Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie
- de door Collé op 20 september 2018 in het geding gebrachte aanvullende producties 16 tot en met 21
- de door Collé op 21 september 2018 in het geding gebrachte aanvullende producties 22 tot en met 29
- de mondelinge behandeling van 24 september 2018
- de pleitnota van Collé.
2.De feiten
3.Het geschil
- [gedaagde in conventie, eiser in (voorwaardelijke) reconventie] te gebieden de werkzaamheden die hij verricht ten behoeve van BIA, of aan deze onderneming gelieerde vennootschappen, te staken en gestaakt te houden voor de duur van het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst die partijen hebben gesloten, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (zoals contractueel overeengekomen), of gedeelte van een dag, dat [gedaagde in conventie, eiser in (voorwaardelijke) reconventie] dienaangaande in gebreke mocht blijven, althans en subsidiair op verbeurte van een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom;
- [gedaagde in conventie, eiser in (voorwaardelijke) reconventie] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 50.000,-- op de reeds verschuldigde boetes, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2018 tot de dag van algehele voldoening, althans en subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen voorschot op de te betalen boetes;
- [gedaagde in conventie, eiser in (voorwaardelijke) reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten.
4.De beoordeling
wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijnin beginsel alleen rechtsgeldig worden overeengekomen wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor zover een dergelijk beding desondanks wordt opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan dit alleen rechtsgeldig gebeuren als
uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen(artikel 7:653 lid 1 sub a en lid 2 BW).
specifiekewerkzaamheden verricht of in een
specifiekefunctie werkzaam is ("hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar de concurrent" Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p.104) en dat dit per geval "een
specifiekeafweging en motivering" vergt. De noodzaak van het concurrentiebeding moet zowel bestaan ten tijde van het sluiten van het beding als op het moment dat de werkgever zich er op beroept (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3 p. 91).
aangaanvan het beding in de arbeidsovereenkomst te worden voldaan.