In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 september 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurachterstand en de ontruiming van een woning. [eiser] vorderde de ontruiming van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] binnen acht dagen na betekening van het vonnis, alsook betaling van een huurachterstand van € 4.673,09, te vermeerderen met wettelijke rente. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en erkende dat hij sinds 1 juni 2018 geen huur meer heeft betaald, maar verwees naar zijn financiële problemen en een verzoek tot toelating tot de Wsnp.
De kantonrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming, gezien de hoogte van de huurachterstand. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar vond de termijn van acht dagen te kort en stelde deze op veertien dagen. De gevorderde boete van € 970,00 werd afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd was en er geen spoedeisend belang voor deze vordering was aangetoond.
Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.580,00, de resterende waarborgsom van € 483,75, en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 521,96. De rechter wees ook de vordering tot betaling van € 645,00 per maand toe, te vermeerderen met wettelijke rente, tot de maand waarin [gedaagde] het gehuurde ontruimt. De proceskosten werden aan de zijde van [eiser] begroot op € 924,01, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.