ECLI:NL:RBLIM:2018:9126

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
6967772 BR VERZ 18-169
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verwerping van de nalatenschap van een minderjarige in het kader van erfopvolging

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt de mogelijkheid besproken voor een minderjarige om de nalatenschap van de erflater te verwerpen. De verzoekster, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, heeft op 22 mei 2018 een verzoek ingediend om de nalatenschap van de erflater te verwerpen. De erflater is overleden op een onbekende datum in een onbekende plaats, en de nalatenschap bevatte zowel activa als passiva. De verzoekster had eerder al een machtiging van de kantonrechter verkregen om de nalatenschap te verwerpen, maar heeft verzuimd om deze verklaring tijdig af te leggen, wat heeft geleid tot de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door de minderjarige.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster, ondanks haar eerdere verklaringen, niet adequaat heeft gehandeld in het belang van de minderjarige. De kantonrechter wijst erop dat het maatschappelijk onwenselijk is dat de minderjarige door de onkunde van de verzoekster de nalatenschap moet vereffenen. De beschikking bevat aanwijzingen voor de verzoekster om binnen een maand na de uitspraak de verklaring tot verwerping van de nalatenschap in te dienen en een afschrift van de akte van verwerping aan de kantonrechter te overhandigen. De beslissing is genomen met inachtneming van de bescherming die de wet biedt aan minderjarigen in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknr: 6967772 BR VERZ 18-169
Beschikking van 31 juli 2018
op een verzoek van
[verzoekster] ,
wonend te [woonplaats 1] , [adres] ,
handelend in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige] ,
verzoekster,
gemachtigde mr G.J.F.M. van Thoor (Van Thoor, America & Fischer Notarissen).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij brief met drie bijlagen, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 22 mei 2018, heeft verzoekster geïnformeerd naar de mogelijkheid om voor [minderjarige] (verder: de minderjarige) die erfgenaam is van de nalatenschap van [erflater] (verder: de erflater) alsnog de nalatenschap van de erflater te verwerpen.
1.2.
Bij brief, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 20 juli 2018, heeft verzoekster door tussenkomst van mr. E.J.P.M. Dohmen een boedelbeschrijving van de nalatenschap van de erflater aangeleverd.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak van deze beschikking op vandaag bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de stukken blijkt dat de erflater, die laatstelijk gewoond heeft in [woonplaats 2] , op [overlijdensdatum] in [overlijdensplaats] is overleden, dat drie erfgenamen van de erflater bij akte van 19 augustus 2016 de nalatenschap van de erflater hebben verworpen, dat de erflater niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt en dat de passiva van de nalatenschap
€ 112.670,68 en de activa € 589,19 bedragen.
2.2.
Verder blijkt dat bij beschikking van de kantonrechter van 21 oktober 2016 (zaaknr. 5432009 BR VERZ 16-262) op verzoek van de verzoekster en te haren behoeve machtiging is verleend om voor en namens de minderjarige de nalatenschap van de erflater te verwerpen, dat verzoekster dat verzoek binnen de in art. 4:193 lid 1 BW vermelde termijn heeft gedaan en dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verwerping om financiële redenen in het belang van de minderjarige was.
2.3.
Het bevreemdt de kantonrechter dat verzoekster heeft verklaard dat zij nooit iets met de nalatenschap van de erflater heeft gedaan aangezien verzoekster de aangeleverde boedelbeschrijving heeft ondertekend “ten deze handelend als executeur-testamentair” terwijl bovendien uit het CTR register blijkt dat de erflater geen testament heeft gemaakt. Gelet op de inlichtingen van het CTR gaat de kantonrechter er echter van uit dat in de onderhavige zaak sprake is van erfopvolging bij versterf. Verzoekster had in haar hoedanigeheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige vanaf (in ieder geval) het moment van overlijden van de erflater drie maanden de tijd om - met machtiging van de kantonrechter - een verklaring van verwerping af te leggen. Verzoekster heeft weliswaar binnen deze termijn aan de kantonrechter verklaard dat zij de nalatenschap namens de minderjarige wilde verwerpen en haar is daartoe machtiging verleend, maar heeft vervolgens (volgens verzoekster door gebrek aan kennis) verzuimd die verklaring van verwerping af te leggen.
2.4.
Strikte toepassing van artikel 4:193 lid 1 en 2 BW zou ertoe leiden dat de nalatenschap als door de minderjarige, in zijn hoedanigheid van erfgenaam, beneficiair aanvaard geldt. Gelet op de inhoud van de aangeleverde boedelbeschrijving, met name de geringe activa, is het hoogst waarschijnlijk dat de vereffeningskosten de activa binnen afzienbare tijd zouden overtreffen en er opheffing van de vereffening van de nalatenschap (art. 4:209 BW) zou worden verzocht waarbij de crediteuren van de nalatenschap geen uitkering zouden kunnen verwachten. Mede gelet op de belangen van de crediteuren doch in het bijzonder gelet op de bescherming die art. 4:913 BW beoogt te bieden aan een minderjarige, acht de kantonrechter het een onwenselijk gevolg indien de minderjarige door onkunde van een meerderjarige de nalatenschap dient te laten vereffenen als bedoeld in art. 4:202 e.v. BW. Aangezien de beschikking van de kantonrechter van 21 oktober 2016 gezag van gewijsde heeft, acht de kantonrechter het in het belang van de minderjarige om aan verzoekster de volgende aanwijzingen te geven: 1) zij, verzoekster, dient er voor zorg te dragen dat de verklaring om te verwerpen binnen een maand na deze beslissing bij de Centrale balie van deze rechtbank voor en namens de minderjarige wordt gedaan en 2) zij, verzoekster, dient de kantonrechter een afschrift van de zogenoemde akte verwerping aan te leveren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
geeft verzoekster de aanwijzingen 1) er voor zorg te dragen dat de verklaring tot verwerping van de nalatenschap van [erflater] binnen een maand na deze beschikking voor en namens de minderjarige [minderjarige] bij de Centrale balie van deze rechtbank wordt gedaan en 2) de kantonrechter een afschrift van de zogenoemde akte verwerping aan te leveren.
Deze beschikking is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
type YT