ECLI:NL:RBLIM:2018:9205

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
7191042 AZ VERZ 18-89
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs en een werknemer wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO) en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 1 december 2014 in dienst van LVO als Leraar LB en verdiende laatstelijk € 4.071,00 bruto per maand. LVO verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdelen e en g BW, zonder toekenning van een vergoeding. De werknemer voerde verweer, maar berustte uiteindelijk in de ontbinding, mits met een vergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, die niet aan één der partijen te wijten was, maar die zodanig was dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kon worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een redelijke grond voor ontbinding aanwezig was en heeft de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2018 ontbonden. Tevens is LVO veroordeeld om aan de werknemer een transitievergoeding van € 6.429,84 bruto te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 7191042 AZ VERZ 18-89
Beschikking van 28 september 2018
in de verzoekschriftprocedure van
STICHTING LIMBURGS VOORTGEZET ONDERWIJS,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens
tegen
[verweerder]
wonend te [woonplaats] aan de [adres]
verwerende partij,
gemachtigde mr. C. Mohr.
Partijen zullen hierna LVO en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 6 september 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • het verweerschrift, tevens inhoudend een voorwaardelijk tegenverzoek
  • de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 25 september 2018, waar beide partijen de respectieve standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van LVO aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1969, is sinds 1 december 2014 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van LVO in de functie van Leraar LB tegen een laatstelijk verdiend loon van € 4.071,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
LVO verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e (primair) dan wel g (subsidiair) BW, zonder toekenning van een vergoeding.
2.3.
[verweerder] heeft tegen toewijzing van het thans aan de kantonrechter gerichte verzoek tot ontbinding verweer gevoerd. Niettemin berust hij in de ontbinding, zij het onder toewijzing van een vergoeding.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, en wel als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, zonder dat daarbij is gebleken dat die verstoorde verhouding aan één der partijen te wijten is, maar die wel zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, en dat er geen mogelijkheid tot herplaatsing van
[verweerder] is. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook ontbinden.
2.6.
De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 oktober 2018,
3.2.
veroordeelt LVO om aan [verweerder] een transitievergoeding ad € 6.429,84 bruto te betalen,
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK
Partijen hebben ter beëindiging van hun geschil het volgende afgesproken:
4.
5.
6.
7.
8.
9.

10.

11.
12.
13.
xx [verweerder]
mr. N.H.J. Lafghani mr. C. Mohr
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. R. Kessels, griffier mr. R.H.J. Otto, rechter