Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam BV]
1.De procedure
2.Het geschil
hoofdsom beperkt tot € 453,35en hebben zij haar vorderingen voor het overige gehandhaafd. Voor die resterende vorderingen is harerzijds - waar nodig - bewijs aangeboden, doch in volstrekt algemene bewoordingen naar onderwerp en middelen (“Eiseres biedt aan al haar stellingen te bewijzen met alle middelen rechtens”).
bedrag van € 50,06 aan vervallen geachte handelsrente. Een renteberekening is niet bijgevoegd. Zij claimen verder op basis van de gangbare (op de wet stoelende) staffel
voor invorderingskosten€ 450,00 exclusief btw
(€ 544,50inclusief deze omzetbelasting) aan vergoeding. De stichtingen hebben in het inleidende processtuk geen melding gemaakt van enige vorm van verweer van de kant van [gedaagde] , noch van reëel contact met de debiteur (de echtgenote van de bestuurder) over de vordering.
3.De beoordeling
- Er wordt in het exploot van dagvaarding in het geheel geen melding gemaakt van hardnekkige pogingen van de echtgenote van de [gedaagde] -bestuurder om vanuit de met omvallen bedreigde onderneming middelen beschikbaar te krijgen om de (erkende) achterstand in de betaling in kleinere porties betaalbaar te stellen.
- Er is weliswaar verwezen naar een prod.5 maar louter om ‘de buitengerechtelijk verrichte werkzaamheden te specificeren’, terwijl juist uit de onbesproken gelaten inhoud van het stuk met de naam ‘Overzicht gespreksnotities’ blijkt dat Vesting Finance sedert 15 februari 2017 bestookt is met telefoontjes en e-mailberichten van mevrouw [naam echtgenote bestuurder] waaruit haar intentie blijkt om - zonder nodeloze (verdere) kosten - op een redelijke termijn aan resterende verplichtingen te voldoen.
- Vrijwel terstond nadat [gedaagde] geconfronteerd was met het onbetaald laten van de op dat moment enige factuur (die van 30 december 2016 ad € 1 169,81) via de aanmaning d.d. 10 februari 2017 van Vesting Finance (opvallenderwijs niet vanuit Hilversum doch vanuit Heerenveen verzonden en al even opvallend voorzien van een ultrakorte termijn van slechts vijf dagen voor de voldoening), is de hoofdsom betaald, namelijk direct na het weekend, op maandag 13 februari 2017.
- De discussie tussen partijen ging toen dus niet over de hoofdsom maar over de vraag of eisende partij terecht zowel vertragingsrente als kosten van incasso (een fors bedrag van op dat moment € 181,50) in rekening bracht.
- Vervolgens escaleerde het dispuut, nader gecompliceerd door het feit dat per 23 juli 2017 een aanvullende factuur ten belope van € 1 707,43 voor het jaar 2017 aan de vordering toegevoegd is.
- Minstens even opmerkelijk is dat Vesting Finance zelf als mede-hoofdrolspeler in de vijfde productie (het ‘overzicht’) op de datum 31 augustus 2017 aantekent: “Overgedragen op 10-02 en betaling bij cliente ontvangen op 13-02. Weekend zat er ook tussen. Gezien de openstaande kosten en de snelle betaling staan wij juridisch niet sterk en maken geen kosten verhogende maatregelingen (sic!) meer”.
AANKONDIGING DAGVAARDING” van Vesting Finance te Heerenveen waarin zonder enige uitleg aangekondigd werd dat tot dagvaarding overgegaan zou worden als niet uiterlijk 27 september 2017 betaling zou hebben plaatsgevonden van een ongespecificeerd bedrag van € 2 254,08. Het spreekt vanzelf dat [gedaagde] van dit bedrag, dat vervolgens ook niet terugkeert in de exploottekst van 16 oktober 2017, geen chocola kon maken. Dat in het exploot de rekensom wederom begint met een hoofdsom van € 2 877,24 en dat daarop slechts het al sedert 13 februari 2017 in handen van de stichtingen zijnde bedrag van de eerste factuur in mindering gebracht is, is mede opvallend omdat - naar de stichtingen sedert 1 november 2017 erkennen - al op 11 oktober 2017, dus VIJF DAGEN vóór dagvaarding, een groot deel van het bedrag in de tweede factuur betaald was. De rest zou volgen.
kon voldoenen voor een deel (waar het om die nodeloze en onredelijke kosten ging) niet
wilde voldoen. Hoewel de kantonrechter aanneemt dat [gedaagde] haar verplichting ten aanzien van de bedragen in hoofdsom inmiddels (sinds eind december 2017) geheel inloste (zoals zij in haar dupliek verzekerde), zal op dat punt bij gebreke van bevestiging van de kant van eisende partij nog wel een (voorwaardelijke) veroordeling uitgesproken worden.