ECLI:NL:RBLIM:2018:9472

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
5 oktober 2018
Zaaknummer
C/03/245234 / JE RK 18-78
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een ongeboren kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een ongeboren kind, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland. De moeder, die in verwachting is van het ongeboren kind, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. De Raad stelde dat er ernstige persoonlijke en psychische problematiek bij de moeder aanwezig is, waardoor het ongeboren kind in zijn ontwikkeling bedreigd wordt. De moeder zou onvoldoende emotionele beschikbaarheid hebben en niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg en veiligheid te bieden. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, om de hulpverlening te waarborgen en te continueren.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de moeder als een vertegenwoordiger van de Raad zijn gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp en dat zij al enige tijd stabiel is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder sinds juli 2017 hulp aanvaardt en zich bereid toont om mee te werken aan een 24-uurs opname. Gezien de acceptatie van hulp en het nakomen van afspraken door de moeder, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat er geen grond is voor een ingrijpende maatregel als een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, omdat niet voldaan is aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
zaakgegevens : C/03/245234 / JE RK 18-78
datum uitspraak: 6 februari 2018

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht,

hierna te noemen de raad,
gevestigd te Maastricht,
betreffende

het ongeboren kind [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[belanghebbende] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.M.J. Dohmen, kantoorhoudend te Maastricht.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
-het verzoek met bijlagen van de raad van 11 januari 2018, ingekomen bij de rechtbank op
12 januari 2018;
-een door de moeder overgelegde productie, ingekomen bij de rechtbank op 24 januari 2018.
Op 26 januari 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordigster van de raad.

De feiten

De moeder is op dit moment in verwachting van het ongeboren kind. Het gezag over het ongeboren kind zal na de geboorte van rechtswege worden uitgeoefend door de moeder.

Het verzoek

De raad heeft verzocht om het ongeboren kind onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de raad gesteld dat het ongeboren kind in de ontwikkeling wordt bedreigd. De bedreiging is gelegen in de ernstige persoonlijke en psychische problematiek bij de moeder, [omschrijving gedrag], waardoor de moeder onvoldoende (emotioneel) beschikbaar is voor haar kind en niet in staat is de basale zorg en veiligheid te bieden, die de (nog ongeboren) baby nodig heeft. Daarnaast is er sprake van een zeer beperkt sociaal netwerk.
De moeder lijkt op dit moment weliswaar bereid, maar is niet in staat om onder eigen verantwoordelijkheid die bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, omdat er sprake is van onvoldoende probleembesef en de moeder een patroon laat zien van voortijdig afhaken en niet afmaken van een behandeling voor haar persoonlijke problematiek.
De maatregel is reeds nu noodzakelijk om binnen de ondertoezichtstelling met de gezinsvoogd zaken rondom de geboorte te regelen maar vooral om de hulpverlening te garanderen en te continueren. Bovendien kan de ondertoezichtstelling tijdens de zwangerschap benut worden om te beoordelen of er voldoende gehandeld is in het belang van het kind en er geschikte huisvesting is gevonden voor moeder en kind.
De raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd. Er is veel hulpverlening opgestart, maar de moeder heeft de hulp nooit afgemaakt. [omschrijving gedrag]. Het gaat thans beter met de moeder en zij werkt ook mee. De raad meent dat de moeder nu meewerkt uit angst voor een gedwongen kader. De moeder heeft veel ondersteuning nodig in de basale dingen maar zij is niet bij machte structuur en regelmaat te bieden aan haar nog ongeboren kind. Tijdens het netwerk overleg is gebleken dat iedereen het eens was dat de moeder 24-uurs zorg nodig heeft, waaraan de moeder wil meewerken. Indien deze opvang niet mogelijk is, dient de GI in overleg met de instanties te bekijken welke mogelijkheden er zijn waarbij gedacht wordt om al intensieve hulp in het weekend in te zetten.

Het verweer

Door en namens de moeder is gemotiveerd verweer gevoerd. De moeder heeft grote moeite met de manier waarop zij door de raad in het rapport is neergezet. Dat verdient nuancering. De moeder ontkent zich aan de hulpverlening te onttrekken. Zij heeft juist zelf hulp ingeschakeld. Dat niet alle hulp van de grond is gekomen heeft te maken met de lange wachtlijsten. Ook ontkent de moeder dat zij haar behandelingen niet heeft afgemaakt. De moeder staat open voor alle hulp die geboden wordt. Ze is al 7 maanden stabiel doordat zij zelf hulp heeft gezocht en aangenomen. Er is nog steeds veel hulp betrokken bij de moeder. Hulpverleners kunnen aan de bel trekken als het met de moeder de verkeerde kant uitgaat. De moeder krijgt over twee weken de sleutel van haar nieuwe woonruimte.
De psycholoog van [instelling 1] brengt de moeder wekelijks een bezoek en [instelling 2] komt twee keer per week bij de moeder, ook als de moeder eigen woonruimte heeft. Verder wordt nog ambulante hulp van [instelling 3] ingezet. De moeder heeft op 2 februari 2018 een intake bij de [instelling 4]. Zij kan daar opgenomen worden, maar dit kan enkel door de week. De moeder wil meewerken aan een 24-uurs plaatsing, maar het blijkt moeilijk om haar in zo’n zorginstelling te plaatsen. De moeder pleit voor afwijzing van het verzochte.

De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) volgt dat een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd terwijl voorts de verwachting gerechtvaardigd dient te zijn dat de ouders(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
Een ongeboren kind is als zodanig weliswaar geen drager van rechten en plichten, maar op grond van artikel 1:2 BW wordt het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. De kinderrechter oordeelt dat deze situatie zich hier voordoet en dat het ongeboren kind [minderjarige] de bescherming van het Nederlandse recht toekomt.
De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Op grond van de beschikbare informatie is sprake van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het nog ongeboren kind. Deze bedreiging bestaat uit de ernstige persoonlijke en psychische problematiek bij de moeder, waardoor de moeder onvoorspelbaar is in haar gedrag. De moeder heeft deze problematiek niet ontkend.
De moeder heeft echter onweersproken aangegeven dat zij sedert langere tijd hulp aanvaardt en zelfs bereid is mee te werken aan een 24 uurs opname, zoals door de raad is geadviseerd. Uit de door de moeder overgelegde stukken blijkt dat zij sedert 10 juli 2017 hulp aanvaardt van [instelling 1] en zich begeleidbaar opstelt en vanaf 24 augustus 2017 hulp aanvaardt van [instelling 2] en afspraken nakomt.
Nu gebleken is dat de moeder al gedurende vele maanden hulp accepteert en trouw is in het nakomen van afspraken is er geen grond voor een ingrijpende maatregel als een ondertoezichtstelling. De stelling van de raad dat de moeder hulp slechts accepteert om een ondertoezichtstelling te voorkomen, maakt dit niet anders.
Daarnaast hebben de huidige hulpverleners de mogelijkheid om de raad direct te informeren als blijkt dat de moeder de hulp niet langer of onvoldoende accepteert.
Uit het voorgaande volgt dat thans niet is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het BW, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch