ECLI:NL:RBLIM:2018:9005

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
03/866124-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid jongerenvereniging voor dronken maken van minderjarige en gevolgen daarvan

Op 25 september 2018 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de jongerenvereniging 't Waeske, die verantwoordelijk werd gehouden voor het dronken maken van een 15-jarige jongen, wat leidde tot zijn dood. De rechtbank oordeelde dat de vereniging de jongen alcohol had verstrekt, zowel direct als indirect, en dat dit had bijgedragen aan zijn fatale aanrijding op de autosnelweg A2. De rechtbank stelde vast dat de vereniging onvoldoende toezicht hield op het alcoholgebruik door minderjarigen en dat dit niet alleen een incident was, maar een structureel probleem binnen de organisatie. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de tenlastelegging tegenstrijdig was en oordeelde dat de vereniging strafrechtelijk aansprakelijk was voor de gedragingen van haar medewerkers. De rechtbank legde een geldboete op van € 15.000, waarvan de helft voorwaardelijk, en bepaalde dat de onderneming voor zes maanden stilgelegd zou worden indien er opnieuw overtredingen zouden plaatsvinden. De uitspraak benadrukte de verantwoordelijkheid van organisaties die zich richten op jongeren om hen te beschermen tegen de gevaren van alcoholgebruik.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866124-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2018
in de strafzaak tegen
Jongerenvereniging 't Waeske,
gevestigd te [vestigingsadres] .
De verdachte wordt bijgestaan door raadslieden mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht en mr. M.M.J.P. Penners, advocaat, kantoorhoudende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2018. Als vertegenwoordigers van de verdachte rechtspersoon zijn verschenen [bestuurder 1] ,
[bestuurder 2] en [bestuurder 3] , evenals voornoemde raadslieden. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:de 15-jarige [slachtoffer] dronken heeft gemaakt door hem, zowel direct als via anderen, alcoholische drank te verstrekken, terwijl dat feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Feit 2:bedrijfsmatig aan personen jonger dan 18 jaar alcoholhoudende drank heeft verstrekt.

3.De voorvragen

De verdediging heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 partieel nietig moet worden verklaard.
De tenlastelegging bestaat volgens de verdediging uit een ‘kwalificatieve vingerwijzing’, te weten ‘het dronken maken van een kind’, zijnde het element in de tenlastelegging dat vooruitloopt op de kwalificatie als strafbaar feit, wanneer het tot een bewezenverklaring komt. Dit element is vervolgens feitelijk uitgewerkt door de opsteller van de tenlastelegging door enerzijds ‘het verstrekken van alcoholische drank aan [slachtoffer] ’ op te nemen en anderzijds ‘het verstrekken van alcoholische drank aan derden’ op te nemen. Dat laatste deel van die feitelijke uitwerking is volgens de verdediging echter niet aan te merken als ‘het dronken maken van een kind’. De verdediging stelt zich op het standpunt dat in de tenlastelegging twee mogelijkheden naast elkaar zijn opgenomen, die zich niet allebei kunnen voordoen bij artikel 252 lid 1, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de keus van de wetgever voor het opnemen van het woord ‘maken’ impliceert dat er bij dit feit alleen sprake kan zijn van het direct verstrekken of toedienen van drank aan het kind en niet tevens het indirect verstrekken via de verkoop aan andere personen, die het op hun beurt weer aan het kind verstrekken. De feitelijke uitwerking omvat dus gedrag dat niet binnen de kwalificatieve vingerwijzing past. De tenlastelegging is daarom innerlijk tegenstrijdig, aldus de verdediging, en moet dus gedeeltelijk buiten beschouwing worden gelaten.
De rechtbank is van oordeel dat de strekking van artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht – het beschermen van jeugdigen tegen dronkenschap - meebrengt dat deze bepaling ook indirect verstrekking van alcohol aan jeugdigen strafbaar stelt. De tenlastelegging is dus niet innerlijk tegenstrijdig en voldoet aan alle eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt. Het verweer wordt door de rechtbank verworpen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De 15-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft in de nacht van 28 op 29 oktober 2016 in de jongerenvereniging ’t Waeske in Guttecoven erg veel alcoholische drank gedronken en is vervolgens zichtbaar dronken vanuit ’t Waeske op zijn fiets vertrokken. Rond 03.00 uur is [slachtoffer] , in die dronken toestand, lopend op de autosnelweg A2 door een auto aangereden en kort daarna overleden. De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer] dronken heeft gemaakt door aan hem alcoholische drank te verstrekken. Ook het verschrikkelijke gevolg, de dood van [slachtoffer] , is aan de verdachte toe te rekenen. De officier van justitie baseert zich voor het bewijs op de diverse getuigenverklaringen in het strafdossier.
Feit 2
De officier van justitie acht gelet op diezelfde getuigenverklaringen bewezen dat door de verdachte alcohol werd verstrekt aan minderjarigen. Hoewel binnen ‘t Waeske alcoholbeleid met betrekking tot minderjarigen van toepassing was, werd dit op zijn zachtst gezegd niet consequent uitgevoerd en was het volgens de officier van justitie eerder regel dan uitzondering dat minderjarigen alcohol konden kopen in ’t Waeske.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit primair vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit. Volgens haar dient bewezen te worden dat de verdachte [slachtoffer] zelf - en niet via verstrekking van alcohol aan derden - dronken heeft gemaakt, maar daarvoor ontbreekt het bewijs.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in artikel 252 lid 3 Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) genoemde strafverzwarende gevolg. De verdediging betwist namelijk dat er een causaal verband bestaat tussen de gedraging van de verdachte en de dood van [slachtoffer] .
Feit 2
De verdediging erkent dat de verdachte door de verkoop van alcohol aan minderjarigen strafrechtelijke normen heeft overtreden. Op de desbetreffende avond paste het barpersoneel de regels rondom het alcoholbeleid onvoldoende toe. De verdediging refereert zich ten aanzien van het bewijs voor dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Korte feitelijke inleiding
Vast staat dat de 15-jarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ) [2] in de nacht van
28 op 29 oktober 2016 met vrienden op een Halloweenfeest in Jongerenvereniging ’t Waeske in Guttecoven is geweest. ’t Waeske is een vereniging waar activiteiten voor jongeren uit de omgeving van Guttecoven worden georganiseerd. [3] Daarbij beschikt men over een bar waar naast frisdrank ook (zwak)alcoholische drank verkocht wordt. [4]
Ook staat vast dat [slachtoffer] als voetganger later die nacht, omstreeks 3.14 uur, op de autosnelweg A2 ter hoogte van tankstation Swentibold door een auto is aangereden en dat hij ten gevolge van die aanrijding zeer ernstige lichamelijke verwondingen heeft opgelopen. [slachtoffer] is om 4.10 uur in het academisch ziekenhuis Maastricht aan zijn verwondingen overleden. [5]
Uit onderzoek blijkt dat [slachtoffer] alcohol gedronken had. In zijn bloed is namelijk een alcoholpromillage van 1,6 aangetroffen, passend bij duidelijke dronkenschap. [6]
Feit 1
Vragen die de rechtbank dient te beantwoorden
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de 15-jarige [slachtoffer] dronken heeft gemaakt. Indien daarvoor bewijs aanwezig is, is de volgende vraag die beantwoord moet worden of het dronken maken van [slachtoffer] heeft geleid tot zijn dood. Dat is een vraag naar het causale verband tussen de gedraging van de verdachte (het dronken maken van [slachtoffer] ) en het gevolg (de dood van [slachtoffer] ).
In het onderliggende strafdossier bevinden zich vele getuigenverklaringen van jongeren die de bewuste avond en nacht in ’t Waeske aanwezig waren. Voor de rechtbank zijn met name de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] belangrijk. Zij hebben [slachtoffer] die avond en nacht van dichtbij meegemaakt. Voorts is de aangifte van de vader van [slachtoffer] van belang, nu zijn vader in die aangifte een beschrijving geeft van wat voor jongen [slachtoffer] was.
De rechtbank zal nu ingaan op deze voor haar relevante verklaringen.
De voor de rechtbank relevante verklaringen
De getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), heeft bij de politie verklaard dat zij op 28 oktober 2016 omstreeks 22.30 uur bij 't Waeske in Guttecoven aan kwam. Toen zij 't Waeske binnen kwam, trof zij daar [slachtoffer] aan. Voor zover [getuige 1] weet, heeft [slachtoffer] in 't Waeske drie shotjes en vier halve liters bier gedronken. Zij weet dat, omdat zij dat zelf heeft gezien. Op de vraag van de politie hoe [slachtoffer] aan die shotjes - volgens [getuige 1] is dat sterke drank - en het bier kwam, antwoordt [getuige 1] dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] de drank de meeste keren zelf heeft gekocht aan de bar. Van wie hij het achter de bar heeft gekocht, weet zij echter niet. [getuige 1] is om 00.58 uur naar huis gegaan. [slachtoffer] was toen volgens [getuige 1] dronken. Zij merkte dat omdat [slachtoffer] het fietsensleuteltje niet in het slot van haar fiets kreeg. [getuige 1] had namelijk aan [slachtoffer] gevraagd om haar te helpen met het openen van het slot. Ook zag [getuige 1] dat [slachtoffer] niet meer recht liep. Hij was echter volgens haar toen nog niet zó dronken dat hij niet zelfstandig naar huis kon. Hij was nog bij zinnen, aldus [getuige 1] . Wat [slachtoffer] nog heeft gedronken nadat zij naar huis is gegaan, weet zij niet.
Die nacht, zaterdag 29 oktober 2016 omstreeks 01.30 uur, heeft [getuige 1] voor het laatst contact gehad met [slachtoffer] . Hij stuurde haar berichten via Snapchat met als inhoud dat hij zaterdag iets tegen haar wilde zeggen en dat zij die avond vrij veel met [getuige 4] was. Ook stuurde [slachtoffer] haar berichten waarin hij schreef: "Sorry dat ik dronken was". [7]
[getuige 1] is ook bij de rechter-commissaris gehoord. Zij verklaart dat zij [slachtoffer] een paar keer met halve liters heeft zien lopen, maar dat zij het niet heeft bijgehouden. Die halve liters haalde [slachtoffer] zelf bij de bar. Zij zag [slachtoffer] dan naar de bar lopen en twee minuten later was hij dan terug. Zij denkt dat hij het dus gewoon kreeg. Er werd contant betaald. [getuige 1] heeft [slachtoffer] met de shots zien staan, maar zij heeft niet gezien dat hij die heeft besteld. [8]
De getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), heeft bij de politie verklaard dat hij op 28 oktober 2016 rond 23.00 uur in 't Waeske in Guttecoven was. [slachtoffer] was er toen al. Van vrienden hoorde [getuige 2] dat [slachtoffer] zich in het begin niet op zijn gemak voelde omdat hij niemand had om zich aan op te trekken. Toen [getuige 2] er was, hadden zij het naar hun zin. Volgens [getuige 2] had [slachtoffer] toen nog geen alcohol gedronken en zijn zij samen aan het eerste rondje begonnen. Zij zijn samen naar de bar gegaan en ieder heeft voor zichzelf een halve liter bier besteld en betaald. Ze hebben samen allebei 3 halve liters bier gedronken. Daarna heeft [slachtoffer] nog een halve liter witbier gedronken. Tijdens het bier drinken heeft [slachtoffer] zeker twee shotjes gehad, aldus [getuige 2] .
[slachtoffer] heeft de hele avond zelf het bier besteld en gehaald. Alleen de shotjes heeft hij niet zelf gehaald. [getuige 2] en [slachtoffer] is niet één keer naar een legitimatiebewijs gevraagd. [getuige 2] zag omstreeks 01.00 uur dat [slachtoffer] behoorlijk dronken was. [slachtoffer] kon nog lopen maar zwalkte behoorlijk. [9]
De getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] die avond, vrijdag 28 oktober 2016, best wel veel bier heeft gedronken. Dat waren halve liters bier. Hoeveel halve liters weet zij niet. Ook heeft [slachtoffer] volgens [getuige 3] een shotje gehad. [10]
Ook [getuige 3] is bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft daar verklaard dat zij [slachtoffer] vooral bier heeft zien drinken. Zij weet echter niet meer hoeveel. Ze kan niet met zekerheid zeggen of [slachtoffer] shotjes, die geschonken werden in reageerbuisjes, heeft gedronken. Hij haalde de drank alleen en voor zichzelf en ging ook met anderen mee. Ze heeft gezien dat hij de drank aan de bar ging halen, maar niet of hij het ook daadwerkelijk zelf heeft besteld. [11]
De getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) heeft bij de politie verklaard dat hij die avond, vrijdag 28 oktober 2016, in ’t Waeske in Guttecoven was. [slachtoffer] heeft volgens [getuige 4] die avond 3 of 4 bierpullen, halve liters, gedronken en hij was met de 5de bezig. De laatste pul heeft [slachtoffer] niet opgedronken. [getuige 4] heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat hij beter kon stoppen en heeft de pul weggepakt en op een andere tafel gezet. Het was volgens [getuige 4] duidelijk zichtbaar dat [slachtoffer] te veel drank op had. [getuige 4] heeft niet gezien dat [slachtoffer] van iemand anders wat te drinken heeft gekregen. Bij deze groep is het ook gebruikelijk dat iedereen voor zichzelf bestelt. [12]
De getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft bij de politie verklaard dat zij van vrijdag 28 oktober tot zaterdag 29 oktober 2016 omstreeks 02.30 uur in ’t Waeske in Guttecoven is geweest. Zij heeft gezien dat, vanaf het moment dat zij er was, [slachtoffer] de hele avond bier aan het drinken was. [slachtoffer] liep wankel omdat hij zoveel alcohol had gedronken en hij heeft in ’t Waeske overgegeven. [getuige 5] stond toen op twee meter afstand. [13]
De vader van [slachtoffer] , [vader slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] op 28 oktober 2016 omstreeks 21.45 uur is vertrokken op zijn fiets naar een Halloween feest in ’t Waeske in Guttecoven. [slachtoffer] ging volgens zijn vader zelden of nooit uit en dit was pas de tweede keer dat [slachtoffer] alcohol gedronken had. [14]
Tussenconclusies
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen vast dat de 15-jarige [slachtoffer] tijdens het Halloweenfeest die bewuste avond en nacht in ’t Waeske alcohol heeft genuttigd.
Op basis van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] komt de rechtbank voorts tot het oordeel dat door de verdachte rechtstreeks alcohol aan [slachtoffer] is geschonken. Beide getuigen verklaren dat [slachtoffer] zelf bier heeft gekocht aan de bar. Dat [getuige 1] haar verklaring bij de rechter-commissaris op punten heeft genuanceerd, maakt niet dat aan haar eerdere bij de politie afgelegde verklaring geen geloof mag worden gehecht.
Bij haar oordeel dat sprake is van rechtstreekse verstrekking betrekt de rechtbank bovendien de verklaring van [getuige 4] dat het voor de groep waar [slachtoffer] deel van uitmaakte, gebruikelijk was dat iedereen voor zichzelf bestelde.
Het verweer van de verdediging dat voor rechtstreekse verstrekking van alcoholische drank door de verdachte aan [slachtoffer] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is, nu volgens de verdediging alleen [getuige 1] daarover zou hebben heeft verklaard, wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Ook voor het verstrekken van alcoholische drank aan derden, de zogenoemde wederverstrekking van alcohol, zijn voldoende aanknopingspunten in het dossier te vinden. De rechtbank baseert zich voor het bewijs met betrekking tot de wederverstrekking op de verklaring van de getuige [getuige 2] dat [slachtoffer] de shotjes niet zelf aan de bar heeft gehaald. Deze moeten hem dus ter plaatse door anderen zijn verstrekt.
Gelet op artikel 51 Sr kan ’t Waeske als rechtspersoon strafrechtelijk voor het verstrekken van drank door de aanwezige barmedewerkers verantwoordelijk worden gehouden. Voldaan is aan de juridische criteria hiervoor, nu sprake is van een gedraging die in de sfeer van de rechtspersoon heeft plaatsgevonden. Er is namelijk sprake van een handelen uit hoofde van werkzaamheden ten behoeve van de rechtspersoon en bovendien is die gedraging dienstig aan de rechtspersoon en past zij in de normale bedrijfsvoering: het doen van een bardienst. Daarnaast is sprake van aanvaarding van de gedraging door de rechtspersoon, te weten het schenken van alcohol aan minderjarigen.
Dat betekent dat de verdachte in strijd met het verbod van artikel 252 lid 1 sub 2 Sr heeft gehandeld door de 15-jarige [slachtoffer] dronken te maken.
Causaal verband: is het drankgebruik de oorzaak geweest van de dood van [slachtoffer] ?
Vervolgens is de vraag aan de orde of er in strafrechtelijke zin sprake is van een causaal verband tussen de gedraging van de verdachte (het dronken maken van [slachtoffer] ) en het latere overlijden van [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding.
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van die vraag moet geschieden aan de hand van de maatstaf of de dood van [slachtoffer]
redelijkerwijsals gevolg van het dronken maken van [slachtoffer] aan ‘t Waeske
kan worden toegerekend. De rechtbank verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT6397), de “Groninger HIV-zaak”.
In dit arrest heeft de Hoge Raad het volgende over causaal verband overwogen:
“Het bovenstaande komt erop neer dat in de gevallen als de onderhavige voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (een gedraging van) de verdachteten minste is vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt.
Of en wanneer sprake is van een dergelijke aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan kan als hulpmiddel dienen of in de gegeven omstandigheden de gedraging van de verdachte naar haar aard geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen en bovendien naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg,”
Dat betekent dat voor het aannemen van causaal verband allereerst vast moet komen te staan dat de gedraging van de verdachte een onmisbare voorwaarde (een zogenoemde ‘conditio sine qua non’) is geweest voor het intreden van het gevolg. De vervolgstap is dan of het waarschijnlijk is dat het gevolg door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt
Algemeen bekend is dat de effecten van alcohol op jongeren, wier brein nog in ontwikkeling is, verschillen van de effecten van alcohol op volwassenen. Ook is algemeen bekend dat bij overmatig alcoholgebruik de remmingen wegvallen en mensen ander gedrag vertonen, hun motoriek verstoord raakt en zij beslissingen nemen die zij nuchter niet zouden nemen. Daaronder valt dus ook het nemen van grote risico’s waarvan de mogelijke gevolgen op het moment van dronkenschap niet goed kunnen worden overzien. Door de verminderde remming wordt dit gedrag niet gecorrigeerd. Dat geldt eens te meer voor jongeren die niet gewend zijn aan het effect van alcohol.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] na zijn overlijden nog een alcoholpromillage van 1,6 in zijn bloed had. Voorts kan uit de verklaring van zijn vader worden opgemaakt dat [slachtoffer] nog niet gewend was aan het effect van alcohol en dat hij een normale jongen was die geen extreme of ongewone risico’s nam in het dagelijkse leven. Dat betekent voor de rechtbank dat het feit dat [slachtoffer] op de A2 is gaan lopen, uitzonderlijk is geweest en het niet anders kan zijn dat dit móét zijn veroorzaakt door de staat van intoxicatie door alcohol. [slachtoffer] had kennelijk in ’t Waeske zoveel alcohol gedronken dat hij ook een dik uur na zijn vertrek van het Halloween feest nog dronken was. Met andere woorden, als [slachtoffer] niet dronken was geweest door toedoen van ‘t Waeske, zou hij zich niet op de A2 hebben begeven en aangereden zijn. Immers, er is geen enkele aanwijzing in het dossier aangetroffen waaruit een andere aannemelijke oorzaak kan worden afgeleid voor het gedrag van [slachtoffer] . Daarmee is niet alleen voldaan aan de ondergrens voor het aannemen van causaal verband, maar is het gevolg, de dronkenschap en de aanrijding, ook met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid veroorzaakt door het schenken van veel alcohol aan [slachtoffer] door de verdachte.
Volgens de verdediging kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het gedrag van de verdachte een onmisbare voorwaarde was voor het intreden van de dood van [slachtoffer] , omdat onduidelijk is gebleven hoe het dodelijk ongeval uiteindelijk is ontstaan. De verdediging acht het niet aannemelijk dat de invloed van alcohol de hoofdfactor is geweest waardoor hij op de autosnelweg terecht is gekomen. Zij heeft ter terechtzitting scenario’s geschetst waarbij de invloed van alcohol geen doorslaggevende rol speelt, scenario’s die niet op voorhand als onaannemelijk terzijde kunnen worden gesteld. De verdediging denkt dan bijvoorbeeld aan een verkeerde verkeersbeslissing, genomen als gevolg van zijn jeugdige leeftijd eerder dan als gevolg van zijn drankgebruik, verkeerd inschatten van snelheid van auto’s op de snelweg, daarmee implicerend dat [slachtoffer] die verkeerde beslissing ook zou hebben genomen zonder dat er alcohol in het spel was. Voorts sluit de verdediging zelfdoding niet uit.
De rechtbank acht het echter het meest aannemelijk dat [slachtoffer] door zijn dronkenschap gedesoriënteerd is geraakt, de verkeerde kant uit is gefietst en vervolgens onder invloed van alcohol de noodlottige beslissing heeft genomen om zich op de A2 te begeven. Dit gevolg van zijn dronkenschap is ook voorzienbaar. Het nemen van verkeerde beslissingen in het verkeer is nu juist kenmerkend voor alcoholintoxicatie.
Voor het geopperde zelfmoordscenario zijn geen serieuze aanwijzingen in het dossier te vinden. Integendeel, uit de berichten die hij die nacht aan [getuige 1] heeft verzonden maakt de rechtbank op dat [slachtoffer] haar die zaterdag wilde spreken en dus niet voornemens was een einde aan zijn leven te maken.
De rechtbank zal feit 1 dan ook bewezen verklaren, nu niet alleen duidelijk is dat ’t Waeske ervoor verantwoordelijk is dat [slachtoffer] dronken is geworden, maar ook dat dit tot zijn dood heeft geleid.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Ter terechtzitting d.d. 11 september 2018 heeft [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ), voorzitter, als vertegenwoordiger van de verdachte, een verklaring afgelegd. Volgens [bestuurder 1] werd het alcoholbeleid in ’t Waeske in Guttecoven in de loop der tijd minder strikt gehandhaafd. De controle verschoof van de deur naar de bar en het was aan de barmedewerkers om een inschatting van de leeftijd van de bezoeker te maken, alvorens aan die persoon alcohol werd verkocht. Volgens [bestuurder 1] paste het barpersoneel in ‘t Waeske die bewuste avond en nacht van 28 op 29 oktober 2016 de regels rondom het alcoholbeleid onvoldoende toe en heeft ’t Waeske daar steken laten vallen.
De penningmeester en vertegenwoordiger van de verdachte, [bestuurder 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat de baropbrengsten deel uitmaken van de inkomsten die ’t Waeske ontvangt.
De getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) heeft bij de politie verklaard dat hij op vrijdagavond 28 oktober 2016 als barvrijwilliger werkzaam was in ’t Waeske te Guttecoven. Hij heeft die avond aan een paar minderjarigen alcohol geschonken. Aan [naam 1] en haar vriendin [naam 2] , van wie hij weet dat zij 16 jaar zijn, heeft hij Hugo rosé wijn geschonken. Aan een vriend van hem, [naam 3] , die 17 jaar is, heeft [getuige 6] bier geschonken. De laatste die [getuige 6] zich kan herinneren aan wie hij bier heeft geschonken is een vriend van hem, [naam 4] , 17 jaar. Verder heeft hij nog aan mensen die hij alleen van gezicht kent, maar van wie hij weet dat ze jonger zijn dan 18 jaar, bier geschonken. [15]
De getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), geboren op [geboortedatum 1] , heeft bij de politie verklaard dat zij op vrijdag 28 oktober 2016 in ’t Waeske in Guttecoven alcohol heeft gedronken. Ze heeft een biertje gehad, dat ze zelf bij de bar heeft gehaald. Zij hoefde zich niet te legitimeren toen zij alcohol haalde. [16]
De getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), geboren op [geboortedatum 2] , heeft verklaard dat zij op 28 oktober 2016 in 't Waeske alcoholhoudende drank heeft gekocht, twee shotjes en drie halve liters bier, en dat haar door de barmedewerk(st)er toen niet is gevraagd om zich te legitimeren. Ook is haar toen niet naar haar leeftijd gevraagd. [17]
Overwegingen en conclusie rechtbank
De rechtbank acht op basis van verklaringen van [bestuurder 1] , [getuige 6] , [getuige 1] en [getuige 3] , wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bedrijfsmatig en anders dan om niet die bewuste nacht van 28 op 29 oktober 2016 aan personen jonger dan 18 jaar alcoholhoudende drank, namelijk bier en wijn, heeft verstrekt. Voor het verstrekken van Passoa heeft de rechtbank geen bewijs in het dossier aangetroffen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de nacht van 28 op 29 oktober 2016 te Guttecoven, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, dronken heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, in jongerensoos 't Waeske, meerdere glazen alcoholische drank aan genoemde [slachtoffer] verstrekt en meerdere glazen alcoholische drank aan bezoekers verstrekt welke bezoekers die alcoholische drank (onder meer) aan genoemde [slachtoffer] hebben gegeven en welke glazen alcoholische drank vervolgens door genoemde [slachtoffer] zijn leeggedronken, ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] dronken is geraakt, terwijl voornoemd feit de dood van genoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2.
in de nacht van 28 op 29 oktober 2016 te Guttecoven, bedrijfsmatig en anders dan om niet alcoholhoudende drank, te weten bier en wijn, heeft verstrekt aan personen, van wie niet was vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
een kind beneden de leeftijd van zestien jaren dronken maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, gepleegd door een rechtspersoon
Feit 2
overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 20, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, gepleegd door een rechtspersoon
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdediging heeft nog aangevoerd, gelet op de door haar ervaren tegenstrijdigheid in de tenlastelegging, dat - indien bewezen - feit 1 niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. Nu de rechtbank hiervoor reeds heeft geoordeeld dat geen sprake is van tegenstrijdigheid, is er ook geen reden om tot een ontslag van rechtsvervolging te komen omdat het bewezenverklaarde niet gekwalificeerd zou kunnen worden.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,00 met een proeftijd van 5 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van storting van € 10.000,00 ten gunste van de Stichting Jeugd en Alcohol.
De officier van justitie vordert voorts ten aanzien van feit 2, dit feit betreft een overtreding, oplegging van een geldboete van € 1.000,00. Tevens vordert hij voor dit feit een voorwaardelijke sluiting van ’t Waeske voor de duur van een half jaar, met een proeftijd van 5 jaar (de bijkomende straf van stillegging van een onderneming, zoals bedoeld in artikel 7 onder c WED) en openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak (artikel 7 onder g WED).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de eis van de officier van justitie te hoog is en verzoekt, indien de rechtbank het tenlastegelegde bewezen acht, om de verdachte een volledig voorwaardelijke straf op te leggen, dan wel een beperkte boete.
Volgens de verdediging dient bij de strafoplegging rekening gehouden te worden met de slechte financiële positie van de verdachte. De verdachte kan de gevorderde bedragen niet dragen. Oplegging kan volgens de verdediging leiden tot ernstige financiële problemen of zelfs tot faillissement. Tevens verzoekt de verdediging bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad van de verdachte en met de gevolgen die het bestuursrechtelijk optreden voor de verdachte heeft gehad.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 28 oktober 2016 gaat de 15-jarige [slachtoffer] voor het eerst naar een feest van de jongerenvereniging ’t Waeske. Hij zal daar z’n vriendinnetje ontmoeten en wil dan ook niet dat zijn ouders hem brengen. Afgesproken is dat [slachtoffer] om 02.00 uur thuis zal zijn. Als hij er om half drie nog niet is, gaan zijn ouders hem zoeken en blijven ze bellen naar zijn mobiele telefoon. Zonder resultaat. Als de telefoon van [slachtoffer] uiteindelijk wel wordt beantwoord is dit door een ambulancebroeder die de ouders meedeelt dat [slachtoffer] op de snelweg is aangereden door een auto en naar het ziekenhuis is gebracht. Als de ouders in het ziekenhuis aankomen, krijgen ze de mededeling die geen enkele ouder wil horen, namelijk dat hun zoon aan zijn verwondingen is overleden.
[slachtoffer] blijkt veel alcohol in zijn bloed te hebben. De artsen constateren een alcoholpromillage van 1,6. Dat is, zeker voor een jongen van 15, heel veel.
Als de jongeren worden ondervraagd die die avond in ’t Waeske aanwezig waren, blijkt dat [slachtoffer] daar stevig alcohol heeft ingenomen. Hij heeft volgens getuigen die avond wel 4 tot 5 halve liters bier gedronken en ook enkele shotjes. Hij was duidelijk dronken en heeft zelfs in ’t Waeske moeten overgeven.
Maar dit was toch een jongerenvereniging, daar zal toch wel op gelet zijn dat jongeren onder de 18 geen alcohol zouden drinken? Nee dus. Er was helemaal geen controle. Niemand van het aanwezige bestuur heeft die avond verhinderd of bemoeilijkt dat [slachtoffer] , 15 jaar, alcohol dronk. Evenmin heeft iemand van het bestuur zich erom bekommerd of [slachtoffer] wel veilig thuis zou komen, terwijl nota bene de voorzitter van de vereniging zelf heeft gezien dat [slachtoffer] moest overgeven en hem nog geholpen heeft om het te ruimen.
[slachtoffer] is enige tijd daarna alleen vertrokken. De rechtbank heeft hiervoor al de conclusie getrokken dat [slachtoffer] door het alcoholgebruik gedesoriënteerd is geraakt, lopend op de snelweg is beland en op de plek terecht is gekomen waar hij is aangereden. Dat dit zou kunnen gebeuren, was iets waar de jongerenvereniging rekening mee had moeten houden.
De jongerenvereniging is, vertegenwoordigd door dezelfde jonge bestuurders als in 2016, op de zitting verschenen. De rechtbank waardeert dat deze bestuurders die verantwoordelijkheid wel hebben genomen en ook dat zij in functie zijn gebleven en niet de verantwoordelijkheid voor deze gebeurtenis aan nieuwe bestuurders hebben overgedragen. Dit neemt echter niet weg dat de vereniging ernstig te kort is geschoten in de zorg en aandacht die zij is verschuldigd aan de doorgaans jonge doelgroep die ’t Waeske pleegt te bezoeken. Het ging daarbij niet om een incident. Verschillende minderjarigen hebben verklaard dat zij die avond zonder enige vorm van controle alcohol konden bestellen. ’t Waeske stond onder jongeren bekend als “the place to be”, dé plek waar je als minderjarige gewoon zonder problemen veel alcohol kon krijgen. Dit ondanks het feit dat de vereniging haar bestuursleden en barpersoneel het IVA certificaat liet halen en daarmee op de hoogte was van de wijze waarop verantwoord met het gebruik van alcohol omgegaan dient te worden.
De rechtbank houdt de jongerenvereniging dan ook verantwoordelijk voor de dood van [slachtoffer] en rekent haar zwaar aan dat niemand ervoor gezorgd heeft dat [slachtoffer] geen alcohol kon drinken én dat men, terwijl duidelijk was dat [slachtoffer] dronken was, er niet voor heeft gezorgd dat [slachtoffer] veilig thuis zou komen.
Dat is niet alleen wat ouders willen, maar ook wat de maatschappij verwacht en ook mag verwachten als minderjarige kinderen naar een dergelijke feestavond gaan. Dat de vereniging niet naar die norm heeft gehandeld is strafwaardig.
Namens de vereniging heeft de voorzitter toegegeven dat in de tijd rond de bewuste feestavond niet (goed) is gecontroleerd op alcoholgebruik door minderjarigen en dat naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer] het controlebeleid extra is aangescherpt en ook wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit niet het geval is.
Geen enkele straf die de rechtbank oplegt, kan ervoor zorgen dat de ouders van [slachtoffer] hun zoon weer terug krijgen. Deze gebeurtenis is onomkeerbaar en de gevolgen voor het gezin en de familie van [slachtoffer] zijn vreselijk. Uit de door de moeder op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring kwam intens verdriet naar voren en zij sprak verwijtende woorden richting de jongerenvereniging. Ook gaf zij aan dat ze hoopte dat zo iets nooit meer zou gebeuren.
Dat laatste is wat de rechtbank beoogt met de straf die zij zal opleggen. De vereniging is niet een rechtspersoon met winstoogmerk, maar uit de op de zitting getoonde cijfers bleek dat er wel sprake is van enig vermogen. Daarom zal de rechtbank als straf een geldboete opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijk deel is € 7.500,00 zodat ook daadwerkelijk gevoeld wordt dat men heel verkeerd heeft gehandeld. Het voorwaardelijk deel bepaalt de rechtbank ook op € 7.500,00 zodat men zich de komende drie jaar ervan bewust is dat men absoluut niet meer de fout in mag gaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat een geheel voorwaardelijke geldboete zou worden opgelegd met daaraan de bijzondere voorwaarde verbonden dat de vereniging een bedrag van €10.000,00 zou storten in de Stichting Jeugd en Alcohol, verwijzende naar artikel 14c, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Deze stichting houdt zich volgens haar website bezig met directe en indirecte schade van alcohol op het zich ontwikkelende kind. Deze schade voor kind, omgeving en samenleving wil de stichting vaststellen, onderzoeken en zo mogelijk voorkomen. Haar doel tracht de stichting te bereiken door activiteiten te stimuleren op het gebied van wetenschappelijk onderwijs, bewustwording en advisering, onderzoek en gezondheidszorg.
Op zichzelf begrijpt de rechtbank deze eis van de officier van justitie en zou zij hem ook passend vinden. De rechtbank kan deze eis echter niet volgen, omdat de wet bepaalt dat een dergelijke storting alleen kan plaatsvinden wanneer de ontvangende instelling zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen. Dit is niet het doel van de Stichting Jeugd en Alcohol.
Voor de overtreding van de Drank- en Horecawet zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gelboete van € 1.000,00 opleggen en daarnaast zal de rechtbank bepalen dat ’t Waeske voor zes maanden wordt gesloten als ze de komende drie jaar nog een keer de Drank- en Horecawet overtreden.
De openbaarmaking van het vonnis heeft naar het oordeel van de rechtbank geen toegevoegde waarde. De media zijn immers aanwezig geweest bij de zitting en bij de uitspraak en het vonnis wordt gepubliceerd op de website van de rechtspraak. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet volgend in dit deel van de eis.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24c, 51, 62, 91en 252 van het Wetboek van Strafrecht, op artikel 20 van de Drank- en Horecawet en op de artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
Feit 1
geldboete
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een geldboete van € 15.000,00 (vijftienduizend euro);
  • bepaalt dat een deel van deze geldboete, te weten € 7.500,00, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Feit 2
Geldboete
- veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro);

Stillegging onderneming

  • gelast de stillegging van de onderneming van de veroordeelde voor de tijd van zes (6) maanden;
  • bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 september 2018.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 oktober 2016 te Guttecoven, in elk
geval in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, dronken heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, in jongerensoos 't Waeske, meerdere glazen en/of flesjes (sterk) alcoholische drank aan genoemde [slachtoffer] verstrekt en/of meerdere glazen en/of flesjes (sterk) alcoholische drank aan (een) bezoeker(s) verstrekt welke bezoeker(s) die alcoholische drank (onder meer) aan genoemde [slachtoffer] heeft/hebben gegeven en welke glazen en/of flesjes (sterk) alcoholische drank vervolgens door genoemde [slachtoffer] zijn leeggedronken, althans
niet of onvoldoende belet dat genoemde [slachtoffer] (sterk) alcoholische drank heeft gedronken
ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] dronken is geraakt, terwijl voornoemd feit de dood van genoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
zij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 oktober 2016 te Guttecoven, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, bedrijfsmatig en/of anders dan om niet alcoholhoudende drank, te weten onder meer bier, wijn en Passoa, heeft verstrekt aan (een) perso(o)nen, van wie niet was vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar had(den) bereikt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer LB3R016281 2016198592, gesloten d.d. 19 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 308.
2.De akte van geboorte, aktenummer 101398.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [bestuurder 1] , pagina 47 van de doornummering.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [bestuurder 3] , pagina 32 van de doornummering.
5.Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood, pagina 294 van de doornummering en het uittreksel uit een overlijdensakte gemeente Maastricht, aktenummer 201407.
6.Het NFI-rapport van dr. M.J. Vincenten-Van Maanen, apotheker-toxicoloog, pagina’s 306 en 307 van de doornummering.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 113 tot en met 115 van de doornummering.
8.Het proces-verbaal van getuigenverhoor, blad 4 en blad 5.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, proces-verbaalnummer PL2300-2016198592-19, blad 2 en blad 3.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 139 van de doornummering.
11.Het proces-verbaal van getuigenverhoor, blad 6.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina’s 142 en 144 van de doornummering.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina’s 124 en 127 van de doornummering.
14.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 89 van de doornummering.
15.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina’s 186 en 187 van de doornummering.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina’s 138 en 139 van de doornummering.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 111 tot en met 113 van de doornummering.