In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van Speelautomatenhal Schinveld B.V. tegen besluiten van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Onderbanken. De verzoekster had geen exploitatie- en aanwezigheidsvergunning voor haar speelautomatenhal en was door de burgemeester op 19 juli 2018 geconfronteerd met een besluit om haar aanvraag voor een vergunning buiten behandeling te laten. Daarnaast had het college op 22 augustus 2018 een last onder dwangsom opgelegd, waarbij verzoekster werd gelast om de exploitatie van de inrichting te staken. De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit van het college onbevoegd was genomen, omdat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden. Ondanks het gebrek in het besluit, werd het verzoek om voorlopige voorziening dat betrekking had op het besluit van 19 juli 2018 afgewezen, omdat de burgemeester bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te laten. De voorzieningenrechter schorste echter het besluit van 22 augustus 2018 tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, om te voorkomen dat het onbevoegd genomen besluit zou worden geëffectueerd. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.