ECLI:NL:RBLIM:2018:9474

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
5 oktober 2018
Zaaknummer
C/03/247283 / JE RK 18-467
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van voorlopige ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 21 maart 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidoost Nederland, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is bijgestaan door haar advocaat, mr. S.E.G.N. Schnabel. De kinderrechter heeft eerder op 7 maart 2018 een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, waarbij [minderjarige] voor de duur van twee weken in een pleeggezin is geplaatst. De Raad heeft nu verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de zorg en veiligheid die de moeder kan bieden.

Tijdens de zitting op 16 maart 2018 is de situatie van de moeder besproken. De Raad heeft aangegeven dat de moeder onvoldoende in staat is om de nodige zorg te bieden, mede door haar persoonlijke en psychische problematiek. Ondanks dat de moeder bereid lijkt om hulp te accepteren, is er onvoldoende probleembesef en heeft zij eerder hulpverlening niet afgemaakt. De kinderrechter heeft de argumenten van de Raad overgenomen en geconcludeerd dat een gedwongen kader noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige].

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen, met ingang van 21 maart 2018, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling tot 7 juni 2018. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens: C/03/247283 / JE RK 18-467
Datum uitspraak: 21 maart 2018

Beschikking (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDOOST NEDERLAND, hierna te noemen de raad, gevestigd te Maastricht,
betreffende de minderjarige
[minderjarige], geboren op [2018] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[belanghebbende] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.E.G.N. Schnabel, kantoorhoudende te Maastricht.
Gezien de stukken, waaronder de door de kinderrechter van deze rechtbank gegeven en uitgesproken beschikking van 7 maart 2018.

Het verdere procesverloop

Bij beschikking van 7 maart 2018 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te Roermond (hierna te noemen de GI), gesteld tot 7 juni 2018. Bij diezelfde beschikking is eveneens een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verleend voor de duur van twee weken.
De resterende termijn van het verzoek is aangehouden in afwachting van het belanghebbendenverhoor.
Op 16 maart 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Schnabel,
- een vertegenwoordiger van de raad.

Het standpunt van de belanghebbenden

De raad heeft gepersisteerd bij het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de raad gesteld dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Deze ernstige ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de ernstige persoonlijke en psychische problematiek ([omschrijving problematiek]) bij de moeder, [omschrijving gedrag], waardoor de moeder onvoldoende (emotioneel) beschikbaar is voor [minderjarige] en niet in staat is de nodige basale zorg en veiligheid te bieden, die [minderjarige] nodig heeft. Daarnaast is er sprake van een zeer beperkt sociaal netwerk.
De moeder lijkt op dit moment weliswaar bereid, maar is niet in staat om onder eigen verantwoordelijkheid die bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, omdat er sprake is van onvoldoende probleembesef en de moeder een patroon laat zien van voortijdig afhaken en niet afmaken van een behandeling voor haar persoonlijke problematiek. Er is reeds veel hulpverlening opgestart, maar de moeder heeft de hulp nooit afgemaakt.
De raad acht een gedwongen kader daarom noodzakelijk.
De moeder heeft het liefst dat [minderjarige] thuisgeplaatst wordt, maar voert thans geen verweer tegen de machtiging tot uithuisplaatsing omdat zij de zorgen aan de zijde van de raad begrijpt. Tijdens de zwangerschap is de hulpverlening door de moeder gestopt omdat dit te veel voor haar was. Thans is de moeder evenwel bereid haar medewerking te verlenen, waarbij zij het van belang acht dat de hulpverlening gericht is op uiteindelijke thuisplaatsing van [minderjarige] . De advocaat van de moeder heeft nog verklaard dat de moeder in ieder geval kan voorzien in alle basisbehoeften van de baby. Zij toont foto’s van de babykamer, zoals de moeder die thuis heeft klaargemaakt voor de komst van [minderjarige] .

De verdere beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b BW kan de kinderrechter op verzoek van de raad een machtiging verlenen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b lid 2 BW dient de raad bij haar verzoek een verleningsbesluit van het college van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel
2.3
lid 1 van de Jeugdwet over te leggen. De raad heeft dit verleningsbesluit, opgemaakt door de [gemeente] op 12 maart 2018, overgelegd.
Met de raad en op de door de raad in het verzoekschrift en ter zitting nader toegelichte gronden, die de kinderrechter, na eigen beoordeling daarvan, overneemt en tot de hare maakt, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan voornoemd wettelijke criterium.
De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Door toewijzing van de gevraagde machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling bestaat er zijdens de raad geen belang meer bij toewijzing van de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende duur van twee weken.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , geboren op [2018] ,
in een pleeggezin, met ingang van 21 maart 2018, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, derhalve tot 7 juni 2018;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.C. Leinders als griffier en in het openbaar uitgesproken op
21 maart 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch