In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Aloysius en een zorgcoördinator, aangeduid als [gedaagde partij]. De stichting vorderde betaling van een bedrag van € 17.832,19, vermeerderd met rente en kosten, van de gedaagde partij. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere uitspraak van de kantonrechter in Leiden, waarbij de gedaagde partij was verzocht om zijn werkzaamheden te hervatten na een overplaatsing. De kantonrechter oordeelde dat Stichting Aloysius adequaat had gehandeld en dat er geen dwangsommen waren verbeurd. De rechter concludeerde dat de stichting zich constructief had opgesteld in de gesprekken met de gedaagde partij en dat de gedaagde partij geen recht had op de gevorderde dwangsommen. Het vonnis van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevestigde dat de gedaagde partij de kosten van de procedure diende te vergoeden, en dat de stichting recht had op de gevorderde betaling.