7.2.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze voorschriften afdoende gewaarborgd dat de horecavoorzieningen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en dat zelfstandige horeca niet is toegestaan. De rechtbank volgt eiser 1 niet in zijn stelling dat de beoogde horecavoorzieningen zelfstandig toegankelijk zijn. Immers, blijkens de inrichtingstekeningen zijn de horecaruimten bereikbaar via de entreehal. Derhalve zijn de horecaruimten niet toegankelijk middels een entree die niet in verbinding staat met de hoofdfunctie. De stelling van de betrokken eisers dat de openingstijden van de horecavoorzieningen niet voldoende geborgd zouden zijn volgt de rechtbank niet, nu in de omgevingsvergunningen als voorschrift is opgenomen dat de horecafunctie niet geopend mag zijn buiten de in de bestreden besluiten aan de omgevingsvergunningen verbonden sluitingstijden voor de trampoline- en soccerhal. Voorts heeft vergunninghouder zich er blijkens het aan de aanvragen ten grondslag liggende akoestisch onderzoek van Econsultancy van 10 februari 2017 toe verplicht dat alle sport- en spelactiviteiten een half uur voor de sluitingstijden worden gestaakt. Indien eisers van mening zijn dat niet wordt voldaan aan genoemde voorwaarde kunnen zij een verzoek tot handhaving indienen bij verweerder. Het betoog slaagt niet.
8. Volgens eisers is in het akoestisch onderzoek van Econsultancy van 10 februari 2017 ten onrechte de akoestische uitstraling in de nachtperiode niet beschouwd, wat betreft de aanwezige sporters, dichtslaande autoportieren en vertrekkende auto’s.
9. De rechtbank volgt eisers niet in dit betoog. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de trampolinehal blijkens de vergunningvoorschriften enkel op vrijdag tot 23:00 uur open mag zijn. De soccerhal mag elke dag, uitgezonderd zondag, tot 23:00 uur geopend zijn. In de nachtperiode, die om 23:00 uur begint, zullen derhalve geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvinden. Wel zal het zo zijn dat er op dagen dat de hallen tot 23:00 uur geopend mogen zijn in de vroege nachtperiode nog enkele verkeersbewegingen te verwachten zijn ter plaatse van de percelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten aanzien hiervan op het standpunt mogen stellen dat de akoestische uitstraling van de hallen door deze verkeersbewegingen de in de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (VNG publicatie) genoemde etmaalwaarde van 40 dB(A) in de nachtperiode niet overschrijden. Eisers hebben gesteld noch aangevoerd dat dit standpunt onjuist is. De rechtbank acht voorts nog van belang dat vergunninghouder, zoals onder 7 is overwogen, zich ertoe heeft verplicht dat alle activiteiten een half uur voor sluitingstijd worden gestaakt.
10. Voorts is volgens eisers een te laag bronvermogen gehanteerd voor de maximaal te verwachten geluidsniveaus in de trampolinehal. Niet onderbouwd is waarom de te verwachten geluidniveaus van 10 personen die gelijktijdig een continu gesprek voeren (100 dB(A)), vergelijkbaar is met het geluidniveau van een actieve schreeuwende sporter (100-115 dB(A)).
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de genoemde geluidniveaus niet vergelijkbaar zijn, aangezien de eerstgenoemde het equivalente geluidniveau betreft en de tweede het maximale geluidniveau. Verweerder heeft er in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat niet alle 50 gebruikers gedurende de hele tijd boven de muziek uitpraten en dat het representatief is dat het stemgeluid voornamelijk zal bestaan uit regelmatige uitroepen, equivalent vergelijkbaar met 10 personen die een continu gesprek voeren. Dit betekent een equivalent geluidniveau van 80 dB(A) voor de muziek – hetgeen niet is betwist – en 10 dB(A) voor het stemgeluid = 90 dB(A) en niet 100 dB(A). Zelfs indien sprake zou zijn van een verdubbeling van het aantal mensen dat met continu verheven stemgeluid spreekt, leidt dit niet tot een hoger equivalent geluidniveau. Gelet hierop is het bronvermogen in de trampolinehal bij verweerders besluitvorming niet onderschat. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het maximale bronniveau van schreeuwende mensen meer dan de in het rapport van Econsultancy genoemde 110-115 dB(A) zou zijn. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het spectrum van een schreeuwend persoon overwegend hoogfrequent is, hetgeen goed gedempt wordt door de gevelconstructie.
12. De ondergeschikte horecavoorziening in de soccerhal is volgens eiser 1 ten onrechte niet beschouwd bij het akoestisch onderzoek van Econsultancy.
13. De rechtbank volgt dit betoog niet en overweegt hiertoe dat op bladzijde 6 van het Econsultancy onderzoek onder paragraaf 3.1 ‘indoor Soccer’ is vermeld dat de hal plaats biedt aan drie hoofdvelden, een horecadeel en kleedruimten. Er wordt muziek ten gehore gebracht, maar slechts als achtergrondniveau van hooguit 70 dB(A). Gelet hierop is de horeca meegenomen bij het akoestisch onderzoek. Bij een dergelijk binnenniveau is het niet aannemelijk dat dit leidt tot een relevante geluidsuitstraling naar de omgeving. Hierbij is tevens van belang dat de entree aan de voorzijde is uitgevoerd als een sluis, zodat er geen directe geluidsemissie vanuit de hal naar buiten plaatsvindt.
14. Voorts betogen eisers dat in het akoestisch onderzoek evenmin is ingegaan op de maximale geluidsniveaus als gevolg van het aan- en afrijden van bezoekers, terwijl dit in het kader van de goede ruimtelijke ordening van belang is. Hierdoor is volgens hen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet verzekerd.
15. In het onderzoek van Econsultancy is in paragraaf 2.3 het toetsingskader weergegeven voor het verkeer van en naar de inrichting (indirecte hinder). In paragraaf 3 is voor zowel de trampoline- als de soccerhal aangegeven hoeveel auto’s per dag worden verwacht en is in tabel 3.1 en 3.2 het bronvermogen voor ‘personenauto’s parkeren’, ‘bestelbus bevoorrading’, ‘sluiten autoportier’ en ‘stemverheffing (buiten)’ vermeld. Paragraaf 3.4 ‘Overdrachtsmodel’ vermeldt de afkomst van de bronvermogens van personenwagens en een rijdende vrachtwagen. De invoergegevens van het overdrachtsmodel zijn in bijlage 2 opgenomen. Derhalve zijn in het onderzoek voor het aan- en afrijden middels mobiele bronnen de rijroutes inzichtelijk gemaakt en is het dichtslaan van portieren op de maatgevende posities gemodelleerd. Tevens is stemgeluid van bezoekers in de buitenlucht inzichtelijk gemaakt. Het betoog slaagt niet.
16. De aanvaardbaarheid van de overschrijding van de piekgeluiden in de avondperiode is volgens eiser 1 niet goed gemotiveerd. Het gebruik van het parkeerterrein bij detailhandel leidt tot andere ruimtelijke gevolgen dan het gebruik van het parkeerterrein bij de hallen. Verweerders toelichting dat sprake is van een reeds bestaande activiteit, waardoor het gebruik van het parkeerterrein bij de trampolinehal aanvaardbaar wordt geacht, kan volgens eiser 1 niet worden gevolgd, nu juist in de avonduren en weekenden het gebruik van de parkeerterreinen verschilt met het gebruik van een parkeerterrein bij detailhandel. Daarnaast wordt in de bestreden besluiten gesteld dat de huidige parkeerterreinen een semi-openbaar karakter hebben, hetgeen in strijd is met het bestemmingsplan. Deze vergelijking mag volgens hem derhalve niet worden gemaakt.
17. Niet in geschil is dat de omgeving van de locaties blijkens de VNG publicatie kan worden aangemerkt als een gemengd gebied en dat niet aan de in de VNG publicatie aanbevolen richtafstand van 30 meter wordt voldaan. Evenmin is betwist dat gemotiveerd van deze afstand kan worden afgeweken, indien uit een akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen maximaal 55 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, 70 dB(A) maximaal niveau (piekgeluiden), exclusief piekgeluiden door aan- en afrijdend verkeer en 65 dB(A) ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking bedraagt. Hierbij dient wel gemotiveerd te worden waarom deze geluidsbelasting in de concrete situatie acceptabel wordt geacht, waarbij tevens cumulatie van eventueel reeds aanwezige geluidsbelasting moet worden betrokken.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder toereikend gemotiveerd waarom hij de geluidsbelasting door de activiteiten in de hallen acceptabel acht in het kader van de beoordeling of de beoogde ontwikkelingen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat indien de als voorwaarde aan de omgevingsvergunning opgenomen maatregelen aan de trampolinehal getroffen worden, het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden gegarandeerd. Eisers hebben dat ook niet bewist. Evenmin hebben zij betwist dat de soccerhal voldoet aan dit langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. De rechtbank stelt voorts vast dat uit het akoestisch onderzoek van Econsultancy blijkt dat het beoogde gebruik van de hallen ook voldoet aan de geluidsniveaus ten gevolge van indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. Verweerder kan worden gevolgd in het standpunt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening het maximale geluidsniveau van 70 dB(A) als gevolg van af- en aanrijdend verkeer als een richtwaarde kan worden gezien, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Blijkens het akoestisch onderzoek wordt, als gevolg van dichtslaande deuren, ter plaatse van twee woningen de maximale waarde in de dag- en avondperiode overschreden en wordt bij vijf woningen de maximale waarde in de avondperiode overschreden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afwijken van deze richtwaarde. Hiertoe heeft verweerder belang mogen hechten aan de bestaande feitelijke en juridisch-planologische situatie. De panden waarin de hallen gerealiseerd worden zijn bestaande bedrijfspanden, met vergaande planologische gebruiksmogelijkheden voor detailhandel. Blijkens artikel 2 van de Winkeltijdenwet mogen winkels in de avond open zijn tot 22:00 uur. De inrichting van de percelen als parkeerterrein ten behoeve van volumineuze detailhandel in de branche ‘wonen’ is planologisch reeds toegestaan en de percelen zijn, behoudens het terrein aan de achterzijde van de trampolinehal, reeds als parkeerterrein ingericht en worden ook als zodanig gebruikt. Als gevolg van het nieuw in te richten parkeerterrein achter de trampolinehal zijn niet of nauwelijks overschrijdingen van de maximale geluidniveaus te verwachten. Gelet hierop heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat slechts sprake is van een beperkte en acceptabele planologische wijziging ten opzichte van de bestaande situatie zodat de hinder als gevolg van het dichtslaan van autoportieren niet zodanige vormen zal aannemen dat er sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verweerder heeft voorts in redelijkheid kunnen laten meewegen dat, gelet op de bezoekersprognose, het aantal openingsdagen dat het parkeerterrein volledig is bezet beperkt zal zijn en dat vergunninghouder heeft toegezegd het parkeren aan de achterzijde van de soccerhal na 19:00 uur niet toe te staan.
19. Ten aanzien van het betoog van eiser 4 dat de panden qua ligging en bouwkundige staat niet geschikt zijn om dergelijke recreatieve vrijetijdsvoorzieningen te huisvesten, overweegt de rechtbank dat blijkens paragraaf 4.3 van de risico-inventarisatie externe veiligheid van 3 oktober 2016, welke deel uitmaakt van de omgevingsvergunning, de bereikbaarheid van het pand van verschillende richtingen mogelijk is, de panden zodanig bouwkundig worden uitgevoerd dat de gevolgen voor personen als gevolg van een (externe) brand of explosie beperkt worden en dat het binnen het pand aanwezige mechanische ventilatiesysteem een voorziening krijgt, waarmee het systeem handmatig kan worden uitgeschakeld bij een externe calamiteit. Binnen de panden wordt alarmsignalering aangebracht, een bedrijfsnoodplan opgesteld en wordt een BHV-organisatie opgericht. Met behulp van deze maatregelen en voorzieningen kan volgens genoemde risico-inventarisatie de zelfredzaamheid van personeel en bezoekers worden gegarandeerd. Bij het bestreden besluit van de trampolinehal is als vergunningvoorwaarde opgenomen dat vergunninghouder de maatregelen als genoemd in paragraaf 4.3 dient te nemen. Het betoog slaagt niet.
20. Eisers 2, 3, 4 en 5 hebben aangevoerd dat verweerder de parkeerbehoefte onvoldoende heeft onderzocht. Daarbij is onder meer aangevoerd dat is uitgegaan van onjuiste parkeernormen en dat te verwachten is dat er onvoldoende parkeerplaatsen op de betrokken percelen zullen zijn, waardoor gevreesd wordt voor parkeeroverlast.
21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat nu de omgevingsvergunningen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° van de Wabo zijn verleend, niet getoetst hoeft te worden aan de parkeernormen als opgenomen in het bestemmingsplan, zodat ter bepaling van het aantal parkeerplaatsen waarin voorzien dient te worden de Nota Parkeernormen 2014 (nota) leidend is. De in die nota opgenomen normen zijn gebaseerd op de kencijfers van het CROW (het landelijk kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur). Aangezien in die nota voor een indoor soccer- en trampolinehal geen normen zijn opgenomen, heeft verweerder aansluiting gezocht bij een norm voor een vergelijkbare activiteit.