
2.De feiten
f. dat het, gezien het onder a en e genoemde en gezien de grote behoefte aan woningen als de onderhavige, ongewenst is dat dergelijke woningen niet bewoond worden door hen voor wie deze woningen zijn gebouwd en aangepast;
1. (…) dat uitsluitend is bestemd voor de huisvesting van mensen met een ernstige lichamelijke handicap die in- en om deze woning assistentie bij de algemene levensverrichtingen nodig hebben en deze ontvangen van de aanbieder van ADL-assistentie in dit cluster: de Stichting Fokus Exploitatie te Groningen, die daartoe een samenwerkingsovereenkomst met de verhuurder sloot en voor dit doel wordt bekostigd uit overheidssubsidies.”
Huurder (en medehuurders) verplichten zich de huur van de woning binnen zes maanden of zoveel eerder als mogelijk is op te zeggen en de woning te ontruimen in geval:
Indien huurder in de gevallen als bedoeld onder artikel 3 niet tijdig de huur opzegt, zal verhuurder deze opzeggen tegen de eerst mogelijke vervaldatum, waarbij partijen reeds nu voor alsdan overeenkomen en erkennen dat de in artikel 3 genoemde gevallen ieder voor zich voor verhuurder tegen de achtergrond van de artikelen 1 en 2 van dit aanhangsel een situatie van dringend eigen gebruik opleveren, als bedoeld in de wet en als invulling van artikel 274, lid 1 en 3 van Boek 7 BW. (…)”
3.De vorderingen en het geschil
4.De beoordeling
kanworden toegewezen (1) als Woonpunt of Fokus daarbij een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet kan worden gevergd een beslissing in een bodemprocedure af te wachten, (2) als zodanig waarschijnlijk is dat een (nagenoeg) gelijkluidende vordering ten gronde zal worden toegewezen dat het gerechtvaardigd is om daarop met het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad vooruit te lopen en (3) als afweging van de gerechtvaardigde belangen van partijen er niet toe noopt om - ook al is aan criteria (1) en (2) voldaan - de voorziening achterwege te laten. Deze criteria kunnen niet strikt worden onderscheiden en vloeien in elkaar over. Zo worden bij een vordering die (2) ten gronde zonder meer toewijsbaar is - zoals tot ontruiming wegens een huurachterstand van drie maanden waarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestaat - nauwelijks eisen gesteld aan (1) de spoedeisendheid. Bij een vordering waarvan de toewijsbaarheid in een bodemprocedure twijfelachtig is, dient daarentegen de spoedeisendheid concreet vast te staan om een voorlopige voorziening te verkrijgen. Bij zo’n vordering speelt ook (3) het belang van de gedaagde bij het achterwege blijven van een voorziening waarvan de gevolgen niet kunnen worden teruggedraaid en handhaving van de bestaande situatie - in dit geval: de huurovereenkomst - een voornamere rol.
bij voorraadte geven. Voor het treffen van een onmiddellijke voorziening
zonderdeze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, biedt de wet geen grond. Dit zou ook in strijd zijn met de spoedeisende aard van een voorziening.