ECLI:NL:RBLIM:2018:9511

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
04 7035276 CV EXPL 18-4211
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contributie door vereniging tegen gedaagde partijen

In deze zaak vordert de vereniging Reddingsbrigade Watervrienden Sittard betaling van contributie van gedaagde partijen, die hun zoon had ingeschreven voor zwemlessen. De gedaagde partijen hebben de verschuldigde contributie van € 211,50 onbetaald gelaten, ondanks meerdere herinneringen en een ingebrekestelling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen de partijen, waarbij de eisende partij zich verplichtte tot het geven van zwemlessen en de gedaagde partij tot betaling van de kosten. Gedaagde partijen voerden verweer, stellende dat er onvoldoende voortgang was geboekt en dat er geen terugkoppeling was gegeven over de zwemlessen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde partijen niet voldoende onderbouwde feiten hebben gepresenteerd om hun verweer te staven. Aangezien er geen bewijs is dat de eisende partij tekort is geschoten in haar verplichtingen, werd de vordering tot betaling van de contributie toegewezen. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 326,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7035276 \ CV EXPL 18-4211
Vonnis van de kantonrechter van 10 oktober 2018
in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid REDDINGSBRIGADE WATERVRIENDEN SITTARD,
gevestigd te Sittard,
eisende partij,
gemachtigde P. de Ruijter,
tegen:

1.[gedaagde partij sub 1] ,wonend [adres gedaagde partijen] ,[woonplaats gedaagde partijen] ,

2.
[gedaagde partij sub 2],
wonend [adres gedaagde partijen] ,
[woonplaats gedaagde partijen] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft haar zoon op 18 april 2015 laten inschrijven voor zwemlessen bij eisende partij. Ter zake heeft gedaagde partij sub 1 een aanmeldingsformulier ingevuld en ondertekend.
2.2.
Gedaagde partij heeft de verschuldigde contributie tot een bedrag van € 211,50 onbetaald gelaten.
2.3.
Bij brieven van 29 oktober 2017, 30 december 2017 en 4 februari 2018 is gedaagde partij aan de betaling herinnerd.
Vervolgens is gedaagde partij bij brief van 19 maart 2018 van de gemachtigde van eisende partij in gebreke gesteld en bij brieven van 23 maart 2018 en 28 maart 2018 aan de betaling herinnerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 251,50 (€ 211,50 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het geven van zwemlessen door eisende partij aan de minderjarige zoon van gedaagde partij. Dit brengt wederzijdse verplichtingen met zich. Eisende partij is gehouden tot het geven van zwemlessen en gedaagde partij heeft zich verplicht tot de betaling van de daaraan verbonden kosten.
4.2.
Gedaagde partij voert tegen de vordering aan het niet eens te zijn met de zwemles. Er is onvoldoende voortgang geboekt en geen terugkoppeling gegeven. Nadat gedaagde partij haar zoon heeft aangemeld bij een andere vereniging is hij een aantal groepen teruggeplaatst en is hij nu zover dat hij eindelijk kan afzwemmen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Zoals hiervoor reeds is aangegeven hebben partijen verplichtingen ten opzichte van elkaar. De juridische kwalificatie van het gevoerde verweer is toerekenbare tekortkoming. Gedaagde partij stelt immers dat eisende partij tekort is geschoten bij het geven van zwemlessen en de terugkoppeling daarvan. Op gedaagde partij rust de stelplicht en bewijslast van dit verweer. Zo dient gedaagde partij voldoende onderbouwde feiten te stellen waaruit het tekort schieten van gedaagde partij blijkt. Dit heeft gedaagde partij echter niet gedaan. Uit niets blijkt immers dat gedaagde partij (schriftelijk) heeft geklaagd over de kwaliteit van de lessen en dat eisende partij in de gelegenheid is gesteld om eventueel verbeteringen door te voeren. Het verweer van gedaagde partij strandt daarom bij gebrek aan onderbouwing.
4.4.
Nu niet in rechte vast staat dat eisende partij op enige wijze is tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst, is gedaagde partij gehouden de overeengekomen kosten te voldoen. De gevorderde hoofdsom wordt daarom toegewezen alsmede de daarover gevorderde wettelijke rente.
4.5.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven
ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 87,42
  • griffierecht 119,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 326,42
Voor toewijzing van meer of andere proceskosten, zoals door eisende partij gevorderd, is geen wettelijke grondslag.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, zodat de een betaalt de ander daarvan is bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 211,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, zodat de een betaalt de ander daarvan is bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 326,42,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij verder hoofdelijk, zodat de een betaalt de ander daarvan is bevrijd, onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 30,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: