Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- de nagezonden stukken van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van Nagel und Hoffbaur.
2.De feiten
4.De beoordeling
980,00;
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen de vennootschap naar Duits recht, Nagel und Hoffbaur GmbH & Co KG, gevestigd te Aken, Duitsland. Eiser stelt dat de roerende zaken die onder hem in executoriaal beslag zijn genomen, niet zijn eigendom zijn, maar eigendom van zijn zonen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser geen belang heeft bij zijn vordering, omdat, zelfs als zijn stelling juist is, de schade niet door hem maar door zijn zonen zou worden geleden als gevolg van de voorgenomen executoriale verkoop. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij aansprakelijk zou zijn jegens zijn zonen in het geval van een executie.
De procedure begon met een dagvaarding en omvatte onder andere een mondelinge behandeling en pleitnota's van beide partijen. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder verklaringen van zijn accountant, waaruit blijkt dat de roerende zaken bij akte zijn overgedragen aan zijn zonen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de executieverkoop van de beslagen roerende zaken gepland staat op 5 oktober 2018, wat het spoedeisend belang van de vordering van eiser bevestigt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiser afgewezen, omdat hij geen belang heeft bij de vordering. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van Nagel und Hoffbaur, die zijn begroot op € 1.606,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten op 1 oktober 2018.