ECLI:NL:RBLIM:2018:9806

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
7040955 AZ VERZ 18-66
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een gebiedsmanager bij welzijnsorganisatie Trajekt na verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen Stichting Trajekt en een voormalige gebiedsmanager. Trajekt, een welzijnsorganisatie in Maastricht, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de gebiedsmanager op basis van een verstoorde arbeidsverhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie, die voortkwam uit de wijze van leidinggeven binnen de organisatie en de crisis die Trajekt doormaakte in de relatie met de gemeente Maastricht, haar grootste opdrachtgever. De rechtbank oordeelde dat de gebiedsmanager onvoldoende inzicht had in haar rol in deze situatie en dat er geen draagvlak meer was voor een verdere samenwerking. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 december 2018, en de rechtbank kende de gebiedsmanager een transitievergoeding toe van € 16.784,00. De verzoeken van de gebiedsmanager om een billijke vergoeding werden afgewezen, omdat er geen ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Trajekt was vastgesteld. De rechtbank veroordeelde de gebiedsmanager tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Trajekt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 7040955 AZ VERZ 18-66
Beschikking van 11 oktober 2018
in de verzoekschriftprocedure van
STICHTING TRAJEKT
gevestigd in Maastricht
verzoekende partij
verwerende partij in het tegenverzoek
gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens, advocaat in Heerlen
tegen
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
verwerende partij
verzoekende partij in het tegenverzoek
gemachtigde mr. O.J. Praamstra, advocaat te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna Trajekt en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 3 juli 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen en de op 28 augustus 2018 ontvangen nadere bijlagen van Trajekt
  • het op 17 augustus 2018 ter griffie ontvangen verweerschrift met bijlagen, tevens inhoudend tegenverzoeken, en de op 22 augustus 2018 ontvangen nadere bijlagen van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
  • de mondelinge behandeling ter zitting, waar partijen haar standpunten nader hebben toegelicht, beide aan de hand van een pleitnota en waarbij is afgesproken de zaak aan te houden teneinde partijen de gelegenheid te bieden nader overleg te plegen om de zaak eventueel in der minne te regelen
  • het op 5 september 2018 ontvangen faxbericht van de gemachtigde van Trajekt, waarin zij verzoekt om de zaak om voornoemde redenen nog vier weken langer aan te houden
  • de brief van 25 september 2018, een dag later ontvangen ter griffie, waarin de gemachtigde van Trajekt te kennen heeft gegeven dat partijen er niet in slagen overeenstemming te bereiken en dat zij derhalve alsnog verzoekt om een beschikking af te geven.

2.De feiten

2.1.
Trajekt typeert zichzelf als ‘een welzijnsorganisatie die opereert in Maastricht en het Heuvelland en die burgers, in het bijzonder burgers die al dan niet tijdelijk in een kwetsbare positie verkeren, tracht te verbinden met organisaties met als doel om te bewerkstelligen dat burgers, groepen burgers en buurten op eigen kracht en naar eigen vermogen kunnen participeren in de samenleving’. De grootste (structurele) opdrachtgevers van Trajekt zijn gemeenten, in het bijzonder de gemeente Maastricht. Daarnaast heeft Trajekt enkele incidentele opdrachtgevers, zoals scholen, woningcorporaties en fondsen.
2.2.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , geboren op [geboortedag] 1963, is sinds 14 augustus 2010 krachtens arbeidsovereenkomst voor 36 uur per week in dienst van Trajekt in de functie van gebiedsmanager tegen een loon van € 5.334,00 per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.3.
Blijkens de op de functie van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van toepassing zijnde functiebeschrijving zoals beschreven in de CAO Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening (bijlage 3 bij verzoekschrift, verder: de cao) wordt de functie als een ‘Leidinggevende 3’ aangemerkt hetgeen een functie met een ‘strategisch karakter inhoudt, dat wil zeggen dat de leidinggevende 3 belast is met de ontwikkeling, vaststelling en uitvoering van het beleid op een of meer beleidsgebieden. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is daarmee ook verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding en aansturing van de medewerkers van Trajekt. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] staat hiërarchisch direct onder de directeur. Zij vormt samen met de directeur en de twee andere gebiedsmanagers (de heer [naam gebiedsmanager 1] en mevrouw [naam gebiedsmanager 2] ) het ‘Managementteam’, de bestuurlijke top van Trajekt.
Sinds februari 2016 is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verantwoordelijk voor drie teams, te weten het team Nazareth-Limmel, het team Wittevrouwenveld-Wyckerpoort en het team Heuvelland II (gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Eijsden Margraten).
2.4.
In 2017 is Trajekt in een (in de lokale media breed uitgemeten) crisis verzeild geraakt en is de relatie met de gemeente Maastricht, haar grootste opdrachtgever, bekoeld.
2.5.
Tot 1 juli 2017 was mevrouw [naam directeur] als directeur van Trajekt actief, doch na zij wegens ziekte uitgevallen.
2.6.
Per laatstgenoemde datum is de heer [naam interim bestuurder 1] door de toenmalige Raad van Toezicht (RvT) voor de duur van zes maanden aangesteld als interim bestuurder.
Op 16 juli 2017, twee weken na zijn aanstelling, heeft [naam interim bestuurder 1] in een verslag (bijlage 4 bij verzoekschrift) onder meer het volgende geschreven:

(…) Het grootste probleem dat het management benoemt is haar werkdruk. Ik heb hen nog niet horen zeggen dat zij verantwoordelijk zijn c.q. zich voelen voor de huidige situatie waarin Trajekt zit. Ik heb geen twijfel bij hun inzet, wel bij hun vaardigheden in het aansturen van hun medewerkers en het reflecteren op het eigen functioneren.(…)
Op 18 september 2017 heeft [naam interim bestuurder 1] een voortgangsbericht aan de RvT gestuurd, waarin hij onder meer het volgende opmerkt:

Ik heb zeer openhartige gesprekken met de managers over hun functioneren, gezamenlijk en apart. Hun functioneren is onvoldoende. De verbeteraspecten liggen bij alle drie anders. Ik heb ze gevraagd of ze bereid zijn te veranderen, hun gedrag indringend te wijzigen. Alle drie hebben daar ‘ja’ op geantwoord. Ze kunnen ook niet anders gezien de interne kritiek uit de teams en van mij en de kritiek vanuit de gemeente Maastricht. Ik benadruk hun voorbeeldfunctie.
2.7.
[naam interim bestuurder 1] heeft de overeengekomen duur van zes maanden niet volgemaakt en is reeds begin november opgestapt wegens een verschil van inzicht tussen hem en de RvT over de wijze van voorbereiding van de besluitvorming over de mogelijke beëindiging van de samenwerking met welzijnsorganisatie Partners in Welzijn, een vergelijkbare organisatie die in en rondom Sittard-Geleen opereert.
2.8.
Op enig moment na het vertrek van [naam interim bestuurder 1] is de heer [naam verkenner] door de RvT als ‘verkenner’ (in de stukken ook als ‘interim-bestuurder aangemerkt) aangesteld. Deze heeft op 8 december 2017 een rapport opgesteld (bijlage 7 bij verzoekschrift) waarin hij onder meer het volgende schrijft:

Binnen Trajekt is een situatie ontstaan waarbinnen op verschillende niveaus tussen medewerkers de verschillen in inzicht niet meer lijken te kunnen hanteren. Er bestaat al langer ongenoegen over de wijze waarop de medewerkers in de uitvoering zich niet begrepen voelen en het gevoel hebben tegen muren aan te lopen. Daarbij wordt het MT en de managers gezien als obstakels. Er wordt vanuit deze managementlaag geen of onvoldoende doorzettingskracht georganiseerd proces naar het primair proces. Hierdoor nemen de onzekerheid en onveiligheid toe ronde de organisatieveranderingen in het kader van de kanteling. Wat mag wel, wat kan niet en wie is waarop aanspreekbaar? Als medewerkers zich daarover uiten, dan ervaren zij dat hun mening niet op prijs wordt gesteld en dat ze bij het geven van een weerwoord voor hun baan moeten vrezen. Met de komst van de interim-directeur [naam interim bestuurder 1] halverwege 2017 ontstond weer voor veel medewerkers het gevoel dat zij wel gehoord werden, er weer toe deden, dat er een leidinggevende wel achter hen ging staan. Vandaar de roep van een flink aantal medewerkers om de terugkeer van deze interim-directeur. Met hem willen veel medewerkers de organisatieverandering afmaken.(...)
In de gesprekken met de medewerkers wordt het functioneren van de managers meestal negatief
geduid. De managers zijn niet voldoende zichtbaar, niet betrokken, niet helder in de ondersteuning of
aansturing. Kortom: kritiek die wel vaker binnen organisaties geuit wordt naar het
middenmanagement waarbij de organisatie (nog) niet op orde is. Maar soms wordt binnen Trajekt het
opereren van de managers ook in verband gebracht met de ‘onveiligheid’: het gaat daarbij dan om
uitspraken als ‘afrekenen en ‘je kop eraf hakken’. (…)
Hoe dan ook: de signalen vanuit de medewerkers vormen aanleiding om in het kader van het
doorzetten van de organisatieontwikkeling ter versterking van het primair proces de nodige aandacht
te besteden aan zowel de positie van de managers als hun persoonlijk functioneren. Onder de
aansturing van de interim-bestuurder [naam interim bestuurder 1] is dit tot dusver niet of nauwelijks uitgewerkt. In zijn
aansturing richting de managers is de interim-bestuurder min of meer blijven steken in twee acties. De managers zijn door feitelijk buitenspel gezet doordat hij als bestuurder buiten hen om en zonder
terugkoppeling met Uitvoeringsteams in gesprek ging en zaken ging oppakken. Daarnaast bood [naam interim bestuurder 1] de managers de ruimte om aan zichzelf te gaan werken en daarvoor een coach in te schakelen (zonder
opdrachtformulering). Het voornemen tot het organiseren van een gezamenlijke training als interim -
bestuurder en managers is niet verder dan dat gekomen. Helaas hebben uitspraken van de interim
bestuurder over de managers in de richting van medewerkers en opdrachtgevers en het ondermijnen
van hun handelen er enkel toe geleid dat zij binnen de organisatie aangeschoten wild zijn geworden
2.9.
Op 12 maart 2018 is de heer [naam interim bestuurder 2] aangesteld als interim-bestuurder.
In zijn notitie “Trajekt weer op weg” van 13 april 2018 heeft [naam interim bestuurder 2] onder meer het navolgende geschreven:

Uit interviews (individueel en groep), documentatie en verslagen komt het volgende beeld oven water.
In de periode vóór het vertrek van mevr. [naam directeur] als bestuurder functioneren de 3 (team)managers, die leidinggeven aan het primaire proces, langs klassiek-hiërarchische lijnen terwijl de organisatie moeizaam stappen zet richting zelforganisatie. In het begin van dit proces (zomer/najaar 2014) is er bij het personeel duidelijk sprake van enthousiasme (zie de verslagen van allerlei werkgroepen uit die tijd). Dat enthousiasme verdwijnt vanaf het moment dat de samenwerking/ fusie met PIW de overhand krijgt in de veranderactiviteiten.
Zo ontstaat er een steeds grotere spanning tussen de medewerkers en het regulerend gedrag van de managers dat steeds minder aansluit bij de (verander)behoefte van de organisatie.
Nergens wordt zichtbaar dat de managers zich bewust zijn van die groeiende afstand, op zoek gaan naar oorzaken en zich medeverantwoordelijk voelen/opstellen voor oplossingsrichtingen. Er is sprake van non-interventiegedrag. Het concept van zelforganisatie dwingt tot een ander invulling van de managersrol (richting zelforganiserende teams). Door zelf niet het voortouw te nemen in het verminderen van spanningsbogen en het regisseren van de veranderoperatie stellen de managers zich feitelijk op in de luwte (beschut buitenspel). Zo ontwijken ze de noodzakelijke discussie over hun eigen toekomstige rol & werk.
De druk op mevr. [naam directeur] vanuit de gemeente Maastricht neemt in het voorjaar van 2017
hand over hand toe (2017 = "oogstjaar" voor de locale politiek en dat leidt tot zwaardere eisen aan de uitvoeringsorganisatie). Zij meldt zich dientengevolge ziek.
De nieuwe interim-bestuurder [naam interim bestuurder 1] kiest vanaf 1 juli bewust de tegenovergestelde
positie. Hij is geëngageerd, kent de welzijnswereld en de welzijnswerkers. Hij geeft daarmee aandacht aan de spanning en stress bij medewerkers. Hij zet de 3 managers de facto buitenspel en wint daarmee veel goodwill bij de veldwerkers. Gevolg is ook dat het dagelijks werk van de 3 managers gemarginaliseerd raakt, steeds minder geaccepteerd wordt door medewerkers en feitelijk tot steeds groter weerstand leidt. Het wordt een van de belangrijke bronnen van de gesignaleerde sociaal-psychologische problematiek van Trajekt (die overigens van veel oudere datum is).
Wanneer [naam interim bestuurder 1] in november 2017 het veld moet ruimen is de reactie van het personeel voorspelbaar: men voelt zich en masse in de steek gelaten en komt via OR, CLR en BLG in verzet. Dat richt zich tegen de Raad van Toezicht die [naam interim bestuurder 1] heeft ontslagen. Als deze vervolgens opzij stapt en plaats maakt voor een interim Raad van Toezicht komen de 3 managers vol in de vuurlinie te liggen. De nieuwe interim-bestuurder [naam verkenner] spreekt, binnen zijn beperkte mandaat, over een noodzakelijke "revitalisering" van de organisatie. Hij gaat met de managers in gesprek over hun rol en hun betrokkenheid. Zij volharden in hun hiërarchische rolopvatting en klagen over de weerstand en vijandigheid van medewerkers. Dat zij feitelijk medeschuldig zijn aan de ontstane situatie ontgaat hen.
Ondertussen is de relatie met de gemeente Maastricht in de loop van 2017 zodanig verder verslechterd dat de managers de toegang tot stadhuis en ambtenaren wordt ontzegd. De wethouder eist nadrukkelijk zodanige veranderingen dat hij weer vertrouwen kan krijgen in de prestaties van Trajekt. De ambtelijke top volgt deze opstelling, bij gevolg dat Trajekt verstoken raakt van voortgangsoverleg op bestuurlijk niveau. Daarmee komt de bedrijfscontinuïteit van Trajekt als uitvoeringsorganisatie voor gemeentelijk welzijnswerk in gevaar (…)
Mijn conclusie is dat er bij Trajekt twee problematieken over elkaar heen zijn geschoven: de veranderkundige, waarin een aantal strategische omissies leidt tot het vastlopen van de veranderoperatie. Daarnaast de sociaal-psychologische, waarin een lange historie zichtbaar wordt van verslechterende communicatie, polarisatie, gebrek aan betekenisgevend leiderschap en het ontbreken van voorbeeldgedrag. In het samenkomen van beide problematieken ligt de oorzaak voor de opeenvolgende uitbarstingen in 2017. (…)
De 3 managers vormen de verbinding tussen beide problematieken. Zij hebben de veranderkundige problemen niet vanuit vakmanschap of leiderschap geagendeerd bij de directeur/bestuurder. Zij geven mede leiding aan een organisatie die gaandeweg in de versukkeling terecht is gekomen zonder daarop de interveniëren of voor in de bres te springen. Door in hun gedrag te blijven acteren vanuit verleden en heden (zonder reflectie op de toekomst) hebben zij direct bijgedragen aan de continuïteit en intensiteit van de sociaal­ psychologische problematiek. Met als resultaat een sterk verweesde organisatie.
Ik bouw deze conclusie op eigen waarneming. Vanaf 12 maart tot 11 april heb ik 3 groepsoverleggen gehad met de 3 managers (vrije agenda), daarnaast verschillende een-op­ een gesprekken. Verder heb ik regelmatig met hen overlegd in MT-verband (3 managers plus staf). Concreet thema was: hoe kijken jullie aan tegen je rol in verleden en heden, wat is je beeld voor de toekomst, waarom hebben jullie niet ingegrepen, waarom zijn jullie zelf niet in verzet gekomen? Er zijn geen antwoorden gekomen, ook geen reflectie op eigen gedrag, op de positie van Trajekt, op risico's en kansen van het bedrijf. "Business as usual" was de algemene lijn van het overleg.
Tegelijkertijd heb ik moeten constateren dat Trajekt in een gevaarlijk negatieve spiraal is
terecht gekomen met haar belangrijkste opdrachtgever, de gemeente Maastricht. Andere partijen en partners stellen zich gereserveerd op en wachten af (bijv. Servatius, Levanto­ Groep, Radar e.a.).
(…)
Mijn conclusie is dat er bij Trajekt sprake is van een onhoudbare situatie. Enerzijds dwingen
de twee, door mij gesignaleerde probleemvelden op korte termijn tot een integrale
organisatieontwikkeling die gedragen wordt door managers en medewerkers. Daarmee
kunnen we ons een nieuwe toekomst "bevechten". Anderzijds blokkeert de aanwezigheid
van de 3 managers elke aanzet om tot een dergelijk proces te komen: eenvoudigweg omdat elke discussie, elke voorstel intern onmiddellijk "gekleurd" wordt door een discussie over de managers.
Er is dan onmiddellijk sprake van een strategisch risico voor Trajekt. De werk- en
opdrachtrelatie met de gemeente Maastricht móét verbeteren. Komt de
opdracht/subsidierelatie is gevaar, dan komt het bestaansrecht van Trajekt in de
gevarenzone. Concreet betekent dat een bedreiging van de (als goed ervaren) dienstverlening aan de ca. 200.000 inwoners van Zuid-Limburg. Het betekent ook een
bedreiging voor de werkgelegenheid van de professionals en vrijwilligers van Trajekt. Voor
Maastricht als opdrachtgever betekent het een voortdurende, bestuurlijke onzekerheid over het welzijnswerk in uitvoering.
De conclusie, hier verwoord als deels een uitwerking van elementen uit mijn opdracht als
interim-bestuurder is dat de positie van de 3 managers onhoudbaar is geworden. Zij hebben geen draagvlak zowel in (OR, CLR, RvT) als extern. Zij bieden geen veranderpotentieel voor de toekomst. Willen we ruimte en energie vrijmaken voor de toekomst van Trajekt, dan is de conclusie dat er andere, nieuwe competenties nodig, passend bij de eisen van de toekomst en niet bij de piketpalen van de historie.
2.10.
Zowel de RvT als de OR heeft het voorgenomen besluit van [naam interim bestuurder 2] om de drie gebiedsmanagers vrij te stellen van hun werkzaamheden ondersteund (bijlage 10 bij verzoekschrift).
2.11.
Bij brief van 24 april 2018 (bijlage 11 bij verzoekschrift) heeft [naam interim bestuurder 2] aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te kennen gegeven dat hij geen gebruik meer zou maken van de diensten van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] noch van die van de andere twee gebiedsmanagers (ze werden vrijgesteld van het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden) en dat het zijn insteek was om op korte termijn besprekingen te starten om tot een einde van de dienstverbanden te komen.
2.12.
Trajekt heeft met de twee andere gebiedsmanagers overeenstemming weten te bereiken over de beëindiging van hun arbeidsovereenkomsten, doch [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft zich tegen de non-actiefstelling verzet. Zij heeft zich op 29 mei 2018 op grond van art. 9.1 van de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde cao tot de Commissie van Geschillen gewend en een verzoek tot wedertewerkstelling ingediend.
Trajekt heeft in die procedure verweer gevoerd, doch zij is primair van mening dat genoemde Commissie op grond van art. 9.2 van de cao diende af te zien van verdere behandeling omdat het geschil inmiddels bij de kantonrechter aanhangig is gemaakt. De Commissie heeft (vooralsnog) het verzoek niet behandeld, laat staan een beslissing genomen.

3.Het verzoek en de tegenverzoeken

3.1.
Trajekt verzoekt dat - bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad - de arbeids-overeenkomst ontbonden wordt op basis van de “g-grond” (een verstoorde arbeidsverhouding) en dat bij het bepalen van de einddatum rekening gehouden wordt met de tijd gelegen tussen de ontvangst van dit verzoekschrift en de datum van het geven van deze beschikking, onder toewijzing van een transitievergoeding die zij becijfert op € 16.542,51 bruto, een en ander verder onder verwijzing van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in de proceskosten.
3.2.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verzoekt - bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad - de veroordeling van Trajekt:
- tot betaling van € 1.870,37 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten in verband met de non-actiefstelling;
en, indien het verzoek van Traject wordt afgewezen:
- de veroordeling van Trajekt om [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] toe te laten tot het verrichten van haar werk als gebiedsmanager of - als in rechte komt vast te staan dat die functie is vervallen - als manager (anderszins) in de organisatie van Trajekt, zulks binnen twee dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Trajekt nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
en, indien het verzoek van Trajekt wordt toegewezen:
  • de veroordeling van Trajekt tot betaling van de transitievergoeding ad € 16.784,00 bruto;
  • de veroordeling van Trajekt tot betaling van een billijke vergoeding ad € 540.543,00 bruto,
een en ander onder verwijzing van Trajekt in de proceskosten.
Ter zitting heeft Trajekt te kennen gegeven dat zij voor wat betreft de omvang van de transitievergoeding aansluit bij het door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] genoemde bedrag (dat iets hoger is dan Trajekt had becijferd).

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat het verzoek van Trajekt geen verband houdt met enig opzegverbod.
4.2.
Het verweer van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ziet er vooraleerst op dat de werkelijke reden van het verzoek van Trajekt volgens haar is gelegen in bedrijfseconomische overwegingen (de ‘a-grond’) en dat Trajekt derhalve een verzoek bij het UWV (had) moet(en) indienen om tot beëindiging van het dienstverband te geraken.
Zoals ter zitting reeds is besproken, kan en mag de kantonrechter slechts oordelen over het verzoek
zoals dat aan hem is voorgelegd(en dat is een ontbindingsverzoek op de ‘g-grond’) en
nietover een verzoek dat
nietaan hem is voorgelegd. Het gegeven dat Trajekt de weg naar het UWV niet heeft bewandeld, kan er dus niet - zoals [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] onder punt 73 van haar verweerschrift ten onrechte stelt - toe leiden dat Trajekt om díe reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat haar verzoek om díe reden moet worden afgewezen.
4.3.
Voorts is ter zitting aandacht besteed aan de vraag van de kantonrechter waarom Trajekt ervoor gekozen heeft om het verzoek (uitsluitend) op de ‘g-grond’ te baseren, nu de verwijten die Trajekt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] maakt, toch vooral betrekking hebben op haar functioneren (en dus de ‘d-grond’ wellicht voor de hand had gelegen, in ieder geval als aanvullende grond). Daarbij heeft Trajekt te kennen gegeven dat bewust voor deze weg is gekozen, en wel - kort gezegd - om strategische redenen. Daarop heeft de kantonrechter te kennen gegeven dat die keuze dan wel het risico inhoudt dat - indien hij tot het oordeel zou komen dat van een verstoorde arbeidsverhouding geen sprake is - het verzoek afgewezen zal (moeten) worden omdat geen andere grond is aangevoerd.
4.4.
Genoemd risico doet zich echter niet voor, nu op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam vast is komen te staan dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van Trajekt in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Die verstoring vindt haar oorzaak in de verwijten die Trajekt in feite het voltallige Management Team maakt, en daarmee dus ook de individuele leden daarvan, aangaande de (gezamenlijke) wijze van leidinggeven in de periode voorafgaand aan de ziekmelding van [naam directeur] in juli 2017. Dat die manier van leidinggeven in belangrijke mate tot voornoemde crisis heeft geleid (zelfs tot het punt dat het bestaansrecht van Trajekt in gevaar is gekomen doordat de relatie met de gemeente Maastricht, haar grootste opdrachtgever, ernstig is beschadigd) staat onweersproken vast en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] lijkt zich onvoldoende bewust te zijn van haar rol daarin, die zij bagatelliseert dan wel niet onderkent. Maar ook in de periode daarna is door drie opeenvolgende interim-bestuurders onafhankelijk van elkaar geoordeeld dat het Management Team niet in staat is het tij te keren. De laatste van die drie (en huidige) interim-bestuurders, [naam interim bestuurder 2] , heeft het op grond daarvan zelfs nodig gevonden de drie gebiedsmanagers op non-actief te stellen en zag zich daarin gesteund door zowel de OR, RvT als de CLR (Cliëntenraad). Daarmee staat in deze procedure vast dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geen voldoende draagvlak meer heeft bij Trajekt. Dat [naam interim bestuurder 2] heeft toegezegd dat de gebiedsmanagers zouden worden herplaatst, zoals [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ook nog heeft aangevoerd, is door Trajekt ter zitting (waar [naam interim bestuurder 2] aanwezig was) gemotiveerd betwist en is daarna niet vast komen te staan. Uit de stukken blijkt een dergelijke toezegging niet. Al met al dient de conclusie te luiden dat de kans op een verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen, ook in een andere functie, nihil te achten is. De kantonrechter zal daarom de arbeidsovereenkomst met inachtneming van art. 7:671b lid 8 onder a BW ontbinden, derhalve per 1 december 2018.
4.5.
De door Trajekt aangeboden en door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verzochte transitievergoeding zal worden toegewezen.
4.6.
Voor toewijzing van een ten laste van Trajekt komende billijke vergoeding aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is geen aanleiding omdat van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Trajekt niet gebleken is.
De opmerking van [naam verkenner] zoals hierboven aangehaald (waar [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich in dit kader op beroept), inhoudend dat de uitspraken van zijn voorganger [naam interim bestuurder 1] over de managers in de richting van medewerkers en opdrachtgevers en het ondermijnen van hun handelen er - in zijn optiek - toe geleid hebben dat zij binnen de organisatie ‘aangeschoten wild’ zijn geworden, is daartoe ontoereikend (want véél te weinig concreet). [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gaat er in dit verband bovendien aan voorbij dat ook [naam verkenner] vooral stevige kritiek uit op het functioneren van haar en haar collega’s in het MT.
4.7.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Trajekt tot de datum van dit vonnis begroot op € 519,00, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde en € 119,00 aan griffierecht.

5.Beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 december 2018;
5.2.
veroordeelt Trajekt om aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een transitievergoeding ad € 16.784,00 te betalen;
5.3.
veroordeelt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Trajekt tot de datum van dit vonnis begroot op € 519,00;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het door partijen meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
RK