ECLI:NL:RBLIM:2018:9360

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
04 6970488 cv expl 18-3670
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Telemarketing en de rechtsgeldigheid van een overeenkomst tussen een B.V. en een niet-consument

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 3 oktober 2018, stond de rechtsgeldigheid van een overeenkomst tussen de besloten vennootschap Trademark Office B.V. en een gedaagde partij centraal. De gedaagde partij, die niet als consument werd beschouwd, had een overeenkomst gesloten voor de registratie van een domeinnaam na een telefonische benadering door Trademark. De gedaagde partij betwistte de geldigheid van de overeenkomst en voerde aan dat deze tot stand was gekomen onder dwang en misleiding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij voldoende gelegenheid had gehad om verweer te voeren en dat er geen substantiële schending van de substantiëringsplicht was. De rechter concludeerde dat de overeenkomst rechtsgeldig was, omdat de gedaagde partij akkoord was gegaan met de voorwaarden tijdens een tweede telefoongesprek, dat werd bevestigd in een e-mail. De vordering van Trademark tot betaling van € 422,26 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente, en de gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten. Het beroep van de gedaagde partij op vernietiging van de overeenkomst werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde misleiding of dwaling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6970488 \ CV EXPL 18-3670
Vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADEMARK OFFICE B.V.,
statutair gevestigd te Groningen, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
eisende partij,
gemachtigde Norrad Incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

Partijen zullen hierna Trademark en [gedaagde partij] genoemd worden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 mei 2018,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens inhoudende een eis in reconventie,
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben op 4 januari 2018 bij een telefonisch contact een overeenkomst gesloten met betrekking tot het registreren door Trademark van de domeinnaam van [gedaagde partij]
[domeinnaam 1 gedaagde partij]voor een periode van tien jaar en het doorlinken van deze domeinnaam naar de website
[domeinnaam 2 gedaagde partij]tegen betaling van een bedrag van € 297,50 (exclusief btw) voor de gehele periode.
3.2.
De gemaakte afspraken zijn door Trademark bevestigd in een op 5 januari 2018 aan [gedaagde partij] toegezonden e-mail.
3.3.
Bij e-mail van 6 januari 2018 heeft [gedaagde partij] aan Trademark bericht niet akkoord te gaan met registratie van haar domeinnaam voor 10 jaar.

