ECLI:NL:RBLIM:2018:9765

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
6880296 \ CV EXPL 18-2710
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling door Stichting Aloysius tegen zorgcoördinator

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Aloysius en een zorgcoördinator, aangeduid als [gedaagde partij]. De stichting vorderde betaling van een bedrag van € 17.832,19, vermeerderd met rente en kosten, van de gedaagde partij. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere uitspraak van de kantonrechter in Leiden, waarbij de gedaagde partij was verzocht om zijn werkzaamheden te hervatten na een overplaatsing. De kantonrechter oordeelde dat Stichting Aloysius adequaat had gehandeld en dat er geen dwangsommen waren verbeurd. De rechter concludeerde dat de stichting zich constructief had opgesteld in de gesprekken met de gedaagde partij en dat de gedaagde partij geen recht had op de gevorderde dwangsommen. Het vonnis van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevestigde dat de gedaagde partij de kosten van de procedure diende te vergoeden, en dat de stichting recht had op de gevorderde betaling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6880296 \ CV EXPL 18-2710
Vonnis van de kantonrechter van 10 oktober 2018
in de zaak van:
de stichting STICHTING ALOYSIUS STICHTING ONDERWIJS JEUGDZORG,
gevestigd te Voorhout,
eisende partij,
gemachtigde mr. R. Kuizenga,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.G.T.M. Bekkers-van Heumen (DAS).
Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als Stichting Aloysius en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen van 28 augustus 2018
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stichting Aloysius is een organisatie voor onderwijs en jeugdzorg, die op 46 locaties in Nederland speciaal basisonderwijs en speciaal voortgezet onderwijs verzorgt voor kinderen en jongeren in de leeftijd van 4 tot 27 jaar. Daarnaast verzorgt Stichting Aloysius het onderwijs aan leerlingen in justitiële jeugdinrichtingen en jeugdzorginstellingen en adviseert en begeleidt zij leerlingen en onderwijsteams in diverse samenwerkingsverbanden in Nederland.
2.2.
[gedaagde partij] is als zorgcoördinator werkzaam op het Kennis- en Expertisecentrum De Donderberg (KEC).
2.3.
Stichting Aloysius heeft op 31 augustus 2017 besloten om [gedaagde partij] per 4 september 2017 definitief over te plaatsen naar de ondersteuningsdienst Triade in de functie van ambulant begeleider. [gedaagde partij] heeft tegen dit overplaatsingsbesluit beroep aangetekend bij de Commissie van beroep. Partijen hebben in overleg de mogelijkheid van mediation onderzocht, hetgeen echter niet tot een positief resultaat heeft geleid.
2.4.
Op 29 november 2017 heeft [gedaagde partij] een kort gedingprocedure geëntameerd bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden. [gedaagde partij] heeft daarin als voorziening bij voorraad gevorderd om binnen 24 uur na betekening van het vonnis weer in staat te worden gesteld om zijn werkzaamheden bij KEC De Donderberg – vso de Ortolaan op de normale gebruikelijke wijze te hervatten. Bij vonnis van 11 januari 2018 heeft de kantonrechter de gevraagde voorziening toegewezen. De kantonrechter heeft daaraan een dwangsom verbonden van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Stichting Aloysius niet aan het vonnis zal voldoen, zulks tot een maximum van € 25.000,00.
2.5.
Bij e-mailbericht van 16 januari 2018 van Stichting Aloysius aan de gemachtigde van [gedaagde partij] heeft Stichting Aloysius bericht dat er met [gedaagde partij] contact zal worden opgenomen over zijn rentree en mediation. Op 18 januari daaropvolgende heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen partijen, waarbij een vervolgafspraak is gemaakt voor 24 januari 2018.
2.6.
Bij e-mailbericht van 19 januari 2018 van Stichting Aloysius aan de gemachtigde van [gedaagde partij] heeft Stichting Aloysius aan [gedaagde partij] meegedeeld dat hij desgewenst op maandag 22 januari 2018 in zijn eigen functie op zijn oude werkplek kan hervatten. [gedaagde partij] is op 22 januari 2018 om hem moverende redenen niet op zijn werk verschenen.
2.7.
Op 23 januari 2018 is voornoemd vonnis van 11 januari 2018 aan Stichting Aloysius betekend.
2.8.
[gedaagde partij] heeft op 27 februari 2018 zijn werkzaamheden op locatie KEC De Donderberg – vso- de Ortolaan hervat.
2.9.
Op 27 maart 2018 is namens [gedaagde partij] executoriaal beslag gelegd onder de Rabobank, waardoor de tegoeden van Stichting Aloysius zijn bevroren. Stichting Aloysius heeft daarop het bedrag waarvoor beslag is gelegd aan de deurwaarder betaald.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Aloysius vordert in deze procedure - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 17.832,19, vermeerderd met rente en kosten, waaronder de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of [gedaagde partij] op goede gronden is overgegaan tot het innen van dwangsommen, aan Stichting Aloysius opgelegd bij vonnis van de rechtbank Den Haag, zittingslocatie Leiden, van 11 januari 2018.
4.2.
Uit de processtukken en uit hetgeen ter zitting door partijen over en weer naar voren is gebracht leidt de kantonrechter af, dat Stichting Aloysius na de uitspraak van de kantonrechter Leiden van 11 januari 2018 zich direct bereid heeft getoond het veroordelend vonnis na te komen. De kantonrechter constateert dat er van meet af aan sprake is geweest van een constructief overleg, waarbij door partijen over en weer voorstellen zijn ingebracht en gewijzigd. Partijen zijn aldus over de hervatting van [gedaagde partij] bij Stichting Aloysius in gesprek geraakt, wat echter langer heeft geduurd dan was voorzien. Dit langere tijdsbestek is mede aan [gedaagde partij] te wijten geweest, nu deze immers eisen en wensen op tafel heeft gelegd die niet alleen intern bij Stichting Aloysius, maar ook met [gedaagde partij] besproken moesten worden. Het tussen partijen gevoerde overleg is echter dusdanig constructief en positief verlopen, zodat uiteindelijk een zeker voor [gedaagde partij] positief eindresultaat is bereikt, te weten de hervatting van [gedaagde partij] bij Stichting Aloysius op zijn oude werkplek in zijn oude functie.
4.3.
Onder deze omstandigheden kan niet door [gedaagde partij] volgehouden worden, dat Stichting Aloysius onwillig was om de aan haar bij vonnis opgelegde veroordeling uit te voeren, echter door de onderlinge gesprekken en de interactie tussen partijen was het niet goed mogelijk om hier eerder uitvoering aan te geven. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er de onderhavige kwestie geen dwangsommen verbeurd. Immers is de opgelegde dwangsom bedoeld als prikkel om de hoofdveroordeling te voldoen. Uit de processtukken als ook uit het verhandelde ter zitting blijkt dat Stichting Aloysius geen enkel moment de intentie heeft gehad om niet aan het vonnis te voldoen. Integendeel, Stichting Aloysius heeft zich na de uitspraak van de kantonrechter Leiden een goed verliezer getoond en is vervolgens direct de gesprekken met [gedaagde partij] aangegaan. [gedaagde partij] heeft dan ook in alle redelijkheid geen aanspraak kunnen maken op verbeurde dwangsommen. Het door [gedaagde partij] gelegde beslag heeft vervolgens geleid tot een onverschuldigde betaling aan de kant van Stichting Aloysius. Dat betekent dat de vordering van Stichting Aloysius aan haar dient te worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.5.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Stichting Aloysius worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,86
  • griffierecht 952,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.653,86
4.6.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Stichting Aloysius te betalen een bedrag van € 18.985,19 ter zake hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 17.832,19 vanaf 9 april 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Stichting Aloysius gevallen en tot op heden begroot op € 1.653,86,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door Stichting Aloysius volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: