4.3Het oordeel van de rechtbank
Korte feitelijke inleiding
Vast staat dat de 15-jarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] )in de nacht van
28 op 29 oktober 2016 met vrienden op een Halloweenfeest in Jongerenvereniging ’t Waeske in Guttecoven is geweest. ’t Waeske is een vereniging waar activiteiten voor jongeren uit de omgeving van Guttecoven worden georganiseerd.Daarbij beschikt men over een bar waar naast frisdrank ook (zwak)alcoholische drank verkocht wordt.
Ook staat vast dat [slachtoffer] als voetganger later die nacht, omstreeks 3.14 uur, op de autosnelweg A2 ter hoogte van tankstation Swentibold door een auto is aangereden en dat hij ten gevolge van die aanrijding zeer ernstige lichamelijke verwondingen heeft opgelopen. [slachtoffer] is om 4.10 uur in het academisch ziekenhuis Maastricht aan zijn verwondingen overleden.
Uit onderzoek blijkt dat [slachtoffer] alcohol gedronken had. In zijn bloed is namelijk een alcoholpromillage van 1,6 aangetroffen, passend bij duidelijke dronkenschap.
Feit 1
Vragen die de rechtbank dient te beantwoorden
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de 15-jarige [slachtoffer] dronken heeft gemaakt. Indien daarvoor bewijs aanwezig is, is de volgende vraag die beantwoord moet worden of het dronken maken van [slachtoffer] heeft geleid tot zijn dood. Dat is een vraag naar het causale verband tussen de gedraging van de verdachte (het dronken maken van [slachtoffer] ) en het gevolg (de dood van [slachtoffer] ).
In het onderliggende strafdossier bevinden zich vele getuigenverklaringen van jongeren die de bewuste avond en nacht in ’t Waeske aanwezig waren. Voor de rechtbank zijn met name de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] belangrijk. Zij hebben [slachtoffer] die avond en nacht van dichtbij meegemaakt. Voorts is de aangifte van de vader van [slachtoffer] van belang, nu zijn vader in die aangifte een beschrijving geeft van wat voor jongen [slachtoffer] was.
De rechtbank zal nu ingaan op deze voor haar relevante verklaringen.
De voor de rechtbank relevante verklaringen
De getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), heeft bij de politie verklaard dat zij op 28 oktober 2016 omstreeks 22.30 uur bij 't Waeske in Guttecoven aan kwam. Toen zij 't Waeske binnen kwam, trof zij daar [slachtoffer] aan. Voor zover [getuige 1] weet, heeft [slachtoffer] in 't Waeske drie shotjes en vier halve liters bier gedronken. Zij weet dat, omdat zij dat zelf heeft gezien. Op de vraag van de politie hoe [slachtoffer] aan die shotjes - volgens [getuige 1] is dat sterke drank - en het bier kwam, antwoordt [getuige 1] dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] de drank de meeste keren zelf heeft gekocht aan de bar. Van wie hij het achter de bar heeft gekocht, weet zij echter niet. [getuige 1] is om 00.58 uur naar huis gegaan. [slachtoffer] was toen volgens [getuige 1] dronken. Zij merkte dat omdat [slachtoffer] het fietsensleuteltje niet in het slot van haar fiets kreeg. [getuige 1] had namelijk aan [slachtoffer] gevraagd om haar te helpen met het openen van het slot. Ook zag [getuige 1] dat [slachtoffer] niet meer recht liep. Hij was echter volgens haar toen nog niet zó dronken dat hij niet zelfstandig naar huis kon. Hij was nog bij zinnen, aldus [getuige 1] . Wat [slachtoffer] nog heeft gedronken nadat zij naar huis is gegaan, weet zij niet.
Die nacht, zaterdag 29 oktober 2016 omstreeks 01.30 uur, heeft [getuige 1] voor het laatst contact gehad met [slachtoffer] . Hij stuurde haar berichten via Snapchat met als inhoud dat hij zaterdag iets tegen haar wilde zeggen en dat zij die avond vrij veel met [getuige 4] was. Ook stuurde [slachtoffer] haar berichten waarin hij schreef: "Sorry dat ik dronken was".
[getuige 1] is ook bij de rechter-commissaris gehoord. Zij verklaart dat zij [slachtoffer] een paar keer met halve liters heeft zien lopen, maar dat zij het niet heeft bijgehouden. Die halve liters haalde [slachtoffer] zelf bij de bar. Zij zag [slachtoffer] dan naar de bar lopen en twee minuten later was hij dan terug. Zij denkt dat hij het dus gewoon kreeg. Er werd contant betaald. [getuige 1] heeft [slachtoffer] met de shots zien staan, maar zij heeft niet gezien dat hij die heeft besteld.
De getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), heeft bij de politie verklaard dat hij op 28 oktober 2016 rond 23.00 uur in 't Waeske in Guttecoven was. [slachtoffer] was er toen al. Van vrienden hoorde [getuige 2] dat [slachtoffer] zich in het begin niet op zijn gemak voelde omdat hij niemand had om zich aan op te trekken. Toen [getuige 2] er was, hadden zij het naar hun zin. Volgens [getuige 2] had [slachtoffer] toen nog geen alcohol gedronken en zijn zij samen aan het eerste rondje begonnen. Zij zijn samen naar de bar gegaan en ieder heeft voor zichzelf een halve liter bier besteld en betaald. Ze hebben samen allebei 3 halve liters bier gedronken. Daarna heeft [slachtoffer] nog een halve liter witbier gedronken. Tijdens het bier drinken heeft [slachtoffer] zeker twee shotjes gehad, aldus [getuige 2] .
[slachtoffer] heeft de hele avond zelf het bier besteld en gehaald. Alleen de shotjes heeft hij niet zelf gehaald. [getuige 2] en [slachtoffer] is niet één keer naar een legitimatiebewijs gevraagd. [getuige 2] zag omstreeks 01.00 uur dat [slachtoffer] behoorlijk dronken was. [slachtoffer] kon nog lopen maar zwalkte behoorlijk.
De getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] die avond, vrijdag 28 oktober 2016, best wel veel bier heeft gedronken. Dat waren halve liters bier. Hoeveel halve liters weet zij niet. Ook heeft [slachtoffer] volgens [getuige 3] een shotje gehad.
Ook [getuige 3] is bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft daar verklaard dat zij [slachtoffer] vooral bier heeft zien drinken. Zij weet echter niet meer hoeveel. Ze kan niet met zekerheid zeggen of [slachtoffer] shotjes, die geschonken werden in reageerbuisjes, heeft gedronken. Hij haalde de drank alleen en voor zichzelf en ging ook met anderen mee. Ze heeft gezien dat hij de drank aan de bar ging halen, maar niet of hij het ook daadwerkelijk zelf heeft besteld.
De getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) heeft bij de politie verklaard dat hij die avond, vrijdag 28 oktober 2016, in ’t Waeske in Guttecoven was. [slachtoffer] heeft volgens [getuige 4] die avond 3 of 4 bierpullen, halve liters, gedronken en hij was met de 5de bezig. De laatste pul heeft [slachtoffer] niet opgedronken. [getuige 4] heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat hij beter kon stoppen en heeft de pul weggepakt en op een andere tafel gezet. Het was volgens [getuige 4] duidelijk zichtbaar dat [slachtoffer] te veel drank op had. [getuige 4] heeft niet gezien dat [slachtoffer] van iemand anders wat te drinken heeft gekregen. Bij deze groep is het ook gebruikelijk dat iedereen voor zichzelf bestelt.
De getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft bij de politie verklaard dat zij van vrijdag 28 oktober tot zaterdag 29 oktober 2016 omstreeks 02.30 uur in ’t Waeske in Guttecoven is geweest. Zij heeft gezien dat, vanaf het moment dat zij er was, [slachtoffer] de hele avond bier aan het drinken was. [slachtoffer] liep wankel omdat hij zoveel alcohol had gedronken en hij heeft in ’t Waeske overgegeven. [getuige 5] stond toen op twee meter afstand.
De vader van [slachtoffer] , [vader slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] op 28 oktober 2016 omstreeks 21.45 uur is vertrokken op zijn fiets naar een Halloween feest in ’t Waeske in Guttecoven. [slachtoffer] ging volgens zijn vader zelden of nooit uit en dit was pas de tweede keer dat [slachtoffer] alcohol gedronken had.
Tussenconclusies
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen vast dat de 15-jarige [slachtoffer] tijdens het Halloweenfeest die bewuste avond en nacht in ’t Waeske alcohol heeft genuttigd.
Op basis van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] komt de rechtbank voorts tot het oordeel dat door de verdachte rechtstreeks alcohol aan [slachtoffer] is geschonken. Beide getuigen verklaren dat [slachtoffer] zelf bier heeft gekocht aan de bar. Dat [getuige 1] haar verklaring bij de rechter-commissaris op punten heeft genuanceerd, maakt niet dat aan haar eerdere bij de politie afgelegde verklaring geen geloof mag worden gehecht.
Bij haar oordeel dat sprake is van rechtstreekse verstrekking betrekt de rechtbank bovendien de verklaring van [getuige 4] dat het voor de groep waar [slachtoffer] deel van uitmaakte, gebruikelijk was dat iedereen voor zichzelf bestelde.
Het verweer van de verdediging dat voor rechtstreekse verstrekking van alcoholische drank door de verdachte aan [slachtoffer] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is, nu volgens de verdediging alleen [getuige 1] daarover zou hebben heeft verklaard, wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Ook voor het verstrekken van alcoholische drank aan derden, de zogenoemde wederverstrekking van alcohol, zijn voldoende aanknopingspunten in het dossier te vinden. De rechtbank baseert zich voor het bewijs met betrekking tot de wederverstrekking op de verklaring van de getuige [getuige 2] dat [slachtoffer] de shotjes niet zelf aan de bar heeft gehaald. Deze moeten hem dus ter plaatse door anderen zijn verstrekt.
Gelet op artikel 51 Sr kan ’t Waeske als rechtspersoon strafrechtelijk voor het verstrekken van drank door de aanwezige barmedewerkers verantwoordelijk worden gehouden. Voldaan is aan de juridische criteria hiervoor, nu sprake is van een gedraging die in de sfeer van de rechtspersoon heeft plaatsgevonden. Er is namelijk sprake van een handelen uit hoofde van werkzaamheden ten behoeve van de rechtspersoon en bovendien is die gedraging dienstig aan de rechtspersoon en past zij in de normale bedrijfsvoering: het doen van een bardienst. Daarnaast is sprake van aanvaarding van de gedraging door de rechtspersoon, te weten het schenken van alcohol aan minderjarigen.
Dat betekent dat de verdachte in strijd met het verbod van artikel 252 lid 1 sub 2 Sr heeft gehandeld door de 15-jarige [slachtoffer] dronken te maken.
Causaal verband: is het drankgebruik de oorzaak geweest van de dood van [slachtoffer] ?
Vervolgens is de vraag aan de orde of er in strafrechtelijke zin sprake is van een causaal verband tussen de gedraging van de verdachte (het dronken maken van [slachtoffer] ) en het latere overlijden van [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding.
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van die vraag moet geschieden aan de hand van de maatstaf of de dood van [slachtoffer]redelijkerwijsals gevolg van het dronken maken van [slachtoffer] aan ‘t Waeskekan worden toegerekend. De rechtbank verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT6397), de “Groninger HIV-zaak”. In dit arrest heeft de Hoge Raad het volgende over causaal verband overwogen:
“Het bovenstaande komt erop neer dat in de gevallen als de onderhavige voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (een gedraging van) de verdachteten minste is vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt.
Of en wanneer sprake is van een dergelijke aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan kan als hulpmiddel dienen of in de gegeven omstandigheden de gedraging van de verdachte naar haar aard geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen en bovendien naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg,”
Dat betekent dat voor het aannemen van causaal verband allereerst vast moet komen te staan dat de gedraging van de verdachte een onmisbare voorwaarde (een zogenoemde ‘conditio sine qua non’) is geweest voor het intreden van het gevolg. De vervolgstap is dan of het waarschijnlijk is dat het gevolg door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt
Algemeen bekend is dat de effecten van alcohol op jongeren, wier brein nog in ontwikkeling is, verschillen van de effecten van alcohol op volwassenen. Ook is algemeen bekend dat bij overmatig alcoholgebruik de remmingen wegvallen en mensen ander gedrag vertonen, hun motoriek verstoord raakt en zij beslissingen nemen die zij nuchter niet zouden nemen. Daaronder valt dus ook het nemen van grote risico’s waarvan de mogelijke gevolgen op het moment van dronkenschap niet goed kunnen worden overzien. Door de verminderde remming wordt dit gedrag niet gecorrigeerd. Dat geldt eens te meer voor jongeren die niet gewend zijn aan het effect van alcohol.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] na zijn overlijden nog een alcoholpromillage van 1,6 in zijn bloed had. Voorts kan uit de verklaring van zijn vader worden opgemaakt dat [slachtoffer] nog niet gewend was aan het effect van alcohol en dat hij een normale jongen was die geen extreme of ongewone risico’s nam in het dagelijkse leven. Dat betekent voor de rechtbank dat het feit dat [slachtoffer] op de A2 is gaan lopen, uitzonderlijk is geweest en het niet anders kan zijn dat dit móét zijn veroorzaakt door de staat van intoxicatie door alcohol. [slachtoffer] had kennelijk in ’t Waeske zoveel alcohol gedronken dat hij ook een dik uur na zijn vertrek van het Halloween feest nog dronken was. Met andere woorden, als [slachtoffer] niet dronken was geweest door toedoen van ‘t Waeske, zou hij zich niet op de A2 hebben begeven en aangereden zijn. Immers, er is geen enkele aanwijzing in het dossier aangetroffen waaruit een andere aannemelijke oorzaak kan worden afgeleid voor het gedrag van [slachtoffer] . Daarmee is niet alleen voldaan aan de ondergrens voor het aannemen van causaal verband, maar is het gevolg, de dronkenschap en de aanrijding, ook met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid veroorzaakt door het schenken van veel alcohol aan [slachtoffer] door de verdachte.
Volgens de verdediging kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het gedrag van de verdachte een onmisbare voorwaarde was voor het intreden van de dood van [slachtoffer] , omdat onduidelijk is gebleven hoe het dodelijk ongeval uiteindelijk is ontstaan. De verdediging acht het niet aannemelijk dat de invloed van alcohol de hoofdfactor is geweest waardoor hij op de autosnelweg terecht is gekomen. Zij heeft ter terechtzitting scenario’s geschetst waarbij de invloed van alcohol geen doorslaggevende rol speelt, scenario’s die niet op voorhand als onaannemelijk terzijde kunnen worden gesteld. De verdediging denkt dan bijvoorbeeld aan een verkeerde verkeersbeslissing, genomen als gevolg van zijn jeugdige leeftijd eerder dan als gevolg van zijn drankgebruik, verkeerd inschatten van snelheid van auto’s op de snelweg, daarmee implicerend dat [slachtoffer] die verkeerde beslissing ook zou hebben genomen zonder dat er alcohol in het spel was. Voorts sluit de verdediging zelfdoding niet uit.
De rechtbank acht het echter het meest aannemelijk dat [slachtoffer] door zijn dronkenschap gedesoriënteerd is geraakt, de verkeerde kant uit is gefietst en vervolgens onder invloed van alcohol de noodlottige beslissing heeft genomen om zich op de A2 te begeven. Dit gevolg van zijn dronkenschap is ook voorzienbaar. Het nemen van verkeerde beslissingen in het verkeer is nu juist kenmerkend voor alcoholintoxicatie.
Voor het geopperde zelfmoordscenario zijn geen serieuze aanwijzingen in het dossier te vinden. Integendeel, uit de berichten die hij die nacht aan [getuige 1] heeft verzonden maakt de rechtbank op dat [slachtoffer] haar die zaterdag wilde spreken en dus niet voornemens was een einde aan zijn leven te maken.
De rechtbank zal feit 1 dan ook bewezen verklaren, nu niet alleen duidelijk is dat ’t Waeske ervoor verantwoordelijk is dat [slachtoffer] dronken is geworden, maar ook dat dit tot zijn dood heeft geleid.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Ter terechtzitting d.d. 11 september 2018 heeft [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ), voorzitter, als vertegenwoordiger van de verdachte, een verklaring afgelegd. Volgens [bestuurder 1] werd het alcoholbeleid in ’t Waeske in Guttecoven in de loop der tijd minder strikt gehandhaafd. De controle verschoof van de deur naar de bar en het was aan de barmedewerkers om een inschatting van de leeftijd van de bezoeker te maken, alvorens aan die persoon alcohol werd verkocht. Volgens [bestuurder 1] paste het barpersoneel in ‘t Waeske die bewuste avond en nacht van 28 op 29 oktober 2016 de regels rondom het alcoholbeleid onvoldoende toe en heeft ’t Waeske daar steken laten vallen.
De penningmeester en vertegenwoordiger van de verdachte, [bestuurder 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat de baropbrengsten deel uitmaken van de inkomsten die ’t Waeske ontvangt.
De getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) heeft bij de politie verklaard dat hij op vrijdagavond 28 oktober 2016 als barvrijwilliger werkzaam was in ’t Waeske te Guttecoven. Hij heeft die avond aan een paar minderjarigen alcohol geschonken. Aan [naam 1] en haar vriendin [naam 2] , van wie hij weet dat zij 16 jaar zijn, heeft hij Hugo rosé wijn geschonken. Aan een vriend van hem, [naam 3] , die 17 jaar is, heeft [getuige 6] bier geschonken. De laatste die [getuige 6] zich kan herinneren aan wie hij bier heeft geschonken is een vriend van hem, [naam 4] , 17 jaar. Verder heeft hij nog aan mensen die hij alleen van gezicht kent, maar van wie hij weet dat ze jonger zijn dan 18 jaar, bier geschonken.
De getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), geboren op [geboortedatum 1] , heeft bij de politie verklaard dat zij op vrijdag 28 oktober 2016 in ’t Waeske in Guttecoven alcohol heeft gedronken. Ze heeft een biertje gehad, dat ze zelf bij de bar heeft gehaald. Zij hoefde zich niet te legitimeren toen zij alcohol haalde.
De getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), geboren op [geboortedatum 2] , heeft verklaard dat zij op 28 oktober 2016 in 't Waeske alcoholhoudende drank heeft gekocht, twee shotjes en drie halve liters bier, en dat haar door de barmedewerk(st)er toen niet is gevraagd om zich te legitimeren. Ook is haar toen niet naar haar leeftijd gevraagd.
Overwegingen en conclusie rechtbank
De rechtbank acht op basis van verklaringen van [bestuurder 1] , [getuige 6] , [getuige 1] en [getuige 3] , wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bedrijfsmatig en anders dan om niet die bewuste nacht van 28 op 29 oktober 2016 aan personen jonger dan 18 jaar alcoholhoudende drank, namelijk bier en wijn, heeft verstrekt. Voor het verstrekken van Passoa heeft de rechtbank geen bewijs in het dossier aangetroffen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.