In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift met betrekking tot de nalatenschap van de erflaatster, die op 13 april 2000 is overleden. De verzoeker, in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar, had de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar had eerder een partiële verdeling ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker zich als zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen door de partiële verdeling te erkennen en geen protest te uiten tegen het behoud van dat deel van de nalatenschap. Hierdoor komt de beneficiaire aanvaarding niet de rechtsbescherming toe die normaal gesproken aan een erfgenaam toekomt die beneficiair aanvaardt.
De procedure begon met de indiening van een boedelbeschrijving op 18 juli 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 september 2018, waarbij verschillende erfgenamen aanwezig waren. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker, door de partiële verdeling te aanvaarden, niet langer aanspraak kan maken op de voordelen van een beneficiaire aanvaarding. De kantonrechter heeft daarom besloten dat de griffier de aantekening "ongeldige akte vanwege zuivere aanvaarding" in het boedelregister moet inschrijven, ter bescherming van de belangen van de schuldeisers van de nalatenschap.
Daarnaast heeft de verzoeker tijdens de mondelinge behandeling verzocht om inzage in bankafschriften van de erflaatster, maar dit verzoek is afgewezen omdat de wet daarvoor een andere rechtsingang voorschrijft. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.