4.Het geschil in conventie en in reconventie

Trademark partij vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 422,26 (€ 359,98 hoofdsom, € 54,00 incassokosten en € 8,28 rente), te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten. Trademark voert verweer tegen de door [gedaagde partij] gevorderde schadevergoeding.
4.1.
[gedaagde partij] voert verweer tegen de vordering van Trademark, waarbij zij vernietiging van de overeenkomst wenst, en vordert samengevat - veroordeling van Trademark tot betaling van een bedrag van € 540,79.
4.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
De kantonrechter gaat vooreerst voorbij aan het door [gedaagde partij] gedane beroep op schending van de substantiëringsplicht. [gedaagde partij] heeft weliswaar direct op 6 januari 2018 gereageerd op de aan haar bij e-mail van 5 januari 2018 door Trademark toegezonden bevestiging van de op 4 januari 2018 gemaakte afspraken, doch van reacties van de zijde van [gedaagde partij] op de brieven van de nadien door Trademark ingeschakelde gemachtigde van 26 februari 2018 en 20 maart 2018 is niet gebleken. Op schending van de in artikel 111 lid 3 Rv opgenomen substantiëringsplicht staat geen (wettelijke) sanctie. Nu [gedaagde partij] in deze procedure voldoende gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren tegen de vordering is zij niet in haar belangen is geschaad, zodat de kantonrechter geen redenen ziet om een sanctie toe te passen.
5.2.
Bij de inhoudelijke beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat [gedaagde partij] bij het telefonische contact door Trademark is benaderd in het kader van haar bedrijfsuitoefening, zodat zij niet heeft te gelden als consument. Dit betekent dat, voor zover zulks door [gedaagde partij] wordt betoogd, [gedaagde partij] geen bescherming toekomt op grond van de voor consumenten geldende beschermingsbepalingen bij telemarketing.
5.3.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft Trademark gesteld dat de toestemming voor de onderhavige overeenkomst door [gedaagde partij] uit vrije wil is verstrekt, hetgeen is vastgelegd in de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde transcriptie van het opgenomen telefoongesprek van 4 januari 2018.
5.4.
[gedaagde partij] heeft gesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen op grond van onjuiste en misleidende door Trademark bij het telefonisch contact op 4 januari 2018 gegeven informatie. Op grond daarvan stelt [gedaagde partij] dat geen sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst c.q. doet zij onder meer een beroep op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden en wenst zij vernietiging van de overeenkomst.
5.5.
[gedaagde partij] stelt daarbij dat zij op het moment dat zij door Trademark op haar mobiele telefoon werd gebeld, in de auto zat en overvallen werd door de inhoud van het gesprek. Bij dat gesprek heeft [gedaagde partij] aangegeven dat het telefoongesprek haar niet gelegen kwam.
5.6.
Trademark heeft erkend dat [gedaagde partij] bij dat gesprek heeft aangegeven dat zij in de auto zat dat het haar niet goed uitkwam, hetgeen - aldus Trademark - is gerespecteerd. Voor zover [gedaagde partij] met voormelde stelling tracht te doen voorkomen dat sprake is geweest van één telefoongesprek, kan zij daarin niet worden gevolgd, nu Trademark niet weersproken heeft gesteld dat er twee telefonische contactmomenten zijn geweest. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [gedaagde partij] na het gesprek, waarbij [gedaagde partij] in de auto zat, voor een tweede gesprek is teruggebeld door Trademark en dat de overeenkomst, die Trademark aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, bij dit tweede telefoongesprek is gesloten en dat de bandopname, waarvan de transcriptie is overgelegd, is gemaakt van dit tweede telefoongesprek.
5.7.
Door [gedaagde partij] is niet gemotiveerd betwist dat zij bij dit tweede telefoongesprek met Trademark akkoord is gegaan met het aanbod van Trademark voor het registreren van haar domeinnaam, zoals is vermeld in die transcriptie en nadien is bevestigd in de e-mail van 5 januari 2018. [gedaagde partij] betwist wel de inhoud van de transcriptie "bij gebrek aan verifieerbaar bewijs" en stelt dat die transcriptie sowieso onvolledig is omdat hetgeen voorafgaande aan de opname van het gesprek is gezegd niet is opgenomen, doch met die enkele stelling wordt de inhoud van de transcriptie en de in de e-mail opgenomen bevestiging van de gemaakte afspraken niet weerlegd. Bij gebreke van voldoende aanknopingspunten om de transcriptie en de e-mail terzijde te schuiven gaat de kantonrechter dan ook uit van een rechtsgeldig tussen partijen op 4 januari 2018 gesloten overeenkomst.
5.8.
Bij haar verweer heeft [gedaagde partij] voorts aansluiting gezocht bij een door 31 personen als eisers tegen Trademark aanhangig gemaakte procedure. In die procedure is blijkens de door [gedaagde partij] overgelegde stukken een regeling is getroffen, waarbij Trademark heeft toegezegd zich niet te zullen voordoen als onafhankelijke instantie op het gebied van (controle bij) de uitgifte van domeinnamen, niet te melden dat een andere partij de .com, .eu, .info, .org etc. variant van de domeinnaam wil registreren en geen melding te maken van het eerste registratierecht om de registratie door de derde partij te voorkomen. De gedragingen waarvan Trademark jegens die eisers heeft toegezegd zich te zullen onthouden worden door [gedaagde partij] in de onderhavige procedure gesteld als handelwijze waarvan Trademark zich jegens haar heeft bediend en waardoor zij de onderhavige overeenkomst heeft gesloten. De stellingen van eisers in die procedure waren kennelijk zodanig dat Trademark om haar moverende redenen bereid was een regeling te treffen.
5.9.
Het feit dat Trademark in die procedure heeft toegezegd zich te zullen onthouden van voormelde handelwijze, betekent echter niet dat Trademark zich van die handelwijze bij de contacten met [gedaagde partij] heeft bediend. Daarvoor zijn in de - door Trademark uitdrukkelijk betwiste - stellingen van [gedaagde partij] onvoldoende en duidelijke aanknopingspunten te vinden. De kantonrechter acht dit verweer onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. [gedaagde partij] heeft ten aanzien van gestelde handelwijze geen concreet en gespecificeerd bewijsaanbod gedaan, zodat aan dit verweer voorbij wordt gegaan. Daaruit volgt dat geen grondslag gevonden kan worden voor honorering van de door [gedaagde partij] beoogde vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling en/of bedrog en/of bedreiging en/of misbruik van omstandigheden.
5.10.
In de enkele stelling van [gedaagde partij] waarbij een beroep wordt gedaan op de redelijkheid en billijkheid ziet de kantonrechter bij gebreke van een gemotiveerde onderbouwing geen grondslag voor afwijzing van de vorderingen van Trademark.
5.11.
Al het vorenstaande impliceert dat de door Trademark op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst gevorderde betaling zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde rente wordt toegewezen over het bedrag van € 359,98 vanaf 5 mei 2018.
5.12.
[gedaagde partij] heeft aan haar vordering tot betaling van een schadevergoeding ten grondslag dat sprake is van een door Trademark jegens haar gepleegde onrechtmatige daad. Omdat op grond van het vorenstaande geconcludeerd moet worden dat daarvan niet is gebleken, ontbeert de vordering van [gedaagde partij] een grondslag voor toewijzing van het door haar gevorderde schadebedrag. Die vordering zal derhalve worden afgewezen.
5.13.
[gedaagde partij] wordt aangemerkt in de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Trademark worden begroot op:
  • dagvaarding € 88,53
  • griffierecht 119,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 327,53.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en reconventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Trademark te betalen een bedrag van € 422,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 359,98 vanaf 5 mei 2018 tot de dag van de voldoening,
6.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Trademark gevallen en tot op heden begroot op € 327,53,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken.
type: TC
coll: