In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en verweerster over de toekenning van een transitievergoeding en de toepassing van de overbruggingsregeling voor kleine werkgevers. Verzoekster, een kapster, heeft een verzoek ingediend tot toekenning van een gefixeerde schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van een opzegtermijn van vier maanden en tot nabetaling van een transitievergoeding. Verweerster, de werkgever, heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd op basis van bedrijfseconomische redenen en heeft een transitievergoeding van € 2868,70 bruto aan verzoekster betaald, waarbij zij zich beroept op de kleine werkgeversregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet kan aantonen dat er sprake is van een dienstverband van tien jaar of langer, waardoor de opzegtermijn van twee maanden correct is. De rechter heeft ook geoordeeld dat verweerster voldoet aan de voorwaarden voor de overbruggingsregeling, maar dat de transitievergoeding niet kan worden teruggevorderd omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen door verzoekster is aangetoond.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter alle verzoeken van beide partijen afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter te Roermond, en is uitgesproken ter terechtzitting op 8 oktober 2018.