In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser] tegen de gemeente Meerssen, waarin [eiser] vordert dat de gemeente wordt verboden tot executie over te gaan van een dwangbevel dat op 6 juni 2016 is uitgevaardigd. Dit dwangbevel is het gevolg van een invorderingsbeschikking die de gemeente op 20 november 2015 aan [eiser] heeft gestuurd, waarin werd aangegeven dat [eiser] dwangsommen van in totaal € 25.000,00 diende te betalen. Deze dwangsommen zijn verbeurd omdat [eiser] geen gevolg heeft gegeven aan een last onder dwangsom die de gemeente op 10 maart 2015 aan hem heeft opgelegd. De rechtbank Limburg heeft op 28 september 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente Meerssen een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van de gemeente om de dwangsommen te innen formele rechtskracht heeft en dat er geen sprake is van een feitelijke of kennelijke misslag. De rechtbank heeft ook overwogen dat de financiële gevolgen voor [eiser] niet voldoende zijn om aan te nemen dat er een noodtoestand dreigt. [eiser] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.