ECLI:NL:RBLIM:2018:9204

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
7082050 AZ VERZ 18-73
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Woonpunt en de verwerende partij

Op 28 september 2018 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de verzoekschriftprocedure tussen Stichting Woonpunt en de verwerende partij. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 19 juli 2018 is ingediend. De verwerende partij, geboren op [geboortedag] 1963, was sinds 1 november 1996 in dienst van Woonpunt als projectmedewerker vastgoed. Woonpunt verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d BW, zonder toekenning van een vergoeding. De verwerende partij voerde verweer, maar berustte uiteindelijk in de ontbinding onder voorwaarde van een vergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, namelijk een verstoorde arbeidsverhouding, zonder dat deze aan één der partijen te wijten is. De kantonrechter oordeelde dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten en dat er geen mogelijkheid tot herplaatsing van de verwerende partij is. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 februari 2019.

Daarnaast is Woonpunt veroordeeld om aan de verwerende partij een all-in vergoeding van € 100.000,00 te betalen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de verwerende partij geacht wordt zijn vakantiedagen te hebben opgenomen en dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 7082050 AZ VERZ 18-73
Beschikking van 28 september 2018
in de verzoekschriftprocedure van
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. B.J.G. van Beurden-Vandenberghe
tegen
[verweerder] ,
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. A.D.E. Bevers.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 19 juli 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • het verweerschrift, tevens inhoudend een voorwaardelijk tegenverzoek
  • de van de zijde van WSP ingezonden nadere bijlagen
  • de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 25 september 2018, waar beide partijen de respectieve standpunten nader hebben toegelicht aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1963, is sinds 1 november 1996 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van Woonpunt, laatstelijk in de functie van projectmedewerker vastgoed tegen een laatstelijk verdiend loon van € 4.423,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
Woonpunt verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d BW, zonder toekenning van een vergoeding.
2.3.
[verweerder] heeft tegen toewijzing van het thans aan de kantonrechter gerichte verzoek tot ontbinding verweer gevoerd. Niettemin berust hij in de ontbinding, zij het onder toewijzing van een vergoeding.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, en wel als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, zonder dat daarbij is gebleken dat die verstoorde verhouding aan één der partijen te wijten is, maar die wel zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, en dat er geen mogelijkheid tot herplaatsing van
[verweerder] is. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook ontbinden.
2.6.
De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 februari 2019,
3.2.
veroordeelt Woonpunt om aan [verweerder] een all-in vergoeding ad € 100.000,00 te betalen,
3.3.
verstaat dat [verweerder] geacht wordt zijn vakantiedagen te hebben opgenomen,
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK